ECLI:NL:RBDHA:2024:10383

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2024
Publicatiedatum
5 juli 2024
Zaaknummer
NL24.18272
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel en de gevolgen van de opvangsituatie in België

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 4 juli 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel beoordeeld. Eiser, een Iraakse nationaliteit, heeft zijn aanvraag ingediend, maar deze is door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, waarbij België als verantwoordelijk land werd aangewezen. Eiser betoogt dat de detentie- en leefomstandigheden in België in strijd zijn met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU-Handvest, en dat de Belgische autoriteiten niet adequaat zorgdragen voor asielzoekers. De rechtbank constateert dat de staatssecretaris in strijd met de Algemene wet bestuursrecht heeft gehandeld door het bestreden besluit niet zorgvuldig voor te bereiden en onvoldoende te motiveren. De rechtbank wijst erop dat de situatie in België, met een toenemend aantal asielzoekers op de wachtlijst en een tekort aan opvangplaatsen, niet kan worden genegeerd. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet zonder nader onderzoek kon concluderen dat eiser niet in een toestand van materiële deprivatie zou terechtkomen. Het beroep van eiser wordt gegrond verklaard, het bestreden besluit wordt vernietigd, en de staatssecretaris wordt veroordeeld in de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.18272 (beroep) en NL24.18273 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer en voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser/verzoeker], V-nummer: [v-nummer], eiser/verzoeker (hierna: eiser)
(gemachtigde: mr. J-A. Nijland),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. T.J.M. Schilder).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 25 april 2024 niet in behandeling genomen omdat België verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 25 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, H. Aziz als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat de zaak over?
2. Eiser stelt de Iraakse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedag] 1968. Verweerder heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat België verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan.
Wat vindt eiser?
3. Eiser voert aan dat de detentie- en leefomstandigheden waaraan hij zal worden blootgesteld en de kwaliteit van de asielprocedure in strijd zijn met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU-Handvest. Ten aanzien van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 13 maart 2024 [1] stelt eiser zich op het standpunt dat de Afdeling ten onrechte heeft geoordeeld dat ten aanzien van België uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Niet kan worden vastgesteld in hoeverre de Belgische autoriteiten zich daadwerkelijk inzetten voor de opvang van asielzoekers, omdat niet inzichtelijk is in hoeverre de nood- en daklozenopvang het gebrek aan opvang voor alleenstaande niet-kwetsbare mannen kan compenseren. Daarnaast kan eiser zich niet beklagen bij de Belgische autoriteiten, omdat uitspraken van rechters niet worden opgevolgd. Ook kan eiser door de gebrekkige administratie bij de Belgische autoriteiten niet nagaan wanneer hij wel opvang zal krijgen. Ter onderbouwing verwijst eiser naar twee rapporten: het rapport “niet-opvangbeleid” [2] en het AIDA-rapport over België (update 2023), uitgebracht in mei 2024, die een ander beeld schetsen dan waarvan de Afdeling is uitgegaan. Verder had verweerder op grond van artikel 17 van de Dublinverordening [3] de aanvraag aan zich moeten trekken. Daarnaast heeft verweerder ten onrechte eisers medische situatie niet bij de beoordeling betrokken.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. In Dublinzaken geldt het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit houdt in dat verweerder er als uitgangspunt op mag vertrouwen dat andere lidstaten zich houden aan hun verplichtingen uit het Unierecht en mensenrechtenverdragen. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken als eiser aannemelijk maakt dat het asiel- en opvangsysteem dusdanige tekortkomingen vertoont dat hij bij overdracht aan België een reëel risico loopt op een behandeling strijdig met artikel 3 van het EVRM [4] of artikel 4 van het Handvest [5] . Hiervoor moeten de vastgestelde tekortkomingen de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken in de zin van het arrest Jawo van het Hof van Justitie van de Europese Unie. [6]
5. De Afdeling heeft bij uitspraak van 13 maart 2024 [7] geoordeeld dat ten aanzien van België kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat ook alleenstaande, niet-kwetsbare, meerderjarige mannen kunnen worden overgedragen aan België. De Afdeling heeft daarbij vastgesteld dat er weliswaar sprake is van tekortkomingen in de Belgische opvangvoorzieningen, maar dat dit geen fundamentele systeemfout is die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt. Daarbij is volgens de Afdeling van belang dat de asielzoekers die niet direct een reguliere opvangplaats krijgen toegewezen, wel gebruik kunnen maken van nood- en daklozenopvang en van medische en juridische voorzieningen. Verder blijkt uit de berichtgeving overtuigend dat de Belgische autoriteiten zich inzetten om nieuwe reguliere opvangplaatsen te creëren. Hoewel het opvangsysteem onder grote druk staat, wat tot gevolg heeft dat niet iedere asielzoeker direct toegang tot de reguliere opvang krijgt, betekent dit niet dat een persoon die volledig afhankelijk is van overheidssteun, buiten zijn wil en eigen keuzes om terechtkomt in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie. Ook blijkt uit de feiten en de berichten niet van onverschilligheid van de Belgische autoriteiten, aldus de Afdeling.
