ECLI:NL:RBDHA:2024:10270

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juni 2024
Publicatiedatum
3 juli 2024
Zaaknummer
C/09/666297 / JE RK 24-912
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

Op 13 juni 2024 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, die een machtiging verzocht voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2008. De kinderrechter heeft de minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], onder toezicht gesteld en eerder een voorwaardelijke machtiging verleend voor gesloten jeugdhulp. De ouders van [minderjarige] zijn belast met het ouderlijk gezag en zijn betrokken bij de procedure. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 juni 2024 is de kinderrechter in gesprek gegaan met [minderjarige] en zijn ouders, waarbij de ouders hun zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] hebben geuit. De gecertificeerde instelling heeft verzocht om een machtiging voor zes maanden, omdat [minderjarige] na een eerdere voorwaardelijke machtiging weer in de problemen is geraakt. De ouders steunen het verzoek, maar [minderjarige] zelf vindt de duur van zes maanden te lang. De kinderrechter heeft overwogen dat, ondanks de positieve ontwikkeling van [minderjarige], de zorgen over zijn gedrag en de noodzaak van structuur in zijn leven een gesloten machtiging voor zes maanden rechtvaardigen. De kinderrechter heeft de machtiging verleend, met de mogelijkheid voor de ouders om begeleiding te krijgen en te werken aan een thuisplaatsing voor [minderjarige].

