ECLI:NL:RBDHA:2024:10183
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op bezwaar inzake machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaar tegen de afwijzing van een aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De aanvraag was ingediend op 21 september 2021 en door verweerder op 22 september 2021 ontvangen. De afwijzing van de aanvraag vond plaats op 8 mei 2023, waarna eiseres op 26 mei 2023 bezwaar heeft gemaakt. De gronden van bezwaar zijn op 31 juli 2023 ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn voor het nemen van een beslissing op het bezwaar is verstreken, en dat eiseres op 15 januari 2024 verweerder rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Eiseres heeft vervolgens op 19 februari 2024 beroep ingesteld, wat door de rechtbank als kennelijk gegrond is beoordeeld.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit op het bezwaar van eiseres bekend te maken. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100 per dag moet betalen voor elke dag dat hij in gebreke blijft deze uitspraak na te leven, met een maximum van € 7.500. Daarnaast is verweerder veroordeeld tot betaling van de verbeurde bestuurlijke dwangsommen ter hoogte van € 1.442 en de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50. Het door eiseres betaalde griffierecht van € 187 moet eveneens door verweerder worden vergoed. De uitspraak is gedaan op 28 juni 2024 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en is openbaar gemaakt.