ECLI:NL:RBDHA:2024:10208

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 februari 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
NL23.33814
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak over aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze bestuursrechtelijke zaak heeft verzoeker op 25 oktober 2023 beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf ‘nareis asiel’. Op 13 december 2023 heeft de Staatssecretaris alsnog een besluit genomen op de aanvraag. Verzoeker heeft zijn beroep ingetrokken en verzoekt om een veroordeling van de Staatssecretaris in de proceskosten. De Staatssecretaris heeft aangegeven zich niet te verzetten tegen een veroordeling in de proceskosten tot een bedrag van € 437,50.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris aan verzoeker tegemoet is gekomen door alsnog een besluit te nemen op de aanvraag. Daarom heeft de rechtbank de Staatssecretaris veroordeeld in de door verzoeker gemaakte proceskosten. De kosten zijn vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig was.

De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier A.C. Kampschuur, en is openbaar uitgesproken op 26 februari 2024. Verzoeker heeft het recht om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.33814
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. G.J. Dijkman),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft op 25 oktober 2023 beroep ingesteld omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf ‘nareis asiel’ (hierna: de aanvraag).
Op 13 december 2023 heeft verweerder alsnog een besluit genomen op de aanvraag.
Verzoeker heeft zijn beroep ingetrokken en vraagt om een veroordeling van verweerder in de proceskosten. Verweerder heeft laten weten zich niet te verzetten tegen een veroordeling in de proceskosten tot een bedrag van € 437,50.

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.1
De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank verweerder bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten.
3. De rechtbank stelt vast dat verweerder aan verzoeker tegemoet is gekomen door hangende het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsnog een besluit op de aanvraag te nemen. De rechtbank veroordeelt verweerder daarom in de door verzoeker gemaakte proceskosten.
1. Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5). Voor de vaststelling van de wegingsfactor sluit deze zittingsplaats (weer) aan bij hetgeen andere zittingsplaatsen van de rechtbank Den Haag doen. Zij hanteert een wegingsfactor van 0,5, zoals vermeld in onderdeel C1 bij het Bpb. Voor zover het een beroep tegen het niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken betreft, verwijst deze zittingsplaats niet langer naar de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 4 september 2023.2
5. Verweerder moet ook het door verzoeker betaalde griffierecht vergoeden.3

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. A.C. Kampschuur, griffier.
3 Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
26 februari 2024

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven