In deze zaak heeft eiser op 10 mei 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met het verblijfsdoel ‘arbeid als zelfstandige’. Het primaire besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, gedateerd 30 juni 2022, wees deze aanvraag af. Eiser heeft hiertegen op 14 juli 2022 bezwaar aangetekend en op 15 juli 2022 verzocht om een voorlopige voorziening. Het bezwaar werd echter bij besluit van 22 augustus 2022 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank Den Haag heeft in deze uitspraak het beroep van eiser tegen het bestreden besluit beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiser de gronden van het beroep niet heeft vermeld en dit verzuim niet tijdig heeft hersteld. Bovendien heeft eiser geen kopie van het bestreden besluit overgelegd, wat ook een vereiste is voor de ontvankelijkheid van het beroep. De rechtbank heeft eiser in een eerdere brief verzocht om dit verzuim te herstellen, maar eiser heeft hier niet op gereageerd. Hierdoor blijft het bestreden besluit in stand en wordt het beroep niet inhoudelijk beoordeeld. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager op 20 juni 2024 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.