ECLI:NL:RBDHA:2024:10418

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
5 juli 2024
Zaaknummer
09/857196-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord op echtgenoot met voorbedachte raad in hotel

Op 5 juli 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van poging tot moord op haar echtgenoot. De verdachte heeft op 11 augustus 2019, terwijl haar echtgenoot sliep in een hotelkamer in Voorburg, meerdere keren met een mes in zijn lichaam gestoken. De rechtbank oordeelt dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld, aangezien zij voorafgaand aan het steekincident twee messen in haar tas had gestopt en deze naar het hotel had meegenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk en met voorbedachte raad heeft geprobeerd haar echtgenoot van het leven te beroven, wat blijkt uit de aard van de verwondingen en de omstandigheden van het incident. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 jaar en 9 maanden en heeft de vordering tot schadevergoeding van het slachtoffer integraal toegewezen. De rechtbank heeft ook de psychische en fysieke gevolgen voor het slachtoffer in overweging genomen, evenals de impact van de daad op de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/857196-19
Datum uitspraak: 5 juli 2024
Verstek
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1980 te [woonplaats] , Verenigde Staten,
op dit moment zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 20 november 2019, 17 februari 2020, 26 maart 2020 (alle pro forma), 7 mei 2020 en 22 november 2023 (alle regie) en 21 juni 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B.A.C. Looijestijn.
[slachtoffer] , vertegenwoordigd door mr. M.P. de Klerk, advocaat, heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd en schadevergoeding gevorderd. Ter terechtzitting is het spreekrecht uitgeoefend.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 11 augustus 2019 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade, [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een mes meerdere malen die [slachtoffer] in zijn lichaam heeft gestoken en/of met een mes stekende en/of zwaaiende bewegingen in de richting van die [slachtoffer] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Inleiding
Op 11 augustus 2019 is de politie na een melding naar het Mövenpick hotel in Voorburg gegaan. Daar zou een steekpartij hebben plaatsgevonden. Ter plaatse troffen de verbalisanten een zwaargewonde man aan op de begane grond. Deze man bleek later [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) te zijn. De verbalisanten zagen dat de man onder het bloed zat en meerdere steek- en snijwonden had in zijn schouder, rechterbeen en handen. Het slachtoffer verklaarde dat hij was gestoken door zijn vrouw. Kort daarna werd de verdachte in kamer 717 van het hotel aangehouden.
Aan de verdachte wordt verweten dat zij opzettelijk, al dan niet met voorbedachte raad, het slachtoffer om het leven heeft geprobeerd te brengen.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat poging tot moord wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.3
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna in bijlage A de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden opgenomen.
3.4
Bewijsoverwegingen
3.4.1
Het incident
Gebeurtenissen in de aanloop naar 11 augustus 2019
De verdachte en het slachtoffer waren getrouwd. De verdachte woonde op Hawaii en het slachtoffer woonde in Nederland. Het huwelijk liep kennelijk niet zoals verwacht, wat voor de verdachte reden was om naar Nederland te komen om de relatie te bespreken en over een scheiding te praten. Dat ging met de nodige ruzies gepaard. Op 10 augustus 2019 hadden de verdachte en het slachtoffer een ruzie in de woning van het slachtoffer over een mogelijke verhouding van het slachtoffer met een ander. De verdachte sloeg het slachtoffer hierbij een blauw oog. Nadien zijn ze tezamen naar het Mövenpick hotel in Voorburg gegaan.
Het slachtoffer en de verdachte hebben vervolgens ieder een andere lezing gegeven van de gebeurtenissen vóór en tijdens het steekincident.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van het slachtoffer en steunbewijs
