In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 27 juni 2024, wordt het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het verblijfsdoel 'familie en gezin' beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvragen op 9 december 2022 afgewezen, en het bezwaar van eisers werd bij besluit van 9 november 2023 in stand gelaten. De rechtbank heeft op 10 april 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen en referenten aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris ten onrechte heeft gesteld dat er geen sprake is van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. Eisers, die in Haïti verblijven, zijn neefjes en nichtje van referent 1, die hen heeft opgevoed en voor wie hij voogdij heeft. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de emotionele band tussen eisers en referent 1, en dat de staatssecretaris niet adequaat heeft getoetst aan de relevante beleidsregels in de Vreemdelingencirculaire 2000.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen, waarbij hij de feiten en omstandigheden opnieuw moet afwegen. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eisers en het vergoeden van het griffierecht. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de persoonlijke omstandigheden van de betrokkenen in het kader van het vreemdelingenrecht.