ECLI:NL:RBDHA:2024:10236

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
3 juli 2024
Zaaknummer
24/4000
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • mr. drs. J. de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening energietoeslag 2023

Op 27 juni 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die een energietoeslag van € 800,- voor het jaar 2023 aanvroeg. Het college van burgemeester en wethouders van Leiden had de aanvraag op 8 april 2024 niet in behandeling genomen, en dit besluit was bevestigd na bezwaar op 15 mei 2024. De verzoeker, die als taxichauffeur werkt en aangeeft een minimaal inkomen te hebben, stelde dat er spoedeisend belang was bij zijn verzoek. Hij voerde aan dat hij de energietoeslag goed kon gebruiken, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van een dreigende onomkeerbare situatie of acute financiële nood. De voorzieningenrechter wees erop dat het inkomen van de verzoeker boven de bijstandsnorm ligt en dat er geen problematische schulden zijn aangetoond. Bovendien was de deadline voor het indienen van een aanvraag om energietoeslag al verstreken, waardoor er geen spoedeisend belang bestond. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en benadrukt dat tegen deze uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/4000
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 juni 2024 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker,

en

het college van burgemeester en wethouders van Leiden, het college.

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om voorlopige voorziening van verzoeker over het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag om energietoeslag over het jaar 2023 van € 800,-.
Het college heeft met het besluit van 8 april 2024 bepaald dat deze aanvraag niet in behandeling wordt genomen. Met het besluit van 15 mei 2024 op het bezwaar van verzoeker is het college bij de buitenbehandelingstelling van de aanvraag gebleven. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld.
Bij brief van 10 juni 2024 heeft de voorzieningenrechter verzoeker gevraagd om schriftelijk nader te onderbouwen waarom volgens hem spoedeisend belang bij het verzoek bestaat. Bij brief van 24 juni 2024 heeft verzoeker daarop gereageerd.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 27 juni 2024 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen. Het college heeft zich bij brief van 12 juni 2024 afgemeld voor de zitting.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Gronden van de beslissing

1. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist. Bij een financieel geschil, zoals in deze zaak, is dat niet snel het geval. In beginsel kan namelijk na afloop van de bodemzaak het bedrag waarover het geschil gaat, alsnog worden betaald, zo nodig met vergoeding van de wettelijke rente. Als er geen onomkeerbare situatie dreigt, bijvoorbeeld faillissement of huisuitzetting, of als er geen acute financiële nood is, neemt de voorzieningenrechter aan dat spoedeisend belang ontbreekt, zodat hij alleen al daarom geen voorlopige voorziening treft.
1.1.
Verzoeker voert hierover aan dat hij een minimaal inkomen heeft als taxichauffeur en dat hij vanwege zijn gezondheid niet hele dagen kan werken. De ene maand kan zijn inkomen € 3.000,- bedragen maar soms is het € 1.400,-. Hij krijgt hulp van zijn kinderen om het hoofd boven water te houden of iets extra’s te kunnen doen. Hij is al jaren niet op vakantie geweest. Hij kan de energietoeslag dus goed gebruiken. Ter onderbouwing heeft hij onder andere een overzicht overgelegd van zijn netto-inkomsten over het eerste kwartaal van 2024 van € 6.858,- (€ 2.268,- per maand).
1.2.
De voorzieningenrechter ziet in de door verzoeker gestelde financiële omstandigheden geen dreigende onomkeerbare situatie of acute financiële nood. Uit de door verzoeker overgelegde stukken is immers gebleken dat zijn inkomen boven de gezinsbijstandsnorm zit. Een inkomen op bijstandsniveau is weliswaar beperkt, maar moet voldoende worden geacht om in de algemeen noodzakelijke bestaanskosten te kunnen voorzien. Daarnaast is van belang dat niet is gebleken van problematische schulden. Eiser heeft weliswaar gesteld dat hij een schuld bij de Belastingdienst heeft, maar ook dat hij daarvoor een betalingsregeling heeft getroffen. Daarnaast heeft hij gesteld dat hij geen andere schulden heeft.
2. Verzoeker voert daarnaast aan dat er spoedeisend belang is omdat een deadline geldt voor het indienen van een aanvraag om energietoeslag over het jaar 2023 en hij een nieuwe aanvraag wil kunnen indienen als de rechter tot het oordeel zou komen dat de aanvraag terecht buiten behandeling is gesteld door het college.
2.1.
Volgens de Beleidsregels eenmalige energietoeslag 2023 gemeente Leiden kan een aanvraag ingediend worden tot en met 31 mei 2024. Deze termijn is inmiddels voorbij, zodat daarin geen spoedeisend belang is gelegen. De voorzieningenrechter wijst verzoeker er ten overvloede op dat in artikel 5 van de Beleidsregels een hardheidsclausule is opgenomen. Hij zou een nieuwe aanvraag nog kunnen indienen bij het college met een beroep op dit artikel.
3. De conclusie is dat er geen spoedeisend belang is. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af. De rechtbank zal later in het kader van het beroep beoordelen of het college de aanvraag om energietoeslag buiten behandeling mocht stellen.
4. Omdat het verzoek is afgewezen, hoeft het college het voor het verzoek betaalde griffierecht en de voor het verzoek gemaakte proceskosten niet te vergoeden.
5. De voorzieningenrechter heeft bij de mondelinge uitspraak erop gewezen dat daartegen geen hoger beroep of verzet openstaat.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2024 door mr. drs. J. de Vries, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.J. Verspuij-Fung, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.