ECLI:NL:RBDHA:2024:10208
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak over aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze bestuursrechtelijke zaak heeft verzoeker op 25 oktober 2023 beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf ‘nareis asiel’. Op 13 december 2023 heeft de Staatssecretaris alsnog een besluit genomen op de aanvraag. Verzoeker heeft zijn beroep ingetrokken en verzoekt om een veroordeling van de Staatssecretaris in de proceskosten. De Staatssecretaris heeft aangegeven zich niet te verzetten tegen een veroordeling in de proceskosten tot een bedrag van € 437,50.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris aan verzoeker tegemoet is gekomen door alsnog een besluit te nemen op de aanvraag. Daarom heeft de rechtbank de Staatssecretaris veroordeeld in de door verzoeker gemaakte proceskosten. De kosten zijn vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig was.
De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier A.C. Kampschuur, en is openbaar uitgesproken op 26 februari 2024. Verzoeker heeft het recht om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.