10.2.De stelling van de gemachtigde van de minister ter zitting dat, nu het gaat om een eerste toelating, alleen in bijzondere omstandigheden de belangenafweging in het voordeel van eisers kan uitvallen, volgt de rechtbank ook niet. Uit pagina 15 van Werkinstructie 2020/16 volgt dat er bij overkomst van achtergebleven gezinsleden sprake moet zijn van een evenwichtige belangenafweging tussen migratiecontrole en bestaand gezinsleven. Het criterium van ‘uitzonderlijke gevallen’ geldt voor dreigende scheiding van een gezin in Nederland dat het gezinsleven is aangegaan tijdens onrechtmatig verblijf. Die situatie is hier niet aan de orde.
11. De rechtbank overweegt dat de minister in het geval van eisers juist heeft aangenomen dat het gezinsleven tussen eisers en referent in het land van herkomst bestond en dat dit gezinsleven nog steeds bestaat. Verder staat vast dat er een objectieve belemmering is om het gezinsleven uit te oefenen in Eritrea en dat aan deze omstandigheid een groot gewicht toekomt in de belangenafweging. Hoewel in het bestreden besluit het bestaan van het gezinsleven en het bestaan van de objectieve belemmering om het gezinsleven in Eritrea uit te oefenen in het voordeel van eisers zijn aangenomen, blijkt uit het bestreden besluit naar het oordeel van de rechtbank vervolgens niet hoe deze omstandigheden hebben meegewogen in de uiteindelijke afweging van belangen door de staatssecretaris. Zonder nadere motivering is dan ook niet duidelijk waarom deze belangrijke factoren geen groter gewicht toegekend hebben gekregen in de afweging van de diverse relevante feiten en omstandigheden.
12. Daarbij komt dat de minister het economische belang van de Nederlandse staat in het nadeel van eisers heeft laten meewegen in de belangenafweging, onder andere omdat referent onvoldoende middelen van bestaan heeft om in het levensonderhoud van hem en eisers te voorzien, maar heeft de minister naar het oordeel van de rechtbank de middelen van bestaan van referent ten onrechte niet bezien in het licht van de leeftijd en de ontwikkelingsfase van referent. Hij doet een opleiding en heeft een bijbaan. Het ontbreken van voldoende middelen van bestaan voor hem en eisers kan onder deze omstandigheden zonder nadere motivering niet in het nadeel van eisers worden tegengeworpen zoals de minister dat heeft gedaan.
13. Ook is de rechtbank van oordeel dat de minister in de belangenafweging, gelet op de omstandigheden van het geval, niet zonder meer in het nadeel van eisers heeft kunnen laten meewegen dat referent stappen naar zelfstandigheid heeft gezet en een eigen leven heeft opgebouwd. De minister heeft, ondanks de meerderjarige leeftijd van referent ten tijde van de aanvraag, hij was toen negentien jaar oud, op grond van het jongvolwassenenbeleid familieleven aangenomen tussen referent en eiseres en de overige eisers. Het uitgangspunt is dan dat het familieleven met elkaar wordt uitgeoefend. Dat referent door het verstrijken van meerdere jaren sinds zijn aanvraag zich verder heeft ontwikkeld en inmiddels zelfstandig woont en een opleiding doet, is inherent aan de leeftijdsfase waarin referent zich bevindt en de duur van de gezinsherenigingsprocedure. Waarom deze stappen in het nadeel meewegen wordt niet voldoende duidelijk.
14. Uit het voorgaande volgt dat de minister de verschillende relevante feiten en omstandigheden in de belangenafweging onvoldoende in samenhang heeft beoordeeld en daarmee onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij op basis van de relevante feiten en omstandigheden de belangenafweging in het nadeel van eisers heeft laten uitvallen.