Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Ambtshalve toetsing
Conclusie
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 10 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vreemdelingenbewaring van eiser, die op 23 mei 2024 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Eiser, die stelt de Tunesische nationaliteit te hebben, was het niet eens met de maatregel en heeft beroep ingesteld, dat ook als verzoek om schadevergoeding werd aangemerkt. Tijdens de zitting op 3 juni 2024 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werd er een tolk ingeschakeld. De rechtbank beoordeelde of de bewaring rechtmatig was en of de staatssecretaris had voldaan aan de informatieplicht uit artikel 5.3 van het Vreemdelingenbesluit 2000.
De rechtbank constateerde dat de staatssecretaris in het proces-verbaal van het gehoor had vermeld dat aan eiser een informatiefolder was verstrekt, maar dat er twijfels bestonden over de feitelijke uitreiking van deze folder. Desondanks oordeelde de rechtbank dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd dat eiser niet in zijn belangen was geschaad, omdat hij mondeling was geïnformeerd over de gronden van de maatregel. De rechtbank concludeerde dat de zware gronden voor de maatregel van bewaring, zoals het risico dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken, voldoende waren onderbouwd.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet had hoeven volstaan met een lichter middel, gezien de omstandigheden van de zaak. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 10 juni 2024, en tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.