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van het slachtoffer authentiek, gedetailleerd en consistent zijn. Zij neemt daarbij het volgende in aanmerking. Direct na het incident op de hotelkamer heeft het zwaargewonde slachtoffer tegen getuige [getuige 1] en verbalisanten verklaard dat zijn vrouw hem in zijn slaap had neergestoken. Hij heeft daarna meerdere keren, ten overstaan van de politie en de rechter-commissaris, uitvoerig en nauwkeurig verklaard over de toedracht van het steekincident en het letsel, alsmede de posities waarin hij en de verdachte zich toen bevonden en hun precieze locaties in de hotelkamer. Naar het oordeel van de rechtbank vinden de verklaringen van het slachtoffer steun in andere bewijsmiddelen, in de eerste plaats de bevindingen van de politie over de aangetroffen situatie in de hotelkamer. Uit het proces-verbaal van bevindingen van 20 augustus 2019 (pagina 456 van het dossier) blijkt dat onder het kussen van de verdachte een foedraal van een mes lag, welke past bij het mes waarmee het slachtoffer is gestoken. Tevens lag er een dekbed op de grond waarin minimaal drie gaten zaten met scherpe randen. Het dekbed van de verdachte lag nog op haar bed, waardoor de rechtbank concludeert dat het eerdergenoemde dekbed het dekbed van het slachtoffer was. Dit komt overeen met de verklaring van het slachtoffer dat hij onder zijn dekbed is gaan liggen toen hij is gaan slapen en overeind is gekomen nadat hij gestoken was. Daar komt bij dat het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) bij het forensisch medisch onderzoek van 10 september 2020 heeft geconcludeerd dat de beschrijving van de toedracht van het geweldsincident door het slachtoffer de vastgestelde letsels bij hem goed kan verklaren.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de verklaringen van het slachtoffer betrouwbaar zijn en steun vindt in andere bewijsmiddelen.
Het alternatieve scenario van de verdachte
De verdachte heeft een alternatief scenario geschetst. De verdachte heeft verklaard dat zij door het slachtoffer met een mes is aangevallen, waarna zij zichzelf heeft verdedigd door te schoppen, bijten en hem een knietje te geven. Door het knietje liet het slachtoffer het mes los, waarna zij het mes kon pakken. In de worsteling is de verdachte gedraaid waarna zij het mes in zijn schouder heeft geboord. De overige verwondingen heeft het slachtoffer eveneens tijdens de worsteling opgelopen, aldus nog steeds de verdachte.
De rechtbank constateert dat de verklaringen van de verdachte op meerdere punten inconsistent en weinig gedetailleerd zijn. Daar komt bij dat bij de verdachte opmerkelijk genoeg geen letsels zijn vastgesteld. Verder heeft het NFI na forensisch medisch onderzoek geconcludeerd dat de beschrijvingen van de toedracht van het incident door de verdachte de vastgestelde letsels bij het slachtoffer niet kan verklaren, aangezien over het letsel bij de linkerschouder van het slachtoffer door de verdachte geen verklaring is afgelegd en het zeer onwaarschijnlijk is dat de vier snij/steekletsels in het rechterbeen van het slachtoffer zijn veroorzaakt door het optrekken van de rechterknie door het slachtoffer.
Gelet hierop gaat de rechtbank voorbij aan het door de verdachte geschetste alternatieve scenario nu dit in tegenspraak is met de verklaringen van het slachtoffer, die de rechtbank betrouwbaar acht en die, in tegenstelling tot de verklaringen van de verdachte, steun vindt in andere bewijsmiddelen.
Tussenconclusie
De rechtbank acht op grond van het voorgaande bewezen dat de verdachte met een mes meerdere malen in het lichaam van het slachtoffer heeft gestoken en met een mes stekende en zwaaiende bewegingen in de richting van het slachtoffer heeft gemaakt.
3.4.2
Opzet
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de verdachte opzet had op de dood van het slachtoffer. Opzet op de dood kan worden aangenomen als (minstens) sprake is van voorwaardelijk opzet. Voorwaardelijk opzet is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat een slachtoffer zou komen te overlijden als gevolg van haar gedragingen. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten, of anders gezegd om een in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte het slachtoffer met een mes in zijn linkerschouder, rechterhand en rechterbeen heeft gestoken. Hierbij zijn spieren, pezen, zenuwen en bloedvaten doorgesneden. Naar algemene ervaringsregels had dit tot de dood van het slachtoffer kunnen leiden, doordat zich in de borst- en halsstreek vitale organen en (slag)aders bevinden. Ook het snijden/steken in de hand en het been had (al dan niet in combinatie met de andere bloedingen) tot een levensbedreigende situatie kunnen leiden. Indien de verdachte het slachtoffer net even anders had geraakt, hadden de gevolgen fataal kunnen zijn. Daarnaast moet de verdachte met enige kracht hebben gestoken; het mes heeft immers door de grote borstspier gesneden en er is daar een grote steekwond ontstaan. De rechtbank is daarom van oordeel dat het opzet van de verdachte door het steken van het slachtoffer in de schouder (tenminste) in voorwaardelijke zin was gericht op de dood van het slachtoffer.
