ECLI:NL:RBDHA:2024:10122

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juli 2024
Publicatiedatum
1 juli 2024
Zaaknummer
FT RK 24/525
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in het kader van ontruiming en schuldsanering

Op 1 juli 2024 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak tussen de heer [naam 1] en de heer [naam 2] betreffende een voorlopige voorziening. De heer [naam 1] had de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening uit te spreken om de ontruiming van zijn woning door de heer [naam 2] te verbieden. Dit verzoek volgde op een eerdere beschikking van 27 februari 2024, waarin de heer [naam 2] al was verboden om de woning te ontruimen onder bepaalde voorwaarden. De heer [naam 1] bevond zich in een bedreigende situatie, omdat de heer [naam 2] op 17 juni 2024 had aangekondigd de woning te willen ontruimen. De rechtbank heeft het verzoek van de heer [naam 1] deels toegewezen en de ontruiming voor een periode van zes maanden verboden, zodat hij de gelegenheid heeft om een minnelijk traject af te ronden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de heer [naam 1] aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, ondanks dat de heer [naam 2] stelde dat dit niet het geval was. De rechtbank heeft de heer [naam 2] veroordeeld in de kosten van de procedure, omdat hij de heer [naam 1] onnodig op kosten heeft gejaagd door de hernieuwde aanzegging tot ontruiming. De beslissing houdt in dat de voorlopige voorziening geldt tot en met 27 augustus 2024, en dat de heer [naam 2] de kosten van de procedure moet vergoeden aan de heer [naam 1]. De rechtbank heeft ook aangegeven dat het WSNP-verzoek van de heer [naam 1] nog niet kan worden behandeld, omdat het minnelijk traject nog niet is afgerond.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummer: C/09/667872 / FT RK 24/525
beschikking op grond van artikel 287b lid 1 van de Faillissementswet van 1 juli 2024
[naam 1] ,
wonende te [adres] ,
[postcode] [woonplaats 1] ,
hierna: de heer [naam 1] ,
tegen
[naam 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: de heer [naam 2] ,
gemachtigde: Bazuin & Partners Gerechtsdeurwaarders.
Waar deze zaak over gaat
Op 17 juni 2024 wil de heer [naam 2] de woning van de heer [naam 1] ontruimen. Hierdoor is voor de heer [naam 1] een bedreigende situatie ontstaan. De heer [naam 1] heeft de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening uit te spreken, waarbij de ontruiming voor zes maanden wordt verboden. De heer [naam 1] is daardoor in de gelegenheid om het minnelijk traject af te ronden. De rechtbank wijst het verzoek deels toe en legt hierna uit waarom zij zo beslist. Eerst volgt informatie over het verloop van de procedure tot nu toe.

1.De procedure

1.1.
Bij beschikking van 27 februari 2024 heeft de rechtbank de heer [naam 2] verboden de woning van de heer [naam 1] gelegen aan de [adres] te [woonplaats] ontruimen, onder de daarin genoemde voorwaarden.
1.2.
Bij deurwaardersexploot van 7 juni 2024 heeft de heer [naam 2] laten weten dat op 17 juni 2024 zal worden overgegaan tot ontruiming van de woning van de heer [naam 1] .
1.3.
Op 13 juni 2024 heeft de heer [naam 1] gevraagd om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 287b lid 1 van de Faillissementswet (Fw). Daarbij heeft de heer [naam 1] ook een WSNP-verzoek ingediend.
1.4.
Het verzoek houdt in dat de heer [naam 2] wordt verboden om over te gaan tot ontruiming van de woning aan het adres [adres] te Den Haag die de heer [naam 1] huurt van de heer [naam 2] .
1.5.
De rechtbank heeft in haar tussenbeschikking van 14 juni 2024 de heer [naam 2] verboden de woning te ontruimen totdat op het verzoek van de heer [naam 1] een eindbeslissing is genomen.
1.6.
Het verzoek tot het afgeven van de voorlopige voorziening is behandeld op de zitting van 24 juni 2024. Op deze zitting verschenen:
- de heer [naam 1] ,
- de heer [beschermingsbewindvoerder] , beschermingsbewindvoerder,
- mevrouw [naam 3] , sociaal case manager van de gemeente Den Haag.
1.7.
De gemachtigde van de heer [naam 2] is opgeroepen voor de zitting, maar is niet verschenen.

