ECLI:NL:RBDHA:2024:10414
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak
Op 5 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een verzoeker en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening tegen de afwijzing van de aanvraag van de verzoeker, die eerder op 12 februari 2024 door de staatssecretaris was afgewezen. De voorzieningenrechter heeft in deze uitspraak geoordeeld dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, wat betekent dat het verzoek niet inhoudelijk beoordeeld wordt. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat er geen beroepsprocedure loopt tegen het besluit op bezwaar van de verzoeker. De voorzieningenrechter heeft de uitspraak zonder zitting gedaan, zoals toegestaan door artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, in aanwezigheid van griffier C. van der Bijl, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.