3.4.3
Voorbedachte raad
Voorts dient de rechtbank te beoordelen of sprake is geweest van voorbedachte raad. De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en zij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat zij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van haar voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
Voor de bewezenverklaring van voorbedachte raad acht de rechtbank in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
De dag voor het steekincident hadden de verdachte en het slachtoffer ruzie in de woning van het slachtoffer. Nadien had de verdachte volgens het slachtoffer zijn Glock mes vast en zij voelde aan het mes, waarbij ze zichzelf had gesneden. De verdachte zei dat ze wilde weten of het mes scherp was. Getuige [getuige 2] heeft eveneens verklaard dat de verdachte zich had gesneden aan het mes in de kamer van het slachtoffer. Daarnaast blijkt uit de opname van het gesprek in het hotel tussen de verdachte en het slachtoffer voorafgaand aan het steekincident dat het slachtoffer de verdachte erop aan heeft gesproken dat zij op zijn kamer naar het mes keek. Uit de verklaringen van het slachtoffer blijkt dat de verdachte twee messen in haar tas heeft gestopt, waaronder het Glock mes, en mee heeft genomen naar het hotel.
De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de verdachte het besluit om het slachtoffer van het leven te beroven al had genomen toen zij de messen in haar tas stopte, voordat zij samen met het slachtoffer naar het hotel vertrok. Vervolgens heeft zij, nadat het slachtoffer het Glock mes in de hotelkamer in haar tas had gevonden en in zijn eigen tas had gedaan, moedwillig gezocht naar het mes, deze uit zijn tas gepakt en onder haar kussen gelegd. Uit deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat de verdachte het vooropgezette plan had om het slachtoffer van het leven te beroven. De verdachte heeft voorts voldoende tijd gehad om zich te beraden op het genomen besluit. Zij heeft immers rustig gewacht, nadat de gemoederen rondom hun woordenwisseling tot bedaren waren gekomen, tot het slachtoffer in slaap gevallen was voordat zij aan haar plan uitvoering gaf. Van enige ogenblikkelijke gemoedsopwelling bij de verdachte is niet gebleken.
Nu van contra-indicaties niet is gebleken, leidt de rechtbank hieruit af dat de verdachte handelde met voorbedachte raad en niet in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.
Conclusie
Op basis van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot moord op [slachtoffer] .
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
zij op 11 augustus 2019 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een mes meerdere malen die [slachtoffer] in zijn lichaam heeft gestoken en met een mes stekende en zwaaiende bewegingen in de richting van die [slachtoffer] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaar en 9 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot moord op haar man door hem in zijn schouder, rechterbeen en handen te steken. De verdachte heeft aldus handelend geprobeerd aan het slachtoffer zijn meest fundamentele recht, het recht op leven, te ontnemen. De planmatigheid en koelbloedigheid waarmee de verdachte het slachtoffer in zijn slaap heeft gestoken, is uitermate schokkend. Als door een gelukkig toeval is het slachtoffer tijdig wakker geworden en is dodelijk letsel hem bespaard gebleven. Wel ondervindt het slachtoffer tot op de dag van vandaag enorme psychische en fysieke gevolgen, zoals onder meer blijkt uit zijn toelichting ter terechtzitting. Het slachtoffer is gediagnosticeerd met PTSS en ondervindt in zijn dagelijkse leven ernstige fysieke problemen als gevolg van het letsel. Hij is volledig arbeidsongeschikt verklaard en zal nooit meer volledig herstellen. Daarnaast heeft de verdachte met haar handelen de samenleving als geheel geschokt. Het personeel en de gasten van het hotel zijn geconfronteerd geweest met de bloederige gevolgen van de steekpartij. Het handelen van de verdachte zal bij hen, maar ook bij anderen die daarvan op de hoogte zijn geraakt, gevoelens van angst en onveiligheid hebben veroorzaakt. Ook in algemene zin brengt een steekpartij – ook als deze geen dodelijke afloop kent – voor het grote publiek dat gevoel van onveiligheid met zich mee.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 17 mei 2024 waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen. Daarentegen heeft de verdachte in onderhavige zaak geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor haar daad. Ze heeft zich niets aangetrokken van de schorsingsvoorwaarden en houdt zich – waarschijnlijk in het buitenland – verborgen voor politie en justitie in Nederland. Dat rekent de rechtbank haar in hoge mate aan.
