Uitspraak
1.De procedure
- het verzoekschrift met producties, ingekomen op 9 februari 2024;
- het verweerschrift met producties, ingekomen op 22 april 2024;
- de bij e-mail van 24 mei 2024 ingediende verklaring, afkomstig van [verweerder] ;
- de pleitnota van [verzoeker] ;
- de spreekaantekeningen van [naam 1] ;
- de zittingsaantekeningen van de griffier.
2.De feiten
3.Het verzoek en het verweer
4.De beoordeling
ernstigverwijtbaar handelen of nalaten van een werkgever, en daarvan is slechts in uitzonderlijke gevallen sprake. Zo’n situatie doet zich hier niet voor. Dat [verzoeker] niet altijd even handig heeft geacteerd tijdens de re-integratieperiode van [verweerder] en [verweerder] niet heeft opgeroepen voor het werk na zijn herstelmelding op 18 september 2023, is hooguit te kwalificeren als verwijtbaar handelen van [verzoeker] maar niet als
ernstigverwijtbaar handelen. Overigens was ook over het oproepen voor werk na [verweerder] ’s herstelmelding een miscommunicatie tussen partijen. [verzoeker] was in de veronderstelling dat partijen na de herstelmelding van [verweerder] met een vaststellingsovereenkomst de samenwerking zouden beëindigen, terwijl [verweerder] [verzoeker] zou hebben gezegd niet weg te willen maar dat hij wel bereid is te praten over zijn vertrek. Wat hiervan ook zij, er zijn geen aanknopingspunten dat [verzoeker] moedwillig heeft aangestuurd op een dusdanige verstoring van de arbeidsrelatie dat dit tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft geleid. Nu aan de ontbinding geen vergoeding wordt verbonden, hoeft [verzoeker] geen gelegenheid te krijgen het verzoek in te trekken.