ECLI:NL:RBDHA:2024:10092
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 juli 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenveroordeling. Verzoekers, die een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) hadden ingediend in het kader van nareis asiel, hebben op 21 januari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op hun aanvraag. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 30 april 2024 een inwilligend besluit genomen, waarna de verzoekers op 2 mei 2024 het beroep hebben ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de verzoekers is tegemoetgekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. Echter, de rechtbank oordeelt dat het ingetrokken beroep ten overvloede is ingediend, omdat er nog geen uitspraak was gedaan op een eerder ingediend beroep wegens niet tijdig beslissen.
De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een ontvankelijk beroep en dat er daarom geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Het verzoek om proceskostenveroordeling wordt afgewezen als kennelijk ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.