Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[verzoeker] , verzoeker
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft verzoeker op 19 februari 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, ingediend op 18 juli 2023. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 17 mei 2024 de asielaanvraag ingewilligd. Verzoeker heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft verzoeker de asielaanvraag ingediend op 18 juli 2023, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden eindigde op 18 januari 2024. Echter, door de inwerkingtreding van de WBV 2023/3 is de beslistermijn verlengd met negen maanden, waardoor de ingebrekestelling van 23 januari 2024 prematuur was.
De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk zou zijn verklaard als verzoeker het beroep niet had ingetrokken. Dit betekent dat het verzoek om vergoeding van de proceskosten niet voor inwilliging in aanmerking komt. De rechtbank wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond. De uitspraak is gedaan op 28 juni 2024 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en is openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie.