Overwegingen
1.
Eiser heeft bij de aanmelding voor de asielprocedure in Nederland gesteld van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum 1] 1994. Voorafgaand aan het gehoor voor de maatregel van bewaring en ook ter zitting stelt eiser dat zijn naam [naam] is, hij de Libische nationaliteit heeft en is geboren op [geboortedatum 2] 1995. Deze laatste gegevens heeft eiser ook opgegeven in Duitsland.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106
van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. Eiser voert aan dat uit het dossier niet blijkt dat hij tijdig is overgebracht vanuit de politiecel naar het Detentiecentrum Rotterdam (DCR). Eiser stelt dat er als bewijs daarvan een document had moeten worden toegevoegd aan het dossier, en dat de staatssecretaris niet kan volstaan met het noemen van een tijdstip op de zitting of in de aanbiedingsbrief.
4. De rechtbank overweegt als volgt. De gemachtigde van de staatssecretaris heeft ter zitting toegelicht dat uit het systeem van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) blijkt dat eiser op 3 juni om 11:19 uur is geplaatst in het DCR. Dat is een notitie in het systeem, en dus geen document dat aan het dossier kan worden toegevoegd. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de juistheid van die notitie te twijfelen. De rechtbank gaat ervan uit dat eiser tijdig is overgebracht, en niet langer dan 24 uur in een politiecel heeft verbleven, aangezien de maatregel van bewaring op 2 juni om 13.00 uur is opgelegd. De staatssecretaris hoefde de tijdige overbrenging niet nog op een andere manier met een document te onderbouwen. De beroepsgrond slaagt niet.
De informatieplicht uit artikel 5.3 van het Vb
5. Eiser voert aan dat bij de uitreiking van de maatregel geen schriftelijke toelichting is gegeven als bedoeld in artikel 5.3 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). Eiser stelt dat er dus sprake is van een gebrek, en dat de belangenafweging in zijn voordeel moet uitvallen, omdat de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) over de informatieplicht dateert van 15 november 20231 en de staatssecretaris niet kan toelichten waarom hier nog altijd niet aan wordt voldaan. Ook stelt de staatssecretaris ter zitting dat er in sommige zaken wel aan wordt voldaan en in andere niet. Er is dus sprake van willekeur.
6. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris aan eiser bij het uitreiken van het bestreden besluit ook een informatiefolder “Waarom u in bewaring bent gesteld” in het Arabisch heeft verstrekt. Dat blijkt uit de maatregel van bewaring. Uit openbare bron2 is de rechtbank bekend dat in deze folder geen melding is gemaakt van de gronden van de maatregel van bewaring en ook niet van de mogelijkheid om consulaire bijstand te vragen. In zoverre heeft de staatssecretaris dus niet voldaan aan het vereiste dat eiser hieromtrent door middel van een schriftelijk stuk, in een taal die hij verstaat, in kennis wordt gesteld. Dit gebrek leidt niet onmiddellijk tot onrechtmatigheid van de opgelegde maatregel, maar tot een belangenafweging. Deze belangenafweging valt in het voordeel van de staatssecretaris uit. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
7. Voorafgaande aan het opleggen van de maatregel van bewaring heeft eiser aangegeven dat hij geen consulaire bijstand wilde ontvangen. Door de omstandigheid dat hij hieromtrent niet schriftelijk in een taal die hij verstaat in kennis is gesteld, is hij dus niet in zijn belang geschaad. Zijn belang is ook niet geschaad door de omstandigheid dat hij niet schriftelijk in een taal die hij verstaat is geïnformeerd over de gronden van de maatregel van
2 www.dienstterugkeerenvertrek.nl.
bewaring. In het gehoor voorafgaand aan de bewaring heeft de staatssecretaris eiser namelijk mondeling, in het bijzijn van een tolk, over deze gronden geïnformeerd. Eiser kon dus weten om welke redenen hij in bewaring werd gesteld. In de omstandigheid dat de Afdeling zich op 15 november 2023 heeft uitgesproken over de informatieplicht en de staatssecretaris daar nog altijd niet aan voldoet, ziet de rechtbank geen aanleiding om de belangenafweging in het voordeel van eiser te laten uitvallen. De beroepsgrond slaagt niet.
De gronden van de maatregel van bewaring
8. In de maatregel van bewaring heeft de staatssecretaris overwogen dat de bewaring noodzakelijk was met het oog op de vaststelling van de identiteit of nationaliteit van eiser en met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor beoordeling van een asielaanvraag. De staatssecretaris heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat; en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
9. De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden niet heeft betwist. De rechtbank is van oordeel dat de gronden en de motivering daarvan de maatregel van bewaring konden dragen.
10. Eiser stelt dat bij de motivering van het lichter middel onterecht is opgemerkt dat hij de asielaanvraag enkel heeft ingediend om het terugkeerproces te frustreren. Eiser voert daartoe aan dat er geen asielgehoor heeft plaatsgevonden waarin de staatssecretaris gevraagd heeft wat de asielgronden zijn. Eiser is van mening dat als de staatssecretaris niet weet wat de asielgronden zijn hij ook niet kan beoordelen of er sprake is van een serieuze aanvraag of een aanvraag om het proces te frustreren. Volgens eiser is er sprake van een onzorgvuldige belangenafweging en had er kunnen worden volstaan met een lichter middel.
11. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd dat niet kon worden volstaan met een lichter middel. Uit de gronden van de maatregel van bewaring blijkt het risico op onttrekking. Gelet op het gedrag van eiser in het verleden mag de staatssecretaris het vermoeden uitspreken dat de asielaanvraag enkel is ingediend om het terugkeerproces te frustreren. Eiser is in het verleden met onbekende bestemming vertrokken, heeft geen melding gemaakt van zijn onrechtmatige verblijf en heeft op 2 januari 2024 een terugkeerbesluit ontvangen waar hij geen gehoor aan heeft gegeven. Een
lichter middel bood dus onvoldoende garantie dat eiser zich tijdens de asielprocedure niet (weer) aan het toezicht zou onttrekken. De beroepsgrond slaagt niet.
12. De rechtbank moet ook ambtshalve toetsen of de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. Op grond van de stukken en wat op de zitting is besproken, is de rechtbank van oordeel dat dit niet het geval is.
13. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.