2.De beoordeling

Het doel van de voorlopige voorziening

2.1.
Bij een gedwongen ontruiming, is sprake van een bedreigende situatie. De wet biedt in die gevallen de mogelijkheid om die bedreiging tijdelijk op te schorten, zodat de heer [naam 1] in staat is het minnelijke traject voort te zetten. Hij kan dan met zijn schuldeisers een regeling voor zijn schulden proberen te bereiken en wordt in die periode dan niet gehinderd door (executie) maatregelen. Voorwaarde is wel dat is gestart met het minnelijk traject.
2.2.
De rechtbank heeft de heer [naam 2] bij beschikking van 27 februari 2024 verboden over te gaan tot ontruiming van de door de heer [naam 1] gehuurde woning onder de voorwaarde dat de lopende huurtermijnen tijdig en volledig worden betaald. Deze voorlopige voorziening geldt in beginsel voor de duur van zes maanden, te weten tot en met 27 augustus 2024.
2.3.
Naar de rechtbank begrijpt stelt de heer [naam 2] zich op het standpunt dat de huur niet maandelijks is voldaan, verder is geen betaling ontvangen voor de afrekening energie van € 3.795, waardoor de heer [naam 1] zich niet aan de afgesproken voorwaarden heeft gehouden.
2.4.
Uit de door de heer [beschermingsbewindvoerder] voorafgaand aan de zitting overgelegde stukken en het behandelde ter zitting blijkt dat de heer [naam 1] wél aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
De huur van maart 2024 is op 26 februari 2024 voldaan, zoals blijkt uit een overgelegd screenshot. Dit is door de rechtbank ook expliciet vermeld in ro 2.5. van de op 27 februari 2024 afgeven beschikking.
Op 27 april 2024 is door de gemeente Den Haag tweemaal een betaling verricht aan de heer [naam 2] . Op 25 mei 2024 is wederom een betaling verricht aan de heer [naam 2] . Hoewel iedere omschrijving bij deze betalingen ontbreekt is het, gelet op het tijdstip van de overboekingen, voldoende duidelijk dat deze betalingen zien op de huur van de maanden april, mei en juni 2024. Ter zitting is door de heer [beschermingsbewindvoerder] toegelicht dat de huur van maart 2024 vanwege een misverstand door de gemeente Den Haag is overgemaakt aan een tussenpersoon van de heer [naam 2] , te weten Westfield management. Deze fout is in april 2024 ontdekt en heeft geleid tot twee overboekingen in april 2024, te weten van de huur van maart en april 2024, aan de heer [naam 2] .
2.5.
Uit het voorgaande volgt dat tot op heden nog steeds wordt voldaan aan de voorwaarden zoals vermeld in de beschikking van 27 februari 2024. Dat de heer [naam 1] de energie afrekening niet heeft voldaan heeft geen consequenties.
2.6.
Nu een voorlopige voorziening slechts kan worden uitgesproken voor de duur van maximaal 6 maanden (zie art. 287b Fw.) en niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die aanleiding gegeven tot een verlenging van deze termijn, wordt de gevorderde voorziening toegewezen tot en met 27 augustus 2024.
2.7.
De rechtbank rekent het de heer [naam 2] zwaar aan dat hij door de hernieuwde aanzegging tot ontruiming de heer [naam 1] onnodig op kosten heeft gejaagd. Gelet hierop zal de heer [naam 2] als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, namelijk de door de heer [naam 1] te betalen eigen bijdrage ad € 202,00.
2.8.
De heer [naam 1] heeft ook een WSNP-verzoek ingediend. Op het WSNP-verzoek kan nog niet worden beslist, omdat het minnelijke traject nog niet is afgerond. De wet schrijft voor dat de schuldhulpverlener uiterlijk vier weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt aan de rechtbank (artikel 287b lid 6 Fw). Na ontvangst van dit verslag en een compleet WSNP-verzoek zal de behandeling van dat verzoek worden ingepland.

3.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek van de heer [naam 1] deels toe en:
- verbiedt de heer [naam 2] over te gaan tot ontruiming van de woning van de heer [naam 1] aan de [adres] te [woonplaats] ;
  • bepaalt dat deze voorziening slechts geldt onder de voorwaarde dat
  • bepaalt dat deze voorziening geldt totdat de uitspraak op het WSNP-verzoek in kracht van gewijsde is gegaan of dit verzoek is ingetrokken;
- bepaalt dat de voorziening in ieder geval vervalt na 27 augustus 2024;
- veroordeelt de heer [naam 2] tot betaling van de kosten van deze procedure aan de zijde van de heer [naam 1] ad € 202,-;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit is een beslissing van mr. A.C.M. Höppener, rechter, in samenwerking met H.E. Keskin, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2024.