ECLI:NL:RBDHA:2024:10358

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
24-5166
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening omgevingsvergunning voor bouwproject 64 woningen

Op 4 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening tegen een verleende omgevingsvergunning voor de bouw van 64 woningen. De verzoeker, die zich niet als belanghebbende kon aanmerken, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas, dat op 1 mei 2024 de omgevingsvergunning heeft verleend aan Stichting Mozaïek Wonen. Tijdens de zitting op 4 juli 2024 zijn zowel de verzoeker als vertegenwoordigers van het college en de vergunninghoudster aanwezig geweest.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen belanghebbenden bezwaar kunnen maken tegen een besluit. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker, die op een afstand van circa 200 meter van het bouwplan woont, geen gevolgen van enige betekenis zal ondervinden van het bouwproject. Dit betekent dat hij niet kan worden aangemerkt als belanghebbende bij het bestreden besluit. De voorzieningenrechter heeft ook de stelling van de verzoeker over mogelijke precedentwerking van het bouwplan verworpen, omdat de beoordeling van belanghebbendheid enkel betrekking heeft op de feitelijke gevolgen van het huidige bouwproject.

De uitspraak concludeert dat het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen en dat er geen aanleiding is voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. R.H. Smits, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier, en is openbaar uitgesproken op 4 juli 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/5166

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

4 juli 2024 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen[verzoeker], te [woonplaats] , verzoeker,
en

het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas, het college

(gemachtigde: J. Meijer).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Stichting Mozaïek Wonen, te Gouda (vergunninghoudster)
(gemachtigde: mr. R.D. van Oevelen).

Inleiding

1. Dit proces-verbaal bevat de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van 64 woningen (50 jaren wijk [plaats] ) op de locatie [locatie 1] , [locatie 2] ) in [plaats] .
Met het bestreden besluit van 1 mei 2024 heeft het college deze omgevingsvergunning verleend aan vergunninghoudster. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift. Vergunninghoudster heeft ook schriftelijk gereageerd.
Verzoeker heeft hierop gereageerd.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 4 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, [naam 1] als vervanger van de gemachtigde van het college, [naam 2] , namens vergunninghoudster, en de gemachtigde van vergunninghoudster.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Verzoeker stelt dat hij belanghebbende is bij de verleende omgevingsvergunning, omdat het bouwplan niet voldoet aan de vastgestelde eisen van beeld- en omgevingskwaliteit en deze afwijkingen een precedent vormen voor de nog voor fase 4 van het plan te verlenen omgevingsvergunning, waarbij hij in ieder geval belanghebbende is.
3. Uit artikel 7:1, eerste lid, in samenhang met artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt dat bezwaar kan worden gemaakt door een belanghebbende.
4. In artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Alleen wie een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit, is belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) [1] blijkt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit – zoals een bestemmingsplan of een vergunning – toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ van de activiteit is een correctie op dit uitgangspunt. Zonder gevolgen van enige betekenis heeft iemand geen persoonlijk belang bij een besluit. Hij onderscheidt zich dan onvoldoende van anderen. Om te bepalen of er gevolgen van enige betekenis voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van iemand zijn, moet worden gekeken naar de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (onder andere geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat. Die factoren moeten zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook de aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.
5. Verzoeker woont aan het Westeinde te Moordrecht op een afstand van circa 200 meter tot de rand van het bouwplan en ruim 260 meter tot de beoogde appartementengebouwen. Gelet op deze afstanden en mede vanwege de aanwezigheid van tussenliggende bebouwing en een park met waardevolle bomen, zal verzoeker vanuit zijn woning niet of nauwelijks zicht hebben op het bouwplan. Verzoeker zal dus geen gevolgen van enige betekenis van het bouwplan ondervinden en is daarom naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen belanghebbende bij het bestreden besluit. Dit betekent dat het bezwaar van verzoeker naar verwachting niet-ontvankelijk wordt verklaard.
6. Verzoekers stelling over de mogelijke precedentwerking die dit bouwplan heeft voor toekomstige bouwplannen leidt niet tot een ander oordeel. Het gaat bij de beoordeling van de belanghebbendheid immers om de feitelijke gevolgen van de activiteit die door dit besluit mogelijk wordt gemaakt- dus alleen van dit bouwplan - en niet om de gevolgen van fase 4 van het plan, waarop onderhavig besluit niet ziet. De stelling van verzoeker dat hij belanghebbende is bij het bestreden besluit omdat hij - naar eigen zeggen - wel belanghebbende is bij de nog te verlenen omgevingsvergunning voor fase 4 van het plan slaagt reeds hierom niet.
7. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H. Smits, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 5 juni 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:2323).