ECLI:NL:RBDHA:2024:10171
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaak met proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door mr. V. Senczuk, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf ‘nareis asiel’. De rechtbank had eerder bepaald dat verweerder binnen een bepaalde termijn moest beslissen, maar dit is niet gebeurd. Op 15 mei 2024, terwijl het beroep nog liep, heeft verweerder alsnog een besluit genomen. Verzoekster heeft daarop haar beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft besloten geen zitting te houden, omdat dit niet nodig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder aan verzoekster tegemoet is gekomen door alsnog een besluit te nemen. Op basis van de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, die zijn vastgesteld op € 437,50. Daarnaast moet verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is op 28 juni 2024 openbaar gemaakt.