ECLI:NL:RBDHA:2024:10092

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juli 2024
Publicatiedatum
1 juli 2024
Zaaknummer
NL24.2342
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 juli 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenveroordeling. Verzoekers, die een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) hadden ingediend in het kader van nareis asiel, hebben op 21 januari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op hun aanvraag. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 30 april 2024 een inwilligend besluit genomen, waarna de verzoekers op 2 mei 2024 het beroep hebben ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de verzoekers is tegemoetgekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. Echter, de rechtbank oordeelt dat het ingetrokken beroep ten overvloede is ingediend, omdat er nog geen uitspraak was gedaan op een eerder ingediend beroep wegens niet tijdig beslissen.

De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een ontvankelijk beroep en dat er daarom geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Het verzoek om proceskostenveroordeling wordt afgewezen als kennelijk ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.2342

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], verzoekster

[naam], V-nummer: [nummer], verzoeker
mede namens hun minderjarige kinderen:
[naam], V-nummer: [nummer]
[naam], V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A.M.I. Eleveld),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: D. Meier).

Procesverloop

Verzoekers hebben op 21 januari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op hun aanvraag om een mvv in het kader van nareis asiel van 10 augustus 2022.
De staatssecretaris heeft op 30 april 2024 een inwilligend besluit genomen op de aanvraag.
Verzoekers hebben op 2 mei 2024 het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Verzoekers hebben de aanvraag voor een mvv ingediend op 10 augustus 2022. Op 22 februari 2023 hebben verzoekers de staatssecretaris in gebreke gesteld. Op 8 december 2023 hebben verzoekers beroep ingesteld wegens niet tijdig beslissen op hun aanvraag (zaaknummer NL23.38497). Op 21 januari 2024 hebben verzoekers nogmaals beroep ingesteld omdat de staatssecretaris niet tijdig op hun aanvraag heeft beslist (het onderhavige, inmiddels ingetrokken, beroep).
4. Bij uitspraak van 19 februari 2024 heeft deze rechtbank en zittingsplaats het beroep in zaaknummer NL23.38497 gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen om binnen 8 weken na bekendmaking van de uitspraak alsnog een beslissing te nemen op de aanvraag van verzoekers. De rechtbank heeft verder bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-
5. Op het moment dat verzoekers het onderhavige, inmiddels ingetrokken, beroep hebben ingediend, had de rechtbank nog geen uitspraak gedaan op het reeds ingediende beroep wegens niet tijdig beslissen met zaaknummer NL23.38497. Het onderhavige, inmiddels ingetrokken, beroep was daarom ten overvloede ingediend, hetgeen zou hebben geleid tot een niet-ontvankelijk beroep.
6. Nu er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen aan verzoekers in de zin van artikel 8:75a van de Awb. De rechtbank wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Drenten-Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.