De straf
Moord behoort tot de zwaarste categorie strafbare feiten die de wet kent. De wetgever heeft voor moord als maximumstraf levenslange gevangenisstraf vastgesteld of een tijdelijke gevangenisstraf van dertig jaren. Binnen de rechtspraak bestaan voor dit delict geen landelijke oriëntatiepunten. Hoewel de rechtbank zich realiseert dat iedere zaak uniek is en het slechts tot op zekere hoogte mogelijk is om te vergelijken met andere zaken, blijkt uit het kennisneming van beslissingen omtrent straffen van recente rechterlijke uitspraken dat doorgaans voor een enkelvoudige moord een gevangenisstraf wordt opgelegd tussen de achttien en tweeëntwintig jaren. Daarbij lijkt een verschil te ontwaren indien het een moord in relationele sfeer betreft – zoals in de onderhavige zaak het geval – waarbij een gevangenisstraf van tussen de veertien en achttien jaren lijkt te worden opgelegd. De rechtbank zal dit dan ook als uitgangspunt nemen.
Voor poging tot moord is het strafmaximum vastgesteld op twee derde van de straf op moord, dus op twintig jaren. Uitgaande van het hiervoor genoemde uitgangspunt voor een moord in de relationele sfeer (veertien tot achttien jaren) is het uitgangspunt voor een poging daartoe twee derde daarvan, te weten (afgerond naar beneden) negen tot twaalf jaren.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank tevens gelet op het feit dat de verdachte op grond van artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) het recht heeft om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen haar ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Het eerste verhoor van de verdachte door de politie heeft niet steeds als zodanige handeling te gelden. Wel dienen de inverzekeringstelling van de verdachte en de betekening van de dagvaarding als een zodanige handeling te worden aangemerkt. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte of haar advocaat op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Overschrijding van de redelijke termijn wordt in beginsel gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. Na afweging van alle daartoe in aanmerking te nemen belangen – waaronder de mate van overschrijding van de redelijke termijn – kan echter in bepaalde gevallen worden volstaan met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op art. 6, eerste lid, EVRM.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak het volgende.
De verdachte is op 11 augustus 2019 in verzekering gesteld en is op 27 maart 2020 geschorst wegens de bijzondere situatie die was ontstaan rond de uitbraak van het coronavirus. Er werd van uitgegaan dat de in de zaak van de verdachte voorziene onderzoekshandelingen (zoals getuigenverhoren en een reconstructie) voor onbepaalde tijd zouden worden uitgesteld, waardoor het uitzicht op een inhoudelijke behandeling van de zaak onzeker was. De verdachte heeft echter vervolgens, na haar schorsing, geen medewerking verleend aan de reconstructie en heeft zich niet gehouden aan haar schorsingsvoorwaarden, onder meer door Nederland te ontvluchten. Een belangrijk deel van de overschrijding van de redelijke termijn is dus aan haarzelf te wijten en komt om die reden voor haar rekening. De rechtbank is daarom van oordeel dat de overschrijding slechts een beperkte matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur, passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank overweegt dat is komen vast te staan dat de verdachte zich niet heeft gehouden aan de gestelde voorwaarden in de beslissing tot schorsing van de voorlopige hechtenis van 26 maart 2020, en dan met name de voorwaarden dat zij aanwezig zal zijn bij de behandeling van haar strafzaak en zal verschijnen op oproepingen van de officier van justitie, de rechtercommissaris voor strafzaken, de politie, of een aangewezen deskundige. De rechtbank zal het door deze rechtbank gegeven bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte dan ook opheffen.

