ECLI:NL:RBDHA:2024:1015

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
AWB - 22 _ 3505
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

Op 18 januari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een belastingzaak tussen eiseres en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiseres had beroep ingesteld tegen een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) die aan haar was opgelegd voor het jaar 2013. De navorderingsaanslag was gebaseerd op een optiepremievoordeel dat aan haar fiscaal partner was toegerekend. De inspecteur had de navorderingsaanslag gehandhaafd na een bezwaar van eiseres. Tijdens de zitting op 7 december 2023 is de zaak behandeld, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en de inspecteur door meerdere vertegenwoordigers.

De rechtbank heeft overwogen dat de navorderingsaanslag onterecht was opgelegd aan eiseres, omdat de partner van eiseres, die de optiepremievoordeel had ontvangen, de enige aandeelhouder was van een holding. De rechtbank heeft de navorderingsaanslagen aan de partner vernietigd, wat ook de vernietiging van de aan eiseres opgelegde navorderingsaanslag met zich meebracht. De rechtbank heeft ook de rentebeschikking vernietigd en het beroep van eiseres gegrond verklaard. Daarnaast is de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 3.555, waarbij een deel aan eiseres en een deel aan de partner is toegewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 22/3505

uitspraak van de meervoudige kamer van 18 januari 2024 in de zaken tussen

[eiseres] , wonende te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: drs. K. Hoekstra),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2013 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd (de navorderingsaanslag). Daarbij is belastingrente in rekening gebracht (de rentebeschikking).
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 18 mei 2022 de navorderingsaanslag gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 december 2023. Namens eiseres is haar gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam 1] , drs. [naam 2] en mr. [naam 3] .
Partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan aan de rechtbank en de wederpartij overgelegd.
De onderhavige zaak is op de zitting gelijktijdig behandeld met de zaken met zaaknummers SGR 22/3509, SGR 22/3511, SGR 22/3513, SGR 22/3514 en SGR 22/3515.

Overwegingen

Feiten
1. De fiscaal partner van eiseres is [naam 4] (de partner).
2. De partner is enig aandeelhouder van [naam 4] Holding B.V. (Holding).
3. Verweerder heeft met dagtekening 30 november 2019 een navorderingsaanslag over het jaar 2013 aan de partner opgelegd. Daarbij is een optiepremievoordeel in aanmerking genomen als inkomen uit aanmerkelijk belang. Op grond van artikel 2.17, derde lid van de Wet IB 2001 is 50% van het optiepremievoordeel toegerekend aan eiseres en is de navorderingsaanslag aan haar opgelegd.
4. Eiseres heeft bij brief van 26 juni 2023 verzocht het optiepremievoordeel volledig toe te rekenen aan de partner.
5. Verweerder heeft bij brief van 1 november 2023 medegedeeld dat een verzoek tot wijziging van de onderlinge verhouding van een gemeenschappelijk inkomensbestanddeel tussen eiseres en de partner alleen kan worden ingewilligd indien dat verzoek gezamenlijk wordt gedaan.
6. Ter zitting heeft de partner verzocht het optiepremievoordeel volledig aan hem toe te rekenen indien de aan hem en eiseres opgelegde navorderingsaanslagen in stand worden gelaten.
Geschil
7. In geschil is of de navorderingsaanslag terecht is opgelegd.
Beoordeling van het geschil
8. De rechtbank heeft de aan de partner opgelegde navorderingsaanslagen vernietigd. Gelet hierop moet ook de aan eiseres opgelegde navorderingsaanslag worden vernietigd.
Ook de rentebeschikking wordt vernietigd.
9. Het beroep dient gegrond te worden verklaard.
Proceskosten
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. De rechtbank merkt de zaken van eiseres en de partner aan als samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit). Dat voor eiseres ter zitting een andere gemachtigde is verschenen, doet daaraan niet af. De kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 3.555 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 310, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875 en wegingsfactor 1,5 omdat sprake is van vier of meer samenhangende zaken). Daarvan kent de rechtbank gelet op het aantal zaaknummers 1/6 toe aan eiseres (€ 592,50) en 5/6 aan de partner (€ 2.962,50).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vernietigt de navorderingsaanslag;
  • vernietigt de rentebeschikking;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 592,50;
  • draagt verweerder op het door eiseres betaalde griffierecht van € 50 aan haar te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. Postema, voorzitter, en mr. M.E. Kiers en mr. E.J.W. Heithuis, leden, in aanwezigheid van mr. M. van Emden, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2024.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).
Dat kan digitaal via www.rechtspraak.nl, daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift is, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend.
Verder vermeldt u ten minste het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).