ECLI:NL:RBDHA:2024:10283

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
NL24.5740
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag door prematuur ingediende ingebrekestelling

In deze zaak heeft eiser op 15 februari 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De rechtbank, zittende in Middelburg, doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser had op 16 november 2022 een asielaanvraag ingediend, maar had eerder al een verzoek ingediend in Frankrijk, wat leidde tot een terugnameverzoek dat door Frankrijk werd afgewezen. Op 15 februari 2023 werd eiser door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) toegelaten tot de nationale procedure, waardoor Nederland verantwoordelijk werd voor de behandeling van de asielaanvraag. De wettelijke beslistermijn van zes maanden eindigde op 15 augustus 2023, maar werd verlengd tot 15 mei 2024 door de inwerkingtreding van de WBV 2022/22. Eiser diende zijn ingebrekestelling op 12 mei 2023 in, terwijl de beslistermijn nog niet was verstreken. De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling prematuur was en dat aan de vereisten van artikel 6:12 van de Awb niet is voldaan. Daarom verklaart de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.5740

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. N. Vollebergh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 15 februari 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld.
2. Op grond van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
3. Eiser heeft op 16 november 2022 een asielaanvraag gedaan in Nederland. Eiser had hiervoor echter al een verzoek ingediend in een andere Dublin-lidstaat, namelijk Frankrijk. Op 12 januari 2023 is een terugnameverzoek aan Frankrijk ingediend. Dit verzoek is door Frankrijk afgewezen.
4. Op 15 februari 2023 is eiser door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) bericht dat hij alsnog wordt toegelaten tot de nationale procedure. Hierdoor is Nederland op grond van artikel 42, zesde lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw) per 15 februari 2023 verantwoordelijk geworden voor de behandeling van de asielaanvraag. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou daarom in geval van eiser op 15 augustus 2023 eindigen. Verweerder heeft met de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 [1] de beslistermijn verlengd met negen maanden, waardoor deze voor eiser pas op 15 mei 2024 is geëindigd.
5. Dit betekent dat op het moment van de ingebrekestelling, die bij verweerder is ingediend op 12 mei 2023, de beslistermijn nog niet was verstreken. Deze ingebrekestelling is dus te vroeg ingediend. De berichtgeving van verweerder over de toelating tot de verlengde asielprocedure van 12 mei 2023 en de hierin opgenomen beslistermijn van 23 april 2023 maakt de wettelijke beslistermijn in de procedure niet anders. Aan de vereisten van artikel 6:12 van de Awb is niet voldaan. Daarom is het beroep van eiser tegen het uitblijven van een besluit op zijn asielaanvraag niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is op 2 juli 2024 gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van A.S.J.I. Hendrickx, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Staatscourant van 26 september 2022, nr. 25755.