7.De vordering van de benadeelde partij

7.1
De vordering
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding van € 386.554,38, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 340.743,38 aan materiële schade en € 45.811,00 aan immateriële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering is door of namens de verdachte niet betwist en door en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering integraal toewijzen.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 11 augustus 2019, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en zij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 386.554,38, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 11 augustus 2019 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 36 f, 45 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9. De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
poging tot moord;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) jaren en 9 (negen) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis;
de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van
€ 386.554,38, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 11 augustus 2019 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeven van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden.
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 386.554,38,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 11 augustus 2019 tot aan de datum waarop dit bedrag volledig is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op haar kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 360 dagen;
bepaalt dat het toepassen van gijzeling de verdachte niet ontslaat van haar betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.H.J. Zevenhuijzen, voorzitter,
mr. M.L. Harmsen, rechter,
mr. L.E. van Zijl, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R. Ringeling, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 juli 2024.
Bijlage A: Bewijsmiddelenoverzicht
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer
PL1500-2019223843, van de politie eenheid Den Haag, district Zoetermeer, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 579).

1. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] , opgemaakt op 5 augustus 2020, voor zover inhoudende:

U zegt mij dat ik word gehoord in de strafzaak tegen [de verdachte] .
U vraagt mij wanneer ik heb ontdekt dat er messen waren meegegaan naar het hotel. Toen wij in de kamer waren en ik zei dat ik allereerst mijn sleutels terug wilde, ging ik zoeken in haar koffers. Zij deed moeilijk over een zwarte tas. Ik keek in die tas en ik zag twee messen. Zij had één van die messen eerder in mijn kamer in haar handen. U vraagt mij of ik mij kan herinneren wanneer ik het Glock mes in de foedraal voor het laatst heb gezien. Ik heb dat mes gevonden in die tas van haar. Ik had dat mes in mijn tas gedaan.
U houdt mij voor dat ik heb verklaard dat [de verdachte] plots naast mijn bed stond. Ik ben op een gegeven moment gaan slapen. Ik ben toen wakker geworden en ik lag op mijn rug. Er stond iemand links van het bed. Haar arm kwam omhoog. Ik dacht dat zij mij wilde slaan. Ik draaide naar rechts en toen raakte zij mij in mijn schouder. Zij raakte mij in mijn linkerborst. Haar hand ging weer omhoog en kwam weer naar beneden. Ik bewoog mijn handen omhoog en ik blokkeerde haar meshand. Ik had zoveel adrenaline of schrik door die eerste steek dat ik daardoor omhoog vloog. Ik probeerde haar toen weg te duwen. Ik wilde meteen naar de deur vluchten, want mijn bed lag het dichtstbij de deur. Ik bewoog mij opzij om over het bed te kruipen, maar ik duwde haar blijkbaar niet ver genoeg. Zij kwam meteen terug en ik voelde iets van een steek of pijn in mijn rechteronderbeen. Ik voelde nog meer steken. Ik bevond mij nog half op het bed. Ik was bang dat zij mij in mijn rug zou steken, dus ik liet mijzelf vallen en ik draaide mij om. Zij kwam naar mij toe. Ze stak toen weer. Ik kwam omhoog. Door haar kracht en voorwaartse beweging en omdat ik onder lag en daardoor niet veel meer kon doen dan omhoog komen, raakte zij mij net met het puntje in mijn buik. Ik kon net genoeg kracht zetten om ervoor te zorgen dat het mes niet verder erin ging. Zij kwam naar beneden met die steek en ik heb blijkbaar iets gedaan met mijn handen om haar vast te pakken. Ik lag half op het bed met mijn billen. Toen ik omhoog kwam, merkte ik in één keer dat ik helemaal geen kracht had in mijn rechterbeen en mijn borst. Ik strompelde voorwaarts. Haar bed was een stukje daar vandaan, maar nog steeds dichtbij. Wij gingen naar voren en wij vielen op haar bed. Zij viel op haar rug en ik viel voorover. Zij lag met haar onderrug of billen half uit het bed en met haar bovenlijf lag zij op het bed. Ik lag er recht bovenop om haar meshand en haar andere hand te controleren. Omdat ik haar beide armen vasthad, kon zij niet zoveel doen. Zij had het mes in haar linkerhand vast. Dat mes was vrij lang en zij bewoog de hele tijd met dat mes en daarbij heeft zij mij in mijn rechterhand geraakt. Ik ben 11 keer gesneden in mijn rechterhand. Op het moment dat ik haar even losliet, trok ze haar hand los en begon ze weer bewegingen te maken. Met mijn linkerhand heb ik haar pols of hand met het mes beetgepakt en met mijn rechterhand heb ik het blad van het mes gepakt. Dat lukte en het mes ging uit haar handen. Het mes viel als het ware naast haar en ik heb het mes gepakt.

2. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer] , opgemaakt op 4 november 2019, voor zover inhoudende (p. 397-405 en bijlage p. 409-418):

A: Toen ik terug binnen kwam in de kamer van mijn huis, zag ik dat [de verdachte] het mes, waarmee is gestoken, vast had. Ze had het mes vast en voelde eraan.
V: Wat deed zij met het mes?
A: Het leek of ze aan het lemmet voelde. Ze was er met twee handen mee bezig. Ik zag wat bloed bij een van haar vingers. Ik zag wel dat zij een klein sneetje in haar hand had. Ik vroeg mij af of zij zich per ongeluk had gesneden. Zij zei mij dat zij wilde weten of het mes scherp was.
V: Wat is er met het mes gebeurd?
A: Dat weet ik niet. Zij had het mes in ieder geval niet meer in haar handen toen we weggingen.
Foto 27.
V: Herken je dit?
A: Ja, dat herken ik. Ik zie twee bedden. Het linker bed waar ik sliep en het rechter bed waar Mitra sliep. Ik zie de deken waar ik onder lag op de grond liggen. Tussen de bedden in. Het laken onder het bloed. Daar lag ik onder.
Foto 29, 35 en 36.
V: Herken je daar wat van?
A: Dat is het foedraal van het Glock mes. Dit is het bed waar zij op sliep. Dit is haar bed.
V: Bij het optillen van het kussen, zagen wij dit?
A Ja, dat foedraal hoort om het Glock mes thuis. Dat mes zat met foedraal in mijn tas, nadat ik het uit haar zwarte tas heb gehaald.
V: Waarom werd er gekozen voor het hotel in Voorburg?
A: Omdat dat het dichtstbijzijnde hotel is.

3. Het geschrift te weten Geneeskundige verklaring, opgemaakt op 13 augustus 2019, voor zover inhoudende (p. 296):

A. Uitwendig waargenomen letsel:
- 4 x steekverwonding rechterbeen met peesletsel
- afweerwonden rechterhand, multipele laceraties, alsmede peesletsel
- steekverwonding linkerschouder met doorsnijden spierbuik grote borstspier
- kleine laceraties, ter hoogte van het borstbeen, oppervlakkig, 1 cm
Sprake van uitwending bloedverlies: Ja
ernstig? Ja
shock? Ja
E. Overige van belang zijnde informatie (operaties, blijvend letsel ed)
Operatie 11-08-2019:
- hechten spierbuik grote borstspier
- hechten spieren + pezen rechterbeen x4
- hechten tweetal pezen rechterhand
geschatte duur van de genezing:
4-6 weken gips, aantal maanden herstel met fysiotherapie

4. Het geschrift te weten Geneeskundige verklaring, opgemaakt op 7 november 2019, voor zover inhoudende (p. 444):

A. Uitwendig waargenomen letsel:
Verwonding bij het linker sleutelbeen
Verwonding ringvinger, middelvinger rechts
Verwonding onder en bovenbeen rechts
Sprake van uitwending bloedverlies Ja
ernstig? Ja
shock? Ja
E. Overige van belang zijnde informatie (operaties, blijvend letsel ed)
Operaties 11-08-2019:
- letsel li borstspier
- buigpeesletsel ringvinger rechts
- strekpeesletsel middelvinger rechts
- letsel alle voetheffers rechter onderbeen
- letsel gevoelszenuw rechter onderbeen
F. Geschatte duur van de genezing:
1. jaar: met mogelijk rest schade functie

5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 15 oktober 2019, voor zover inhoudende (p. 300-311)

Op last van de officier van justitie is er een image gemaakt van de in beslag genomen telefoon van [slachtoffer] . Op de telefoon bleek ook een opname te zijn van een gesprek. Volgens [slachtoffer] en diens advocaat mr. S. van der Eijk betreft dit een gesprek tussen [slachtoffer] en de verdachte [de verdachte] . Dit is een gesprek in de Engelse taal. Dit gesprek is vertaald door de beëdigde tolk Engels met RBTV nummer 663
NN Man: "Was dat ook toen je mij stompte, hi, hi ?"
NN Vrouw: "Nee, ik ....ik wilde je nog meer stompen"
NN Man: "Ja, dat zag ik, ik zag dat je zelfs naar het mes keek"
NN Vrouw: "Welk mes?"
NN Man: "Dat mes lag in de ... ik zag je naar dat mes kijken, oké"

6. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , opgemaakt op 13 augustus 2019, voor zover inhoudende (p. 151):

Zij zou zich hebben gesneden aan een mes welke in zijn kamer lag. Ze gedroeg zich een beetje als een kind wat pijn heeft maar er was dus eigenlijk niks te zien.

7. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , opgemaakt op 11 augustus 2019, voor zover inhoudende (p. 136-137):

Ik werk als nachtreceptionist in hotel Den Haag/Voorburg. Op de begane grond stapte ik uit. Ik zag een man die onder het bloed zat.
Ik hoorde de man in het Nederlands tegen mij zeggen, "ze komt er aan, ze gaat me dood maken". De man met het mes was nog in paniek. Ik hoorde hem zeggen dat hij was neergestoken in zijn slaap door zijn vrouw.

8. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 11 augustus 2019, voor zover inhoudende (p. 82 en bijlage p. 84 t/m 94):

Op 11 augustus 2019 omstreeks 02:41 uur kregen we het verzoek van de meldkamer om te gaan naar hotel Movenpick gelegen aan het [adres] te Voorburg. Ik zag dat er op de bank, links van de entree, een man lag. Ik hoorde dat de man tegen mij zei dat zijn vrouw hem had proberen te vermoorden. Ik zag dat er ter hoogte van zijn enkel een diepe snee zat. Ik zag dat ik door de wond heen het bot van het slachtoffer zag. Ik zag dat er in de schouder van de man een diepe wond zat van ongeveer 4 a 5 centimeter lang. Ik zag dat er wat vlees uit de wond stak. Ik keek naar de handen van de man. Ik zag dat er op zowel de linker- als de rechterhand meerdere diepe snijwonden zaten.

9. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 11 augustus 2019, voor zover inhoudende (p. 95):

Op zondag 11 augustus 2019 omstreeks 02:50 uur kwamen wij ter plaatse en liepen via
de hoofdingang van het hotel naar binnen. Ik zag dat daar een man op een bank lag waar twee collega's bij stonden. Later in het ziekenhuis bleek dit te zijn [slachtoffer] geboren [geboortedag 2] -1988. Ik zag dat het mes ongeveer 20 meter van [slachtoffer] af lag op het moment dat hij op de bank lag.

10. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 20 augustus 2019, voor zover inhoudende (p. 454-456 en bijlage p. 521-546):

Op zondag 11 augustus 2019 om 04:07 uur kwamen wij, naar aanleiding van een poging tot doodslag/moord, voor een forensisch onderzoek aan op de locatie [adres] , [postcode] Voorburg, binnen de gemeente Leidschendam-Voorburg.
Onderzoek kamer [kamernummer]
Bij binnenkomst in de kamer zagen wij dat er bloed lag of was op:
- de vloer voor de wastafel;
- de binnenzijde van de kamerdeur;
- de muur rechts en links naast de deur;
- op de overgang van vloerbedekking tussen hal en kamer (tegels en vloerbedekking);
- op de vloerbedekking voor de kast met televisie;
- tussen de bedden op de vloer;
- op het bed links aan de rechterzijde op het onderlaken;
- op het bed rechts aan de linkerzijde op het onderlaken;
- op beide dekbedden (foto 59 t/m 74)
Op het rechter bed, aan de zijde van het raam, zagen wij onder het kussen naast een tweede
gsm een foedraal liggen van het merk Glock. Het merk kwam overeen met het merk van het
aangetroffen mes in de lobby. (foto 76 t/m 79)
De dekbedden werden door ons onderzocht op mogelijke sporen. Wij zagen dat in het
dekbed, wat op de vloer lag tussen de bedden in, een aantal, minimaal drie gaten zaten met scherpe randen. Wij zagen dat bij het gat dicht bij de rand van het dekbed was de veren van het dekbed, uit het gat staken. De gaten die wij zagen bevonden zich allemaal aan de open zijde van het dekbed en in een gebied van het dekbed wat geheel was bebloed, (foto 82, 83 en 84).