6. Verweerder betoogt dat het nieuwe AIDA-rapport (update 2023) en het rapport “niet-opvangbeleid” grotendeels zien op feiten en omstandigheden die ook ten tijde van de zitting bij de Afdeling in voornoemde uitspraak - op 17 oktober 2023 - bekend waren. Bovendien loopt de verslagperiode van het AIDA-rapport tot 31 december 2023 en is de uitspraak van de Afdeling geactualiseerd tot en met 5 februari 2024. [8] Volgens verweerder schetsen deze rapporten geen wezenlijk ander beeld dan de reeds bekende en betrokken omstandigheden in de Belgische opvangsituatie.
7. De rechtbank deelt dit standpunt niet en overweegt daartoe het volgende.
Hoeveel personen staan op de wachtlijst?
7.1.
Uit het nieuwe AIDA-rapport (update 2023), het rapport “niet-opvangbeleid” en de webpagina van Fedasil blijkt dat het aantal personen op de wachtlijst is toegenomen sinds de hiervoor genoemde Afdelingsuitspraak. De Afdeling ging uit van een groep van 2.513 personen. [9] In februari 2024 is dit aantal gestegen naar 3.200, [10] in maart 2024 naar 3.800 [11] en in op 2 mei 2024 naar 3.900. [12] De rechtbank constateert dat sprake is van een voortdurende fors stijgende lijn van het aantal personen dat op de wachtlijst staat. Dat het aantal reguliere opvangplekken sinds de Afdelingsuitspraak is toegenomen tot 35.900 plekken is positief, maar in dit geval niet doorslaggevend. De toename van het aantal reguliere opvangplekken leidde immers niet tot een vermindering van het aantal personen op de wachtlijst. De vraag is waar deze 3900 mensen terecht kunnen totdat zij een van deze 35.900 reguliere opvangplekken krijgen en of zij in de tussenliggende periode niet buiten hun schuld worden blootgesteld aan een situatie van zeer verregaande materiële deprivatie.
Is er voor deze personen voldoende noodopvang?
7.2.
De Afdeling ging er kennelijk van uit dat er voldoende noodopvangplaatsen of daklozenopvangplaatsen zouden zijn zodat kon worden voorkomen dat mensen op straat zouden hoeven slapen. Overwogen werd dat het aantal noodopvangplaatsen zou worden opgehoogd van 1.500 naar 2.000. [13] Daarnaast zouden er nog eens 2.000 (tijdelijke) noodopvangplaatsen worden gerealiseerd. [14] Echter, volgens het rapport “niet-opvangbeleid” hebben de Belgische autoriteiten eind april 2024 de vooropgestelde doelen nog lang niet bereikt en bleek het in de praktijk slechts een verschuiving van de financiering van bestaande plaatsen in het netwerk voor daklozen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. [15] Het is dus onduidelijk hoeveel noodopvangplaatsen daadwerkelijk zijn gerealiseerd. Naast de noodopvangplaatsen zouden de personen op de wachtlijst ook gebruik kunnen maken van de daklozenopvang. Het daklozennetwerk in Brussel beschikte in maart 2024 over 2.944 plaatsen. [16] Onbekend is echter hoeveel daklozen er in België zijn met wie deze plekken mee moeten worden gedeeld. [17] Uit het AIDA-rapport en het rapport “niet-opvangbeleid” blijkt in elk geval een chronisch tekort aan (nood/daklozen)opvangplaatsen, waardoor het aantal mensen dat onder zware omstandigheden op straat verblijft, toeneemt. [18] Zo huisvesten vele asielzoekers zich in kraakpanden [19] en in tenten [20] . In maart 2024 duurde het gemiddeld 72 dagen om een woning te vinden, en 152 dagen om een Fedasil-plek te vinden. [21]
Wat zijn de gevolgen van onvoldoende noodopvang?
7.3.
Verder blijkt uit de rapporten dat de mentale en fysieke gezondheid van de betrokkenen sterk wordt beïnvloed door deze gedwongen en herhaalde periodes van dak- en thuisloosheid voordat zij toegang krijgen tot een woning. [22] Het verblijf op straat leidt tot allerlei medische problemen, zoals huidaandoeningen, ademhalingsproblemen, tandproblemen en gewrichtsklachten. Artsen zonder Grenzen en Dokters van de Wereld, werkzaam in de Humanitaire Hub in Brussel hebben diagnoses gesteld als: schurft, difterie, tuberculose en de mazelen. [23] Ook hebben zij een toename van psychische problemen opgemerkt. De meest voorkomende zijn psychotische stoornissen, post-traumatische stressstoornis en depressie. [24] Hoewel het recht op medische hulp bestaat blijkt de daadwerkelijke toegang tot medische hulp in deze moeilijke omstandigheden onvoldoende gewaarborgd. [25] Het klagen bij de Belgische autoriteiten helpt hier niet tegen, omdat uitspraken niet worden opgevolgd. [26] Het leven op straat heeft ook consequenties voor de rechtsbijstand bij de asielprocedure. Het realiseren van het recht op de juridische bijstand wordt bemoeilijkt door het leven op straat gelet op de beperkte communicatiemogelijkheden. Zo weten asielzoekers soms niet of ze een gehoor hebben en heeft de juridische bijstandsverlener niet de mogelijkheid om een asielzoeker daar op voor te bereiden. [27] De rechtbank is van oordeel dat moet worden geconcludeerd dat de niet kwetsbare vreemdeling als hij wordt teruggestuurd naar België - buiten zijn schuld om - dreigt te belanden in een situatie waarin hij niet in staat is om te voorzien in zijn meest elementaire behoeften, zoals eten, een bad nemen en beschikken over woonruimte, en dat dit negatieve gevolgen heeft voor zijn fysieke of mentale gezondheid.
Zijn de Belgische autoriteiten onverschillig?
7.4.
Hoewel er daadwerkelijk reguliere opvangplekken zijn bijgekomen in de afgelopen periode en dan ook niet kan worden vastgesteld dat de Belgische autoriteiten onverschillig zijn ten aanzien van de ontstane situatie, doet dit niet af aan de constatering dat de situatie in de afgelopen periode voor de niet-kwetsbare alleenstaande mannelijke vreemdeling niet is verbeterd, integendeel. Gelet op de chronische aard van de opvangproblemen voor deze groeiende groep vreemdelingen, het negeren van aangedragen suggesties voor oplossingen die worden genoemd in de hiervoor genoemde rapporten en de ernstige mentale en fysieke consequenties van het leven op straat kan de rechtbank niet langer doorslaggevend gewicht toekennen aan de omstandigheid dat de Belgische autoriteiten wellicht niet onverschillig zijn.
Wat is de conclusie?
7.5.
De rechtbank stelt kortom vast dat sinds de Afdelingsuitspraak van 13 maart 2024 het aantal personen op de wachtlijst fors toeneemt, dat er voldoende overtuigende berichten zijn dat het beloofde aantal noodopvangplekken achterblijft en dat onduidelijk is in hoeverre wachtenden een beroep kunnen doen op de daklozenopvang, omdat onduidelijk is met hoeveel daklozen die opvangplekken moeten worden gedeeld. Daarnaast leidt het gebrek aan opvang tot ernstige ziektes en is de toegang tot medische en juridische bijstand vanwege praktische problemen beperkt. Klagen is zinloos omdat de Belgische overheid geen gehoor geeft aan uitspraken van rechtbanken.
7.6.
Gelet op al het voorgaande kon verweerder niet zonder nader onderzoek concluderen dat eiser niet terechtkomt in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie zoals bedoeld in het Jawo-arrest. Verweerder mocht dan ook niet zonder nader onderzoek uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank oordeelt dat verweerder in strijd met artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht het bestreden besluit niet zorgvuldig heeft voorbereid en onvoldoende heeft gemotiveerd.
Nu het beroep reeds hierom gegrond is, behoeven de andere beroepsgronden geen bespreking meer.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond. Nu er op het beroep is beslist, zal het verzoek om een voorlopige voorziening worden afgewezen vanwege een gebrek aan connexiteit.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 2.625,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, 1 punt voor het indienen van een verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 25 april 2024;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot € 2.625,-.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

2.
3.Verordening 604/2013.
4.Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
5.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
6.Arrest van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218, met name rechtsoverwegingen 90 tot en met 93.
8.ECLI:NL:RVS:2024:896, rechtsoverweging 2.2.
9.ECLI:NL:RVS:2024:896, rechtsoverweging 5.5.2.
10.Zie het AIDA-rapport (update 2023), p. 23.
11.Zie het rapport “niet-opvangbeleid”, p. 3.
12.‘Wie zijn de asielzoekers?’, Fedasil.be, 2 mei 2024. Zie Wie zijn de asielzoekers? | Fedasil
13.ECLI:NL:RVS:2024:896, rechtsoverweging 5.5.3.
14.ECLI:NL:RVS:2024:896, rechtsoverweging 5.5.7.
15.Zie het rapport “niet-opvangbeleid”, p. 4.
16.Zie het rapport “niet-opvangbeleid”, p. 6.
17.Eiser heeft verwezen naar een artikel van despecialist.be van 28 juni 2023, “Bijna een vijfde meer dak- en thuislozen geteld in Brussel” waaruit blijkt dat er destijds in het Brussels Hoofdstedelijke Gewest 7.134 daklozen waren.
18.Zie het AIDA-rapport (update 2023), p. 105.
19.Het rapport “niet-opvangbeleid” spreekt van een twintigtal kraakpanden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die meer dan 500 personen huisvesten, waaronder minderjarigen.
20.Zie het AIDA-rapport (update 2023), p. 105.
21.Zie het rapport “niet-opvangbeleid”, p. 6.
22.Zie het rapport “niet-opvangbeleid”, p. 6.
23.Zoals vastgesteld door Artsen zonder Grenzen en Dokters van de Wereld, werkzaam in de Humanitaire Hub in Brussel, AIDA-rapport (update 2023), p. 107.
24.Ibid.
25.Zie het AIDA-rapport (update 2023), p. 106.
26.AIDA-rapport (update 2023), p. 109-110.
27.AIDA-rapport (update 2023), p. 107.