ECLI:NL:RBDHA:2024:10229

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
3 juli 2024
Zaaknummer
C/09/665310 / JE RK 24-771
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige met hechtingsproblematiek

Op 12 juni 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter oordeelt dat [minderjarige] een bovengemiddeld opvoedklimaat nodig heeft, waarbij veel aansturing en duidelijkheid van een opvoeder vereist is. De huidige situatie tussen [minderjarige] en haar moeder vertoont te veel onderlinge spanning, waardoor de weekenden niet altijd prettig verlopen. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 23 juni 2025 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 23 december 2024. De kinderrechter heeft ook verzocht om een schriftelijke update van de gecertificeerde instelling over de ontwikkelingen rondom [minderjarige] voor de volgende zitting.

De procedure begon met een verzoek van de gecertificeerde instelling, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen en de machtiging tot uithuisplaatsing te continueren. Tijdens de mondelinge behandeling op 12 juni 2024 waren de moeder en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling aanwezig. De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd, maar zij heeft geen mening gegeven. De moeder heeft verweer gevoerd tegen de verlenging, waarbij zij aangaf dat er onvoldoende stappen zijn gezet voor de thuisplaatsing van [minderjarige].

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er nog steeds sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige] en dat zij veel begeleiding nodig heeft. De kinderrechter heeft de zorgen van de gecertificeerde instelling over de hechtingsproblematiek van [minderjarige] onderschreven en benadrukt dat de dramatherapie moet worden voortgezet. De kinderrechter heeft besloten dat thuisplaatsing op dit moment niet wenselijk is, gezien de huidige situatie en de noodzaak voor duidelijkheid en stabiliteit voor [minderjarige].

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/665310 / JE RK 24-771
Datum uitspraak: 12 juni 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2012 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 26 april 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 12 juni 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam 1] , namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder, ondersteund door haar begeleidster van Limor.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft geen mening gegeven.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] is erkend door [naam 2] .
2.2.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.3.
[minderjarige] verblijft accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 23 juni 2023 [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 23 juni 2024.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 20 december 2023 de machtiging verlengd [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 23 juni 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar en een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De gecertificeerde instelling heeft het verzoek ter zitting gewijzigd, in die zin dat wordt verzocht om een trajectmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder en aansluitend in een gezinsgerichte voorziening.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. [minderjarige] woont geruime tijd op een open groep van [instelling] . [minderjarige] heeft sturing nodig voor haar verzorging en vindt het lastig om haar eigen aandeel in een situatie te zien. De gecertificeerde instelling uit zorgen dat [minderjarige] mensen die ze niet of nauwelijks kent een knuffel geeft en daar de (mogelijke) consequenties niet van inziet. Daarnaast heeft [minderjarige] hechtingsproblematiek. Sinds oktober 2023 volgt [minderjarige] dramatherapie waardoor ze beter met haar emoties kan omgaan. Er is de afgelopen periode onderzocht of er gewerkt kan worden naar gefaseerde thuisplaatsing, maar de gecertificeerde instelling ziet daarvoor echter te veel zorgen. Deze zorgen worden onderschreven door Humanitas welke betrokken is bij de gefaseerde thuisplaatsing. Er wordt gezien dat er veel strijd is tussen [minderjarige] en de moeder op de momenten dat [minderjarige] in het weekend thuis is. Het is belangrijk dat [minderjarige] op korte termijn duidelijkheid krijgt over waar zij gaat wonen. De gecertificeerde instelling is voornemens om [minderjarige] doordeweeks in een gezinsgerichte voorziening te plaatsen, zodra er een passende plek gevonden is, en in het weekend bij de moeder te laten verblijven. De betrokkenheid van Humanitas acht de gecertificeerde instelling belangrijk om te zorgen dat de weekenden fijn verlopen.

4.De standpunten

4.1.
Door de moeder is verweer gevoerd tegen het verzochte. Het frustreert de moeder dat er nauwelijks stappen zijn gezet voor de thuisplaatsing van [minderjarige] . De moeder geeft aan dat [minderjarige] strijd zal blijven voeren zolang ze op twee locaties verblijft en zich daardoor aan twee verschillende sets regels dient te houden. Het is volgens de moeder belangrijk dat [minderjarige] duidelijkheid krijgt over de regels die ze dient te volgen. Met de hulpverlener vanuit Humanitas voelt de moeder geen klik.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Er is nog altijd sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige] . [minderjarige] heeft veel aansturing en begrenzing nodig in haar gedrag. Daarnaast zijn er zorgen over de emotionele ontwikkeling van [minderjarige] . Het is noodzakelijk dat de dramatherapie de komende periode wordt voortgezet zodat [minderjarige] aan haar problematiek kan werken. Ook zijn er sterke aanwijzingen dat [minderjarige] last heeft van hechtingsproblematiek. [minderjarige] heeft een bovengemiddeld opvoedklimaat nodig waarbij ze veel aansturing en duidelijkheid van een opvoeder nodig heeft. Tussen de moeder en [minderjarige] is momenteel te veel onderlinge spanning en strijd waardoor de weekenden niet altijd prettig verlopen. Het is belangrijk dat momenten dat [minderjarige] thuis verblijft op een positieve manier worden ingestoken waarbij er ruimte is om leuke activiteiten te ondernemen. Om dit te waarborgen is de betrokkenheid van Humanitas de komende periode van belang. De kinderrechter acht thuisplaatsing van [minderjarige] op dit moment dan ook niet wenselijk.
5.3.
Aangezien de kinderrechter op de hoogte wil worden gehouden van de ontwikkelingen ten aanzien van het perspectief van [minderjarige] , haar problematiek en het verloop van de weekenden bij de moeder, ziet de kinderrechter aanleiding om het verzoek tot de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing toe te wijzen voor een periode van zes maanden. Het verzoek zal voor het overige worden aangehouden. De kinderrechter verzoekt de gecertificeerde instelling uiterlijk twee weken voorafgaand aan de volgende zitting een schriftelijke update te versturen, met daarin de huidige stand van zaken.
5.4.
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW). Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).
5.5.
De kinderrechter verzoekt [minderjarige] voorafgaand aan de behandeling van het aangehouden deel van het verzoek naar het kindgesprek te komen om met de kinderrechter te spreken over de situatie. Zij zal daarvoor in december een uitnodiging krijgen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 23 juni 2025;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder en aansluitend in een gezinsgerichte voorziening tot 23 december 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot een
nader te bepalen zitting, gelegen vóór 23 december 2024, tegen welke zitting de gecertificeerde instelling en de moeder dienen te worden opgeroepen;
7. verzoekt de gecertificeerde instelling
uiterlijk twee wekenvoorafgaand aan voornoemde zitting een
schriftelijke updatezoals hierboven genoemd aan de rechtbank en de belanghebbende te doen toekomen;
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2024 door mr. J.C. van den Dries, kinderrechter, in aanwezigheid van I.M. Kroon als griffier, en op schrift gesteld op 27 juni 2024.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.