ECLI:NL:RBDHA:2024:1031

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
NL24.1059 NL24.1061
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvragen van Moldavische eisers niet in behandeling genomen op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 januari 2024 uitspraak gedaan in de asielprocedures van twee Moldavische eisers. De eisers, geboren in respectievelijk 1991 en 1994, hadden op 9 oktober 2023 asielaanvragen ingediend in Nederland. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter besloten deze aanvragen niet in behandeling te nemen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. De eisers hebben hiertegen beroep ingesteld, maar zijn niet verschenen op de zitting op 22 januari 2024.

De rechtbank overweegt dat de eisers niet hebben aangetoond dat er in Duitsland sprake is van structurele tekortkomingen die het interstatelijk vertrouwensbeginsel zouden ondermijnen. De Duitse autoriteiten hebben de terugnameverzoeken van de eisers geaccepteerd, wat betekent dat zij in Duitsland de mogelijkheid hebben om opvolgende asielaanvragen in te dienen. De rechtbank concludeert dat de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij in Duitsland geen adequate bescherming zouden krijgen tegen refoulement of dat er bijzondere omstandigheden zijn die een overdracht aan Duitsland onredelijk zouden maken.

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.1059 en NL24.1061

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam eiser], eiser

V-nummer: [nummer 1]
[naam eiseres],eiseres
v-nummer: [nummer 2]
hierna tezamen: eisers
(gemachtigde: mr. R.E. Temmen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

Procesverloop

Bij besluiten van 10 januari 2024 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van eisers niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten.
De rechtbank heeft de beroepen op 22 januari 2024 op zitting behandeld. Eisers en hun gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers stellen te zijn geboren op respectievelijk [geboortedatum 1] 1991 en [geboortedatum 2] 1994 en de Moldavische nationaliteit te hebben. Zij hebben op 9 oktober 2023 asielaanvragen in Nederland ingediend.
2. Verweerder heeft de asielaanvragen van eisers niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw. [1] Uit onderzoek in Eurodac is gebleken dat eisers op 14 maart 2022 in Duitsland al asielaanvragen hebben ingediend. Verweerder heeft daarom de autoriteiten van Duitsland verzocht om eisers terug te nemen. [2] Op 29 november 2023 hebben de Duitse autoriteiten beide verzoeken geaccepteerd onder verwijzing naar artikel 18, eerste lid, onder d, van de Dublinverordening.
3. Eisers zijn het niet eens met de bestreden besluiten. Zij vrezen de vereiste medische zorg voor hun jongste dochter, [naam dochter], in Duitsland niet te krijgen. Voor [naam dochter] kan daarom een levensbedreigende situatie ontstaan bij overdracht aan Duitsland. Verder vrezen eisers bij overdracht aan Duitsland direct te worden teruggestuurd naar Moldavië. In dat verband wijzen zij erop dat uit algemene bron bekend is dat Duitsland een migratiedeal met Moldavië aan het sluiten is. Bij terugkeer naar Moldavië vrezen eisers voor hun leven wegens hun problemen in dat land. Ook vrezen zij voor het leven van [naam dochter], nu de vereiste medische zorg voor [naam dochter] niet aanwezig is in Moldavië. Tot slot is er sprake van een afhankelijkheidsrelatie tussen eisers en een neef. Eisers verblijven bij deze neef en de banden tussen eisers en de neef zijn zeer sterk. De neef wijst eisers in Nederland de weg bij de medische instanties, steunt eisers in de asielprocedure en verleent psychische ondersteuning aan eisers.
De rechtbank overweegt als volgt.
4. Het is niet in geschil dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen van eisers. Verweerder mag ten aanzien van Duitsland uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is aan eisers om aannemelijk te maken dat verweerder daar in hun geval niet van uit mag gaan. Eisers zijn hier niet in geslaagd.
5. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat in Duitsland sprake is van structurele tekortkomingen op basis waarvan niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Met de aanvaarding van de terugnameverzoeken worden eisers in Duitsland in staat gesteld opvolgende asielaanvragen in te dienen en is gegarandeerd dat deze aanvragen in overeenstemming met de Europese asielrichtlijnen worden behandeld. Voor zover de behandeling van eisers asielaanvragen desondanks tekort zou schieten, ligt het op de weg van eisers om daar bij de (hogere) Duitsland autoriteiten over te klagen. Niet is gebleken dat de autoriteiten van Duitsland eisers niet zouden kunnen of willen helpen, of dat klagen bij voorbaat zinloos is.
6. Voor zover eisers vrezen dat zij de voor [naam dochter] vereiste medische zorg niet in Duitsland kunnen krijgen, wordt allereerst vastgesteld dat eisers niet met stukken hebben onderbouwd dat [naam dochter] momenteel onder medische behandeling staat. Bovendien mag op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan worden uitgegaan dat deze gestelde medische behandeling ook in Duitsland aanwezig is. Ook wordt in aanmerking genomen dat verweerder in overeenstemming met artikel 32 van de Dublinverordening, met toestemming van eisers, de gezondheidsgegevens van [naam dochter] aan Duitsland zal verstrekken. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Verder hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat bij overdracht aan Duitsland sprake is van een reëel risico op indirect refoulement. Wat eisers hebben aangevoerd laat onverlet dat met de aanvaarding van de terugnameverzoeken eisers in staat zullen worden gesteld opvolgende asielaanvragen in te dienen in Duitsland. Vervolgens zal daar ook een individuele beoordeling plaatsvinden met inbegrip van het eventuele risico van refoulement. Daarnaast hebben eisers niet voldaan aan de bewijslast zoals geformuleerd door de Afdeling [3] in haar uitspraak van 6 juli 2022, nu eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat sprake is van een evident en fundamenteel verschil in beschermingsbeleid tussen Nederland en Duitsland. [4] Voorts hebben eisers geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht waaruit volgt dat niet alleen de bestuursorganen maar ook de rechter in Duitsland hen niet zal beschermen tegen refoulement.
8. Daarnaast is niet gebleken van een afhankelijkheidsrelatie zoals bedoeld in artikel 16 van de Dublinverordening tussen eisers en de gestelde neef. Vastgesteld wordt dat eisers geen documenten hebben overgelegd waaruit een dergelijke afhankelijkheidsrelatie met de neef blijkt. De enkele stelling dat de banden tussen eisers en de neef zeer sterk zijn en dat de neef (psychische) ondersteuning aan eisers verleent is onvoldoende om een dergelijke afhankelijkheidsrelatie als bedoeld in deze bepaling aan te nemen. Het beroep op artikel 16 van de Dublinverordening treft dan ook geen doel.
9. Tot slot hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden die maken dat de overdracht aan Duitsland van onevenredige hardheid getuigt. Verweerder heeft zich daarom in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er geen aanleiding is om de behandeling van de asielaanvragen van eisers (onverplicht) aan zich te trekken op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening.
10. De beroepen zijn ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Ten aanzien van eiser op grond van artikel 18, eerste lid, onder b, van de Verordening nr. (EU) 604/2013 (Dublinverordening) en ten aanzien van eiseres op grond van artikel 18, eerste lid, onder d, van de Dublinverordening.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.