ECLI:NL:RBDHA:2024:10188

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juni 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
NL24.6126
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielberoep

In deze zaak heeft verzoeker op 19 februari 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, ingediend op 18 juli 2023. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 17 mei 2024 de asielaanvraag ingewilligd. Verzoeker heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft verzoeker de asielaanvraag ingediend op 18 juli 2023, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden eindigde op 18 januari 2024. Echter, door de inwerkingtreding van de WBV 2023/3 is de beslistermijn verlengd met negen maanden, waardoor de ingebrekestelling van 23 januari 2024 prematuur was.

De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk zou zijn verklaard als verzoeker het beroep niet had ingetrokken. Dit betekent dat het verzoek om vergoeding van de proceskosten niet voor inwilliging in aanmerking komt. De rechtbank wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond. De uitspraak is gedaan op 28 juni 2024 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en is openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.6126

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S. Kalu-Mollema),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft op 19 februari 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 18 juli 2023.
Bij besluit van 17 mei 2024 heeft verweerder de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd.
Verzoeker heeft het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Verzoeker heeft de asielaanvraag ingediend op 18 juli 2023. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou in geval van verzoeker op 18 januari 2024 eindigen. Verweerder heeft met de inwerkingtreding van de WBV 2023/3 [2] de beslistermijn met ingang van 27 september 2022 verlengd met negen maanden. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in haar uitspraak van 19 april 2024 geoordeeld dat deze verlenging rechtmatig is. [3] Dat betekent dat op het moment van de ingebrekestelling de beslistermijn nog niet was verstreken, waardoor de ingebrekestelling van 23 januari 2024 te vroeg is ingediend.
3. Het beroep zou niet-ontvankelijk zijn verklaard, als verzoeker het beroep niet had ingetrokken. Hieruit volgt dat het verzoek van verzoeker om verweerder te veroordelen in de proceskosten niet voor inwilliging in aanmerking komt.
4. De rechtbank wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan op 28 juni 2024 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van S.A. Sewratan, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Besluit van 26 januari 2023, nummer WBV 2023/3, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000; gepubliceerd in Staatscourant 2023 nr. 3235; in werking getreden op 26 januari 2023.
3.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RBDHA:2024:6260.