ECLI:NL:RBDHA:2024:10165

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
NL24.9912
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking van beroep in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft verzoeker op 7 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf voor zijn gezinsleden. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 21 september 2023 de aanvraag van drie gezinsleden ingewilligd, terwijl de aanvragen van twee andere gezinsleden zijn afgewezen. Verzoeker heeft het beroep op 6 juni 2024 ingetrokken en verzocht om vergoeding van zijn proceskosten. De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren, maar de staatssecretaris heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Indien een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft verzoeker de staatssecretaris op 5 november 2022 in gebreke gesteld en op 26 december 2022 beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op 12 september 2023 het beroep gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen binnen twee weken een besluit te nemen.

De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris op 21 september 2023 heeft beslist op de aanvraag van verzoeker. Verzoeker heeft de staatssecretaris op 27 september 2023 in gebreke gesteld en op 7 maart 2024 beroep ingesteld. Aangezien de staatssecretaris al op de aanvraag had beslist, is er geen sprake van een ontvankelijk beroep. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.9912

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], verzoeker

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. E.R. Hagenaars),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.

Procesverloop

Verzoeker heeft op 7 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf voor zijn gezinsleden [naam], [naam], [naam], [naam] en [naam].
Bij besluiten van 21 september 2023 heeft de staatssecretaris de aanvraag van de eerste drie bovengenoemde gezinsleden ingewilligd en de aanvraag van de andere twee gezinsleden afgewezen.
Verzoeker heeft het beroep op 6 juni 2024 ingetrokken en verzocht om een vergoeding van zijn proceskosten.
De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek. De staatssecretaris heeft hierop niet gereageerd.
De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. De rechtbank stelt vast dat verzoeker de staatssecretaris op 5 november 2022 in gebreke heeft gesteld. Verzoeker heeft vervolgens op 26 december 2022 beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit. Bij uitspraak van 12 september 2023 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, het beroep gegrond verklaard en bepaald dat de staatssecretaris binnen twee weken na de dag van verzending van de uitspraak een besluit bekend diende te maken. [1]
3. De rechtbank stelt verder vast de staatssecretaris op 21 september 2023 beslist heeft op de aanvraag van verzoeker. Verzoeker heeft de staatssecretaris vervolgens op 27 september 2023 in gebreke gesteld en heeft op 7 maart 2024 beroep ingesteld wegens niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. De staatssecretaris had dus op het moment van de ingebrekestelling en het instellen van het beroep al op de aanvraag van verzoeker beslist, hetgeen zou hebben geleid tot een niet-ontvankelijk beroep.
4. Nu er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen aan verzoeker in de zin van artikel 8:75a van de Awb. De rechtbank wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.C. Drenten-Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zaaknummer NL22.26568