ECLI:NL:RBDHA:2024:10085

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
1 juli 2024
Zaaknummer
NL24.16668
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.S. Gaastra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van zwaarwegendheid en nieuw asielmotief

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die op 8 oktober 2023 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel indiende, kreeg op 9 april 2024 te horen dat zijn aanvraag ongegrond was verklaard door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft op 27 mei 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als die van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de vrees van eiser voor vervolging in Algerije onvoldoende zwaarwegend is. Eiser heeft aangevoerd dat hij bedreigd en mishandeld wordt door zijn ex-schoonfamilie en dat hij vreest voor zijn leven bij terugkeer naar Algerije. De staatssecretaris heeft echter vastgesteld dat de andere elementen van eisers asielrelaas niet geloofwaardig zijn en dat de vrees voor vervolging niet voldoende onderbouwd is. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat de asielaanvraag ongegrond is.

Daarnaast heeft eiser op 26 mei 2024 een nieuw asielmotief ingediend, waarin hij stelt dat hij een gevangenisstraf van acht jaar moet uitzitten vanwege een veroordeling voor drugsbezit. De rechtbank oordeelt dat dit nieuwe motief niet in de huidige procedure kan worden betrokken, omdat dit zou leiden tot een ontoelaatbare vertraging van de procedure. De rechtbank benadrukt dat het aan eiser is om alle relevante asielelementen tijdig naar voren te brengen.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en blijft de afwijzing van de asielaanvraag in stand. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.16668

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. H. Postma),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. M.J.C. van der Woning).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Hij heeft op 8 oktober 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 9 april 2024 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 27 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser is gescheiden en heeft als gevolg daarvan problemen met zijn ex-schoonfamilie. Zij hebben hem bedreigd, meegenomen en mishandeld. Bij terugkeer naar Algerije vreest eiser daarom vermoord te worden door zijn ex-schoonfamilie. Verder is eiser in Algerije onderdrukt als gevolg van zijn afkomst uit de bergen, is hij mishandeld door de politie en vreest hij dat hij bij terugkeer de dienstplicht zal moeten vervullen.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Problemen met ex-schoonfamilie;
3. Dienstplicht;
4. Mishandeling door politie; en
5. Onderdrukking omdat eiser uit de bergen komt.
5.1.
De staatssecretaris stelt zich hierover op het standpunt dat eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig zijn. De staatssecretaris heeft de andere elementen (2, 3, 4 en 5) niet beoordeeld op geloofwaardigheid, omdat hij reden ziet deze relevante elementen enkel op zwaarwegendheid te beoordelen. [1] De staatssecretaris stelt zich hierover op het standpunt dat de verklaringen van eiser over de problemen met zijn ex-schoonfamilie, de dienstplicht, de mishandeling door de politie en de onderdrukking op voorhand onvoldoende zwaarwegend zijn om te leiden tot een gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade. De staatssecretaris concludeert daarom dat de asielaanvraag ongegrond is.
5.2.
De rechtbank stelt vast dat eiser alleen beroepsgronden heeft aangevoerd tegen het standpunt van de staatssecretaris over asielelement 3. Dat betekent dat het standpunt van de staatssecretaris over de andere asielelementen niet in geschil is.
Mocht de staatssecretaris eisers vrees voor vervolging vanwege het ontwijken van de dienstplicht onvoldoende zwaarwegend achten?
6. Eiser betoogt dat de staatssecretaris zijn vrees voor vervolging vanwege het ontwijken van de dienstplicht ten onrechte onvoldoende zwaarwegend heeft geacht. Eiser stelt in de eerste plaats dat de staatssecretaris deze conclusie ten onrechte heeft gebaseerd op landeninformatie uit 2018 en het thematisch ambtsbericht van 11 november 2020. De landeninformatie uit 2018 is volgens eiser verouderd en uit het thematisch ambtsbericht van 2020 volgt juist dat dienstplichtigen die in het buitenland verblijven bij aankomst in Algerije kunnen worden gearresteerd en afgevoerd naar legerkazernes. Eiser wijst verder nog op het rapport van de US Department of State van 23 april 2024 en Freedom House uit 2024, waaruit blijkt dat mannen in de dienstplichtige leeftijd het land niet mogen verlaten zonder speciale autorisatie. [2] Daarbij zijn de omstandigheden in de militaire gevangenissen zeer slecht, omdat gedetineerden in grote groepen dicht opeengepakt in grote slaapzalen verblijven, zij onvoldoende eten krijgen en vaak door bewakers worden mishandeld. De stelling van de staatssecretaris dat de situatie in militaire gevangenissen niet relevant is voor eisers persoonlijke situatie, kan eiser daarom niet volgen. Tot slot wijst eiser erop dat hij, anders dan voorheen, kan onderbouwen dat hij de dienstplicht moet vervullen. Hiertoe overlegt hij een WhatsApp-screenshot van een oproep voor militaire dienst van 25 februari 2024. Eiser is nog in afwachting van het originele document en (kopieën van) eerdere oproepen die een landgenoot probeert op te halen. Eiser verzoekt daarom het beroep aan te houden.
6.1.
De beroepsgrond slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat eisers vrees voor vervolging onvoldoende zwaarwegend is. In de eerste plaats stelt de staatssecretaris terecht dat uit landeninformatie blijkt dat eiser zou moeten zijn vrijgesteld van de dienstplicht omdat hij inmiddels ouder dan dertig is en daarom niet langer dienstplichtig is. [3] Bovendien heeft eiser zelf verklaard dat hij ontheffing van de dienstplicht heeft, omdat hij in 1992 is geboren. [4] Daarnaast stelt de staatssecretaris zich terecht op het standpunt dat de landeninformatie geen aanleiding geeft om aan te nemen dat personen die hun dienstplicht niet hebben voltooid, daartoe alsnog door de Algerijnse autoriteiten gedwongen zullen worden. Uit deze landeninformatie volgt namelijk dat er méér dienstplichtigen zijn die de militaire dienstplicht willen vervullen dan nodig [5] en de staatssecretaris mocht daaraan de conclusie verbinden dat niet aannemelijk is dat eiser, mede gelet op het feit dat hij de dienstplichtige leeftijd inmiddels is ontstegen, gedwongen zal worden de dienstplicht (alsnog) te vervullen. De door eiser overgelegde oproep maakt dit niet anders. De staatssecretaris heeft er terecht op gewezen dat eiser heeft verklaard dat hij elke drie maanden een dergelijke oproep heeft ontvangen, maar dat hij er nimmer problemen van heeft ondervonden dat hij hier geen gehoor aan heeft gegeven. De staatssecretaris stelt zich verder terecht op het standpunt dat het afvoeren naar een legerkazerne niet hetzelfde is als veroordeeld worden tot een gevangenisstraf en geplaatst worden in een militaire gevangenis, en dat er weinig tot geen informatie beschikbaar is waaruit zou blijken dat de Algerijnse autoriteiten dienstplichtontduikers consequent vervolgen. [6] De staatssecretaris stelt daarom terecht dat de omstandigheden in de militaire gevangenissen in eisers geval niet van belang zijn. De door eiser overgelegde rapporten van USDOS en Freedom House leiden niet tot een ander oordeel. Weliswaar blijkt uit deze rapporten, dat mannen in de dienstplichtige leeftijd speciale toestemming nodig hebben om het land te verlaten, maar uit een rapport van het Noorse informatiecentrum Landinfo uit 2018 en het thematisch ambtsbericht van november 2020 blijkt dat de Algerijnse grensautoriteiten sinds 2014 geen controles meer uitvoeren op het hebben vervuld van de dienstplicht. [7] Uit de rapporten van USDOS en Freedom House blijkt niet dat van een dergelijke controle thans wel sprake zou zijn. De staatssecretaris mocht hieruit afleiden dat het controleren van dienstplichtigen geen hoge prioriteit is voor de Algerijnse autoriteiten. Eiser heeft niet onderbouwd dat dit in zijn persoonlijke situatie wel het geval zou zijn.
6.2.
De rechtbank ziet tot slot geen aanleiding om het beroep aan te houden om te wachten op de oproepen van de militaire dienstplicht. Afgezien van het feit dat het bestaan van deze oproepen niet door de staatssecretaris betwist wordt (en eiser het bestaan van deze oproepen dus niet nader aannemelijk hoeft te maken), leiden deze niet tot een ander oordeel over de zwaarwegendheid van het asielrelaas van eiser. Zoals de rechtbank hiervoor onder 6.1 heeft geoordeeld, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Algerije als gevolg van het niet-uitvoeren van de dienstplicht zal worden vervolgd.
