ECLI:NL:RBDHA:2024:10142

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
NL24.24706
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Maatregel van bewaring op grond van de Vreemdelingenwet 2000 met betrekking tot een Belgische staatsburger

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiseres, een Belgische staatsburger, was opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres, geboren in 2000, werd in bewaring gesteld op 13 juni 2024, omdat verweerder vreesde dat zij zich aan het toezicht zou onttrekken en de voorbereiding van haar vertrek of uitzetting zou belemmeren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de maatregel, zowel zwaar als licht, feitelijk juist zijn en voldoende zijn toegelicht door verweerder. Eiseres heeft de zware gronden niet betwist, maar voerde aan dat er geen lichter middel was opgelegd en dat de voortvarendheid bij de overdracht aan België ontbrak. De rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende inspanningen heeft geleverd om eiseres zorgvuldig over te dragen, rekening houdend met haar persoonlijke problematiek en de noodzaak van een veilige overdracht. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was en verklaarde het beroep ongegrond, evenals het verzoek om schadevergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.24706

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.C. Theodoulou).

Procesverloop

Bij besluit van 13 juni 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 26 juni 2024 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen via beeldverbinding. Zij werd in Middelburg bijgestaan door mr. S.A.M. Fikken, als waarnemer van haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Eiseres stelt te zijn geboren op [datum] 2000 en de Belgische nationaliteit te hebben.
Maatregel van bewaring
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken en eiseres de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontweek of belemmerde.
3. Verweerder heeft als zware gronden [1] vermeld dat eiseres:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en zij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
en als lichte gronden vermeld dat eiseres:
4a. zich niet aan een of meer andere voor haar geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
Gronden van beroep
4. Eiseres voert aan dat in de motivering van de gronden ten onrechte ook zware grond 3f [2] aan de maatregel ten grondslag lijkt te zijn gelegd. Daarnaast voert zij aan dat ten onrechte geen lichter middel is opgelegd, aangezien eiseres uit België komt en ze eenvoudigweg over de grens had kunnen worden gezet. Bovendien ontbreekt de vereiste voortvarendheid bij de realisatie van de overdracht. Eiseres is op 13 juni 2024 in bewaring gesteld. Ter zitting is gebleken dat haar overdracht aan België op 28 juni 2024 is gepland. Een periode van ruim twee weken voor een overdracht aan België is te lang.
5. Verweerder trekt ter zitting de zware grond 3f, voor zover die aan de maatregel ten grondslag is gelegd, in. In verband met het lichter middel en de voortvarendheid wijst hij er op dat eiseres in eerste instantie niet gehoord kon worden omdat zij onder invloed was van middelen. Op 20 juni 2024 kon eiseres worden gehoord en is met haar besproken hoe zij aan België kan worden overgedragen. Verweerder hecht eraan eiseres in haar eigen belang zorgvuldig over te dragen, zoals ook vorige keren is gebeurd.
Het oordeel van de rechtbank
6. Eiseres heeft de zware gronden 3a, 3b en 3c, en de lichte gronden 4a, 4c en 4d die aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggen niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat de zware en lichte gronden feitelijk juist zijn. Verweerder heeft daarnaast de lichte gronden voldoende toegelicht. De zware en lichte gronden kunnen daarom ten grondslag worden gelegd aan de maatregel en kunnen de maatregel ook dragen.
7. Ten aanzien van de duur van de maatregel merkt de rechtbank op dat uit het dossier blijkt dat verweerder zich inspant om eiseres op een veilige en passende manier over te dragen, gezien haar persoonlijke problematiek en haar in dat verband recente gedwongen opname in een kliniek. Zo blijkt uit het vertrekgesprek van 19 juni 2024 dat de regievoerder contact heeft gehad met een instelling waar eiseres eerder heeft verbleven (en dat vanuit die instelling de vraag is gesteld of eiseres daar opnieuw vrijwillig opgenomen wenst te worden, wat eiseres niet wil). Uit het dossier blijkt ook dat eiseres bij haar staandehouding niet aanspreekbaar was. Tijdens de zitting heeft verweerder naar voren gebracht dat er een vertrekgesprek heeft plaatsgevonden zodra eiseres tot het voeren van een dergelijk gesprek in staat bleek. Eiseres beschikt niet over identificerende documenten. Verweerder kon eiseres om deze redenen niet eenvoudigweg over de grens zetten, zoals zij stelt. De rechtbank oordeelt dan ook dat verweerder terecht geen lichter middel heeft opgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het voorgaande ook dat verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld, nu de overdracht aan België gepland is voor 28 juni 2024.
8. Ook een ambtshalve toetsing leidt niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 27 juni 2024 door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb).
2.Zich zonder noodzaak hebben ontdaan van reis- of identiteitsdocumenten.