ECLI:NL:RBDHA:2024:10232
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak
Op 2 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, een Syrische nationaliteit houder, had op 4 april 2024 beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 28 maart 2024 was genomen. Dit beroep was geregistreerd onder zaaknummer NL24.14591. Tegelijkertijd verzocht de verzoeker de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat zijn uitzetting zou worden opgeschort totdat er een beslissing op het beroep zou zijn genomen.
De voorzieningenrechter overwoog dat, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Echter, aangezien het connexe beroep met zaaknummer NL24.14591 bij uitspraak van heden ongegrond was verklaard, was er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd dan ook afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, in aanwezigheid van mr. P.C.J. Lindeijer, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.