Op 2 juli 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een vreemdeling die een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar had ontvangen van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, van Marokkaanse nationaliteit, had beroep ingesteld tegen dit besluit, dat was genomen op 21 maart 2024. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de staatssecretaris terecht het terugkeerbesluit had opgelegd, omdat eiser geen rechtmatig verblijf had in Nederland en zich aan het toezicht had onttrokken. Eiser had geen vertrektermijn van 28 dagen gekregen, wat hij aanvocht, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris dit terecht had gedaan op basis van de risico's van onttrekking aan het toezicht. Eiser had eerder in Frankrijk gewoond en had daar familie, maar de rechtbank concludeerde dat dit niet voldoende was om een vertrektermijn te rechtvaardigen. De rechtbank bevestigde ook de oplegging van het inreisverbod, aangezien eiser onrechtmatig in Nederland verbleef en geen verblijfsrecht had in Frankrijk. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de Vreemdelingenwet en de bevoegdheden van de staatssecretaris in dergelijke zaken.