ECLI:NL:RBDHA:2024:10087

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
1 juli 2024
Zaaknummer
23/6044
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van voorschot NOW-3 en de evenredigheid van de gevolgen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen VOF [eiseres] en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, vertegenwoordigd door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had een beroep ingesteld tegen de terugvordering van een voorschot dat zij had ontvangen op basis van de Derde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW-3). De rechtbank constateerde dat eiseres geen aanvraag had ingediend voor de definitieve berekening van de NOW-subsidie, wat leidde tot de verplichting om het voorschot van € 30.090,- terug te betalen. Eiseres voerde aan dat de terugvordering onevenredig was, omdat zij niet op het juiste adres was aangeschreven en de gevolgen van de terugvordering te zwaar zouden zijn. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres te laat was met haar aanvraag en dat de gevolgen van de terugvordering niet onevenredig waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van de verweerder om het voorschot terug te vorderen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/6044

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juni 2024 in de zaak tussen

VOF [eiseres], uit [vestigingsplaats], eiseres

en
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
gemachtigde: mr. J.J. Grasmeijer.

Inleiding

Met het besluit van 10 mei 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiseres het aan haar betaalde voorschot ingevolge de Derde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW-3) moet terugbetalen omdat verweerder bij gebreke van een aanvraag daartoe de definitieve tegemoetkoming niet heeft kunnen berekenen.
Met het besluit van 27 juli 2023 (het bestreden besluit) op het bezwaar van eiseres is verweerder bij dat besluit gebleven.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 19 juni 2024 op zitting behandeld. Ter zitting zijn verschenen: [naam 1] en [naam 2] de (voormalige) vennoten, namens eiseres, en mr. J.J. Grasmeijer en [naam 3], namens verweerder.

Overwegingen

1. Eiseres heeft op 7 mei 2021 een aanvraag ingediend voor verlening van een tegemoetkoming op grond van de NOW-3.3 (vijfde aanvraagperiode). Verweerder heeft bij besluit van 10 mei 2021 een tegemoetkoming verleend, waarbij € 30.090,- aan voorschot is betaald. Bij de verlening is aan eiseres te kennen gegeven dat eiseres voor de definitieve berekening van de NOW-subsidie opnieuw een aanvraag moet doen.
2. Op 28 februari 2023 heeft verweerder eiseres een herinneringsbrief gestuurd waarbij eiseres erop is gewezen dat zij de definitieve berekening moet aanvragen, bij gebreke waarvan het voorschot zal moeten worden terugbetaald.
3. Eiseres heeft geen aanvraag tot een definitieve berekening van de tegemoetkoming gedaan.
4. Verweerder heeft bij primair besluit eiseres te kennen gegeven dat zij het voorschot moet terugbetalen.
5. Eiseres heeft op 5 juni 2023 bezwaar gemaakt. Eiseres heeft bij dit bezwaar een aanvraag om (alsnog) vaststelling van de NOW-subsidie ingediend.
6. Met het bestreden besluit heeft verweerder de terugvordering gehandhaafd.
7. Eiseres voert in beroep aan dat de brieven van verweerder zijn afgeleverd op het verkeerde adres. Eiseres was op het moment van verzending van deze brieven niet langer gevestigd op het adres zoals dat bij verweerder stond geregistreerd. Het is eiseres ontschoten om het adres te wijzigen na een gedeeltelijke verkoop van haar bedrijf. Eiseres acht de consequentie, te weten de terugbetaling van het gehele voorschot, een groot bedrag, niet in verhouding tot de ernst van de fout.
8. Verweerder stelt dat eiseres te laat is met de aanvraag om vaststelling. De aanvraag is namelijk ingediend op 5 juni 2023, terwijl ingevolge de rappelbrief van 28 februari 2023 de termijn voor het indienen van de aanvraag tot en met 19 april 2023 liep. Eiseres heeft dus niet aan haar verplichtingen voldaan. Dat de gevolgen van deze fout onevenredig zouden zijn, is volgens verweerder niet gebleken. Voor verweerder bestaan er dus geen redenen om van de terugvordering af te zien.
9.
Beoordeling
10. De rechtbank constateert dat niet in geschil is dat eiseres te laat is met het indienen van de aanvraag voor de vaststelling van de NOW-subsidie, dat wil zeggen de definitieve berekening van de tegemoetkoming. Evenmin is in geschil dat dit in beginsel tot een verplichting tot terugbetaling door eiseres leidt. De hoogte van deze terugvordering is in geschil. Eiseres acht de terugvordering ter hoogte van het gehele voorschot buiten proportie. Eiseres heeft € 30.090,- ontvangen, terwijl zij, blijkens haar eigen gegevens, zoals overgelegd bij het bezwaarschrift, recht zou hebben gehad op een definitieve subsidie van € 24.911,-. Eiseres acht in dat licht een terugvordering van € 5.179.- evenredig, eventueel te vermeerderen met een boete.
11. De rechtbank overweegt dat eiseres in wezen geen beroep doet op de evenredigheid zoals in het kader van de onderhavige regeling is bedoeld. Eiseres wenst in feite te worden behandeld alsof haar aanvraag om een definitieve berekening tijdig was. De regelgeving verzet zich hier evenwel tegen. Helder is dat de aanvraag te laat was en dat dit eiseres toe te rekenen is. Dat neemt niet weg dat ook overigens een beroep op de evenredigheid kan worden gedaan. Het is dan aan eiseres om feiten en omstandigheden aan dat beroep ten grondslag te leggen.
12. De rechtbank constateert dat eiseres geen feiten of omstandigheden naar voren heeft gebracht die zouden kunnen leiden tot het oordeel dat de gevolgen van de terugvordering onevenredig zijn. Dat de vennoten gedurende een bepaalde periode zichzelf en hun gezinsleden het één en ander zullen moeten ontzeggen is daarvoor niet voldoende.
12. Het beroep op de onevenredigheid slaagt daarom niet.
14. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verweerder heeft kunnen besluiten tot terugvordering van het ten onrechte uitbetaalde voorschot van € 30.090,-. Het beroep is ongegrond.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.G. Meeder, rechter, in aanwezigheid van mr. I. Ince, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.