Moet eisers nieuwe asielmotief meegenomen worden in deze procedure?
7. Eiser heeft op 26 mei 2024 in de aanvullende gronden een nieuw asielmotief aangevoerd. Hij stelt bij terugkeer een gevangenisstraf van acht jaar te moeten uitzitten, omdat hij in 2019 bij verstek is veroordeeld voor drugsbezit. De omstandigheden in de Algerijnse gevangenissen zijn volgens eiser in strijd met artikel 3 van het EVRM. [8] Eiser heeft deze grond niet eerder in de procedure ingebracht vanwege schaamte.
7.1.
De rechtbank moet rekening houden met feiten en omstandigheden die na het bestreden besluit zijn aangevoerd, voor zover dat geen strijd oplevert met de goede procesorde en voor zover de afdoening van de zaak daardoor niet ontoelaatbaar wordt vertraagd. [9] Het gevolg hiervan is dat eiser in beroep in beginsel nog nieuwe asielmotieven naar voren kan brengen. Een nieuw asielmotief kan echter alleen in het lopende beroep worden betrokken als zowel de rechtbank als de staatssecretaris de mogelijkheid hebben om het asielmotief in het kader van het beroep te onderzoeken. Concreet houdt dat in dat het asielmotief volgens de nationale procedureregels tijdig moet worden ingediend én dat het asielmotief voldoende concreet is om in beroep naar behoren te kunnen worden onderzocht. [10]
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat het nieuwe asielmotief van eiser niet in deze procedure betrokken hoeft te worden omdat dit leidt tot een ontoelaatbare vertraging. Hierbij is van belang dat het nieuwe asielmotief is ingediend één dag voor de zitting, op een zondag. De staatssecretaris heeft daarom pas op de dag van zitting zelf kennis kunnen nemen van het nieuwe asielmotief. Bovendien betreft het geen nieuw asielmotief, maar een achtergehouden asielmotief. Verder acht de rechtbank van belang dat het asielmotief weliswaar concreet is, maar dat een beoordeling daarvan niet mogelijk is zonder eiser uitgebreid te horen, zodat hij dit motief nader kan onderbouwen. Gelet op de tijd en zorgvuldigheid die een dergelijk onderzoek met zich brengt, kan van de staatssecretaris niet worden verwacht dit binnen de algemene asielprocedure te beoordelen. Dat eiser het asielmotief niet eerder naar voren heeft gebracht vanwege schaamte, maakt dit – wat hier ook van zij – niet anders. Het ligt op de weg van eiser om zo volledig mogelijk te verklaren en alle relevante asielelementen tijdens het gehoor naar voren te brengen. Dat is hem bij aanvang van het nader gehoor ook uitdrukkelijk voorgehouden. [11] Het is, gelet hierop, daarom niet onevenredig bezwarend voor eiser om een nieuwe aanvraag in te dienen waarin hij dit nieuwe motief naar voren brengt. De rechtbank betrekt het door eiser nieuw aangevoerde asielmotief daarom niet in deze procedure.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Gaastra, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Hampsink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De staatssecretaris verwijst naar het Informatiebericht (IB) 2022/102, en paragraaf C1/4.1 en 4.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000).
2.Eiser wijst in dit verband op het rapport van USDOS van 23 april 2024 en het rapport “Algeria: Freedom in the World 2024 Country Report” van Freedom House.
3.Zie het thematisch ambtsbericht dienstplicht Algerije van 11 november 2020.
4.Zie het verslag van het nader gehoor, p. 10.
5.De staatssecretaris verwijst naar “Landinfo Country of Origin Information Centre, Algeria: Conscription” van 31 mei 2018.
6.Zie voetnoot 5.
7.Zie het thematisch ambtsbericht dienstplicht Algerije van 11 november 2020.
8.In dit verband wijst eiser op het jaarrapport van Amnesty International van 24 april 2024, het USDOS-rapport van 23 april 2024 en het rapport van Freedom House van 2024.
9.Dat staat in artikel 83, eerste en derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
10.Zie het arrest
11.Zie het verslag van het nader gehoor, p. 2.