11. Het geschrift, te weten het rapport van het Forensisch-medisch onderzoek betreffende de heer [slachtoffer] van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt op 10 september 2020, voor zover inhoudende:

Uit onderzoek van de beschikbare foto's en het medisch dossier blijken meerdere snij/steekletsels bij de heer [slachtoffer] . De snij/steekletsels van de heer [slachtoffer] zijn veroorzaakt door snijden en/of steken met een scherprandig voorwerp zoals een scherprandig mes.
Ad Ia:
De snij/steekletsels van de heer [slachtoffer] kunnen zijn veroorzaakt volgens de
door [slachtoffer] beschreven toedracht.
In de onderhavige casus waren er snij/steekletsels aan de voorzijde van de linkerschouder (nabij het sleutelbeen), de rechterhand en het rechterbeen. Hierbij was sprake van klievingen van spieren, pezen, zenuwen en bloedvaten. Borst- en buikholte waren hierbij niet geperforeerd geraakt. In de beschreven omstandigheden werd het risico voor de gezondheidstoestand vrijwel uitsluitend gevormd door het opgetreden grote bloedverlies. Kort na arriveren in het ziekenhuis leidde dit tot dreigende shock, hetgeen door direct medisch ingrijpen (het toedienen van vocht per infuus) adequaat werd behandeld. Zoals zichtbaar op de foto's van de plaats-delict, heeft het slachtoffer aldaar veel bloed verloren. Doordat de plaats-delict zich in een hotel bevond, kon door die omstandigheid snel medische hulp worden ingeroepen door het aanwezige hotelpersoneel. Een en ander impliceert dat de mogelijkheid voor betrokkene om zich snel onder medische behandeling te kunnen stellen juist voldoende was om een levensbedreigende toestand te voorkomen (verbloedingsshock).
De risico's voor de gezondheidstoestand bij perforerende letsels in omgevende lichaamsdelen/organen.
Perforaties aan de voorzijde van de linkerschouder nabij het sleutelbeen:
Bloedvatletsels.
Dicht onder het sleutelbeen bevinden zich grote bloedvaten (zoals bijvoorbeeld de ondersleutelbeenslagader en -ader, en de boog van de lichaamsslagader (aorta). Voorts bevinden zich de linker halsslagader en halsaders in de nabijheid (zie afbeelding l). Door perforatie van een dergelijk bloedvat kan binnen korte tijd ernstig (vaak fataal verlopend) bloedverlies optreden, tenzij binnen zeer korte tijd adequate medische hulp kan worden toegepast. Door perforatie kan groot bloedverlies optreden waardoor de bloedcirculatie bedreigd kan raken. Voorts heeft bloedophoping in de borstholte een ruimte-innemende werking, waardoor de longfunctie beperkt wordt
Klaplong (pneumothorax).
Dicht onder het sleutelbeen bevindt zich de top van de linkerborstholte en de linkerlong (zie afbeelding l). Bij perforatie van de borstholte kan het vacuüm tussen de longvliezen worden opgeheven en treedt een klaplong op, hetgeen ernstige ademnood en verstikking tot gevolg kan hebben. Indien daarbij ook perforatie van de long wordt veroorzaakt, kan bloeding en toename van de klaplong optreden.
Perforaties nabij de handen.
Aan de buigzijde van de onderarmen bevinden zich bij de pols twee polsslagaders. Door perforatie kan hierdoor slagaderlijk bloedverlies optreden, waardoor in korte tijd een groot bloedvolume verloren kan worden, hetgeen (al dan niet in combinatie met de andere bloedingen) kan leiden tot een levensbedreigende situatie.
Perforaties in het rechterbeen.
Bij perforaties van bloedvaten in het been kan ernstig (cq. Fataal) bloedverlies optreden, bijvoorbeeld bij perforatie van bloedvaten in de lies en de knieholte, maar ook bij perforatie van één of meer oppervlakkig gelegen aders. Al dan niet in combinatie met andere bloedingen kan hierdoor een levensbedreigende situatie ontstaan.
Ad vraag 4: Welke beschrijving van de toedracht kan het ontstaan van de vastgestelde letsels het beste verklaren?
De beschrijving van de toedracht van het geweldsincident door [slachtoffer] kan de vastgestelde letsels bij [slachtoffer] goed verklaren.

12. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [de verdachte] , opgemaakt op 11 augustus 2019, voor zover inhoudende (p. 30-40):

Er waren twee bedden in de kamer. Ik lag op het bed die vlak bij het raam staat.