ECLI:NL:RBDHA:2024:10171

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juni 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
NL24.2611
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaak met proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door mr. V. Senczuk, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf ‘nareis asiel’. De rechtbank had eerder bepaald dat verweerder binnen een bepaalde termijn moest beslissen, maar dit is niet gebeurd. Op 15 mei 2024, terwijl het beroep nog liep, heeft verweerder alsnog een besluit genomen. Verzoekster heeft daarop haar beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft besloten geen zitting te houden, omdat dit niet nodig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder aan verzoekster tegemoet is gekomen door alsnog een besluit te nemen. Op basis van de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, die zijn vastgesteld op € 437,50. Daarnaast moet verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is op 28 juni 2024 openbaar gemaakt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.2611
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. V. Senczuk), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat verzoekster heeft ingediend na de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 26 september 20231. In die uitspraak staat dat verweerder binnen één van de genoemde termijnen alsnog moet beslissen op verzoeksters aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf ‘nareis asiel’ (hierna: de aanvraag). Verzoekster heeft beroep ingesteld omdat verweerder dat niet heeft gedaan.
Verweerder heeft op 15 mei 2024 hangende het beroep alsnog een besluit genomen.
Verzoekster heeft het beroep ingetrokken en vraagt nu om een veroordeling van verweerder in de proceskosten. Verweerder heeft niet meer op dit verzoek gereageerd.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.2
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank verweerder bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten.
3. De rechtbank stelt vast dat verweerder aan verzoekster tegemoet is gekomen door hangende het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsnog een besluit op de aanvraag te nemen. De rechtbank veroordeelt verweerder daarom in de door verzoekster gemaakte proceskosten.
1. Zaaknummer NL24.19002 (niet-gepubliceerd).
2 Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5). Zij hanteert een wegingsfactor van 0,5, zoals vermeld in onderdeel C1 bij het Bpb.
5. Verweerder moet ook het door verzoekster betaalde griffierecht vergoeden.3

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. A.C. Kampschuur, griffier.
3 Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
28 juni 2024

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven