ECLI:NL:RBDHA:2024:10276

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 april 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
NL24.6517
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake visumaanvraag

In deze zaak heeft verzoekster op 20 februari 2024 beroep ingesteld tegen de Minister van Buitenlandse Zaken, omdat deze niet tijdig had beslist op haar bezwaar tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een visum kort verblijf. Op 28 maart 2024 heeft de verweerder, hangende het beroep, alsnog een beslissing op bezwaar genomen. Verzoekster heeft haar beroep vervolgens ingetrokken en verzocht om een veroordeling van de verweerder in de proceskosten. De verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. De rechtbank heeft overwogen dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en verder is uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Aangezien de verweerder aan verzoekster tegemoet is gekomen door alsnog een besluit op bezwaar te nemen, heeft de rechtbank de verweerder veroordeeld in de door verzoekster gemaakte proceskosten.

De rechtbank heeft de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op de punten en waarden zoals beschreven in het Bpb. Daarnaast moet de verweerder ook het door verzoekster betaalde griffierecht vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier A.C. Kampschuur, en is op 22 april 2024 openbaar gemaakt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.6517
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. G.J. Dijkman), en
de Minister van Buitenlandse Zaken, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft op 20 februari 2024 beroep ingesteld omdat verweerder volgens haar niet op tijd had beslist op haar bezwaar tegen het afwijzen van haar aanvraag voor een visum kort verblijf.
Op 28 maart 2024 heeft verweerder hangende het beroep alsnog een beslissing op bezwaar genomen.
Verzoekster heeft haar beroep ingetrokken en vraagt om een veroordeling van verweerder in de proceskosten. Verweerder heeft niet op dit verzoek gereageerd.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.1
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank verweerder bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten.
3. De rechtbank stelt vast dat verweerder aan verzoekster tegemoet is gekomen door hangende het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsnog een besluit op bezwaar te nemen. De rechtbank veroordeelt verweerder daarom in de door verzoekster gemaakte proceskosten.
1. Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5). Volgens het Bpb is dit een vast bedrag omdat verzoekster een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verweerder moet ook het door verzoekster betaalde griffierecht vergoeden.2 Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van
€ 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. A.C. Kampschuur, griffier.
2 Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
22 april 2024

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.