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/666297 / JE RK 24-912
Datum uitspraak: 13 juni 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van:
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. A. Roozdar te Den Haag.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
en
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
hierna tezamen ook te noemen: de ouders,
beiden wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 17 mei 2024;
- de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 27 mei 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 13 juni 2024. Daarbij waren aanwezig:
- [minderjarige] met zijn advocaat;
- [naam] namens de gecertificeerde instelling;
- de ouders.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter met toestemming van [minderjarige] samengevat wat hij heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn met elkaar gehuwd.
2.2.
[minderjarige] is gedurende het huwelijk van de ouders geboren.
2.3.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.4.
[minderjarige] verblijft in een accommodatie voor jeugdhulp, te weten bij [instelling] .
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 14 december 2023 [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 14 december 2024.
2.6.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 14 maart 2024 een voorwaardelijke machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 14 juni 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt een machtiging om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. De afgelopen periode heeft [minderjarige] na een voorwaardelijke gesloten machtiging nadat hij de voorwaarden had overtreden op de gesloten groep verbleven. In het begin leek de structuur van de gesloten groep [minderjarige] duidelijkheid te geven. Na een aantal weken vond echter een incident plaats waarbij [minderjarige] was weggelopen toen hij met zijn ouders mee ging naar het ziekenhuis. Het lukte [minderjarige] niet om uit zichzelf terug te gaan naar de groep waardoor er speciaal vervoer en ondersteuning van de politie ingezet moest worden. De ouders ervaren sindsdien weer spanning en voelen zich machteloos. Het lukt de ouders nog niet om grip te krijgen op [minderjarige] of om hem te sturen. Sinds een aantal weken lijkt [minderjarige] meer te begrijpen dat er iets moet veranderen. Echter is deze positieve ontwikkeling nog pril en is er nog tijd nodig om [minderjarige] te begeleiden en hem, gelet op zijn autisme, duidelijke kaders te bieden. [minderjarige] heeft veel kansen gehad waarin hij zichzelf kon bewijzen maar is nog niet klaar om buiten de geslotenheid te verblijven. De gecertificeerde instelling acht een gesloten machtiging voor de duur van zes maanden noodzakelijk om [minderjarige] de tijd te geven om volledig tot rust te komen en zich te laten openstellen voor behandeling. De ouders kunnen deze periode gebruiken om tot rust te komen en tools aan te leren waarmee ze [minderjarige] kunnen begeleiden. De komende tijd zal er gewerkt worden aan het opbouwen van meer vrijheden voor [minderjarige] . De gecertificeerde instelling is van mening dat een kortere duur van de gesloten machtiging een negatieve werking gaat hebben op de ontwikkeling van [minderjarige] . Tevens zullen er afspraken met de ouders worden gemaakt over de uiteindelijke thuisplaatsing.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens [minderjarige] is verweer gevoerd tegen het verzoek. Het gaat de afgelopen tijd goed met [minderjarige] . Hij heeft op de nieuwe groep veel geleerd waaronder het herkennen van zijn emoties. [minderjarige] begrijpt waarom hij op [instelling] moet verblijven maar vindt de duur van zes maanden te lang. Door en namens [minderjarige] wordt voorgesteld om de gesloten machtiging voor drie maanden toe te wijzen en het overige aan te houden. Over drie maanden kan verder onderzoek gedaan worden. Daarnaast vindt [minderjarige] het soms niet fijn dat hij weinig verantwoordelijkheid krijgt en vindt hij dat hij weinig fouten mag maken. Volgens de advocaat vindt [minderjarige] het moeilijk om met gezag om te gaan en moet hier met de ouders aan worden gewerkt. Verder brengt de advocaat naar voren dat, gelet op het voorgaande hulpverleningsplan, het belangrijk is dat alles volgens de regels gaat, omdat [minderjarige] door een gesloten machtiging beperkt is in zijn rechten.
4.2.
De ouders zijn het eens met het verzoek. Zij zien dat het nu goed gaat met [minderjarige] en dat hij de juiste begeleiding krijgt. Op school doet [minderjarige] het ook goed. [minderjarige] heeft op de gesloten groep weinig afleiding wat hem rust biedt. De ouders geven aan dat het thuis ook beter gaat nu zij weten dat [minderjarige] rust heeft. Echter moet er nog veel gebeuren voordat een thuisplaatsing mogelijk is. Tevens is [minderjarige] zeer onlangs nog weggelopen en heeft hij mensen opgelicht. De ouders hebben [minderjarige] het liefst thuis maar begrijpen dat er nog veel tijd voor nodig is om dat te realiseren. Zij zouden het vervelend vinden als hij door een te vroege thuisplaatsing weer terugvalt in zijn oude gedrag. Verder hebben de ouders op dit moment geen begeleiding maar krijgen zij wel adviezen mee van de jeugdbeschermer.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die hij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw)).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Hoewel [minderjarige] meer inzicht in zijn eigen gedrag lijkt te krijgen en hij zich op dit moment positief ontwikkelt bestaan er nog grote zorgen over hem en is deze ontwikkeling nog zeer pril. Dit blijkt ook uit het feit dat [minderjarige] kortgeleden nog is weggelopen en hij weer mensen heeft opgelicht. Ook is hij niet uit zichzelf terug gekeerd naar [instelling] . Daarnaast is [minderjarige] gebaat bij de structuur en duidelijkheid van de gesloten groep. Hierdoor gaat het goed op school en heeft [minderjarige] de rust die hij nodig heeft. Om deze nog prille positieve ontwikkeling voort te zetten en ervoor te zorgen dat [minderjarige] de juiste begeleiding krijgt is het nodig dat [minderjarige] nog op de gesloten groep blijft. Het is belangrijk dat [minderjarige] niet de druk voelt om al binnen drie maanden zichzelf te bewijzen. Hij moet nog ruimte krijgen om af en toe fouten te maken, hiervan te leren en dan de positieve lijn weer op te pakken. Daarnaast moeten er nog veel dingen geregeld worden om een thuisplaatsing bij de ouders te realiseren. Om de slagingskans voor [minderjarige] zo groot mogelijk te houden zal de kinderrechter de machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp daarom voor de gevraagde periode van zes maanden verlenen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 14 juni 2024 tot 14 december 2024.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2024 door
mr. N.I.S. Boers, kinderrechter, in aanwezigheid van N.M.E. Henke als griffier, en op schrift gesteld op 26 juni 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.