ECLI:NL:RBDHA:2024:10078

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juni 2024
Publicatiedatum
1 juli 2024
Zaaknummer
NL23.20440
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van een asielaanvraag en de status van Togo als veilig derde land

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Nigerese nationaliteit, heeft op 31 oktober 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris op 31 januari 2024 niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft op 26 april 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris.

De rechtbank toetst de beslissing van de staatssecretaris aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Eiser stelt dat hij vanwege bedreigingen in Niger asiel heeft aangevraagd, maar de staatssecretaris meent dat hij veilig kan terugkeren naar Togo, dat als een veilig derde land wordt beschouwd. De rechtbank onderzoekt of de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat Togo als veilig derde land kan worden aangemerkt, ondanks de zorgen over de mensenrechtensituatie in Togo en de banden met Niger.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet onterecht heeft gesteld dat eiser aannemelijk kan worden toegelaten tot Togo. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris voldoende onderzoek heeft gedaan naar de situatie in Togo en dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat eiser daar niet veilig zou zijn. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en het beroep tegen het niet tijdig beslissen van de staatssecretaris niet-ontvankelijk. Eiser krijgt wel een proceskostenvergoeding toegewezen van € 437,50.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.20440

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. I.M. van Kuilenburg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. R.S. Helmus).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Nigerese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1984. Hij heeft op 31 oktober 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 31 januari 2024 deze aanvraag niet-ontvankelijk verklaard.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 26 april 2024 op zitting behandeld. Hierbij waren aanwezig: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank toetst het besluit tot niet-ontvankelijkverklaring van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Inleiding
4. Eiser is medio september 2021 uit Niger vertrokken naar Togo. Daar heeft hij zijn familie achtergelaten, is doorgereisd en op 25 oktober 2021 met een visum in Nederland aangekomen. Eiser heeft van 2010 tot 2014 voor de Nigerese overheid gewerkt en daarna voor een NGO. Namens de NGO was eiser elk jaar aanwezig bij de conferentie van de [organisatie] in Den Haag. Hij heeft in 2019 gevoelige informatie doorgespeeld aan de [organisatie] waarop de regering in Niger werd aangesproken. Hierna zijn de bedreigingen aan het adres van eiser begonnen. Eiser vecht tegen corruptie. Omdat hij zowel door de regering als de jihadisten werd bedreigd is hij voor zijn veiligheid met zijn familie naar Togo gegaan en is zelf doorgereisd. Hij vreest voor zijn leven in Niger en heeft daarom asiel aangevraagd in Nederland. De staatssecretaris is van mening dat eiser terug kan keren naar Togo als veilig derde land en heeft daarom de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard.
Kan Togo aangemerkt worden als een veilig derde land voor eiser?
Toetsingskader
5. Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk worden verklaard in de zin van artikel 33 van de Procedurerichtlijn, indien een derde land voor de vreemdeling als veilig derde land wordt beschouwd. De bepalingen voor het beoordelen van de vraag of sprake is van een veilig derde land zijn neergelegd in artikel 3.106a, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) en verder uitgewerkt in artikel 3.37e, eerste lid, Voorschrift Vreemdelingen 2000 (VV 2000) en in paragraaf C2/6.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
6. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft in haar uitspraken van 13 december 2017 [1] het toetsingskader voor het tegenwerpen van een veilig derde land uiteengezet. Hieruit volgt dat de staatssecretaris eerst moet beoordelen of een vreemdeling een zodanige band heeft met het derde land, dat het voor hem of haar redelijk is daar naartoe te gaan. Daarna moet de staatssecretaris beoordelen of aannemelijk is dat de vreemdeling tot dit land wordt toegelaten. Vervolgens is het aan een vreemdeling om aan te tonen dat de door de staatssecretaris geschetste mogelijkheden om toegang te krijgen tot het land, in zijn geval niet aanwezig zijn. Als laatste moet de staatssecretaris beoordelen of de vreemdeling in dit land volgens de beginselen genoemd in artikel 3.106a, eerste lid, van het Vb 2000 zal worden behandeld. Kort gezegd moet het aannemelijk zijn dat eiser in Togo in vrijheid kan leven, hij niet beducht hoeft te zijn slachtoffer te worden van ernstig geweld en zich geen zorgen hoeft te maken dat hij door Togo zal worden overgedragen aan de autoriteiten van Niger.
7. De rechtbank zal de door eiser aangevoerde gronden aan de hand van dit toetsingskader bespreken. Nu de band die eiser heeft met Togo niet ter discussie staat, kan daarvan worden uitgegaan en hoeft dit aspect niet te worden besproken.
Toelating derde land
8. Eiser voert aan dat er geen reden is om aan te nemen dat hij in Togo zal worden toegelaten. Het is juist dat eiser banden heeft met Togo en daar eerder heeft verbleven maar hij heeft daar geen verblijfsvergunning en kan deze ook niet zomaar krijgen. Dit komt doordat Niger uit het Ecowas is gestapt, een samenwerkingsverband tussen Afrikaanse landen. Dit heeft gevolgen voor het verblijf van Nigerese onderdanen in Togo. Niger heeft een officiële notificatie van uittreding ingediend, gedateerd op 7 februari 2024, en Niger stelt zich op het standpunt dat ze zich per direct niet meer aan de in dit verband gemaakte afspraken hoeven te houden. Daarmee is een verblijf van Nigerese burgers in Togo onrechtmatig geworden. De broer van eiser en zijn vrouw zijn al uit Togo vertrokken. Inmiddels zijn er drie landen, namelijk Niger, Mali en Burkina Faso, die uit Ecowas zijn gestapt en een eigen pact hebben gesloten. Wat de gevolgen daarvan zijn is nog niet duidelijk.
9. De staatssecretaris volgt het standpunt van eiser niet. Niger heeft weliswaar meegedeeld uit het samenwerkingsverband te stappen maar er is nog geen formeel bericht dat de uittreding ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Niger is verbonden aan het Verdrag inzake de oprichting van de Ecowas (Verdrag) en kan op grond van artikel 91 van dit Verdrag niet eenzijdig beslissen om onmiddellijk uit treden. Zelfs al zou er een officiële notificatie zijn, dan nog geeft artikel 91, lid 2 van het genoemde Verdrag aan dat vanaf dat moment er een periode van een jaar voorbijgaat voordat de uittreding officieel is. Naast Niger is ook Togo gebonden aan de verplichtingen die voorvloeien uit het samenwerkingsverband Ecowas en daarom is aannemelijk dat eiser nog altijd toegang zal krijgen tot Togo. Het gaat om het aannemelijk maken van de toegang en niet om de garantie voor een verblijfsvergunning.
10. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het aannemelijk is dat eiser wordt toegelaten tot Togo. De rechtbank volgt de staatssecretaris in zijn standpunt dat uit artikel 91 van het Verdrag blijkt dat landen na opzegging van het Verdrag niet eenzijdig kunnen beslissen om ook onmiddellijk uit te treden. Uit het artikel 91 lid 2 van het Verdrag volgt dat na een officiële notificatie van uittreding eerst een periode van een jaar moet zijn verstreken voordat een uittreding feitelijk zijn beslag kan hebben. Dit betekent dat Niger formeel nog deel uitmaakt van Ecowas. Dit betekent ook dat Togo – overeenkomstig de in het Verdrag gemaakte afspraken omtrent toelating van elkaars onderdanen op het eigen grondgebied – nog steeds gehouden is om Nigerese onderdanen toegang te verlenen. Ook als Niger zelf meent niet meer te zijn gebonden aan de in het Verdrag neergelegde afspraken. De notificatie heeft daarmee niet de gevolgen die eiser schetst. Er zijn daarnaast geen andere stukken of omstandigheden naar voren gebracht waaruit blijkt dat eiser niet zou worden toegelaten. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Bedreiging met refoulement, vervolging of ernstige mensenrechtenschendingen?
11. Eiser voert aan dat voor de veiligheid van het derde land getoetst moet worden aan artikel 38 van de Procedurerichtlijn, nu deze boven het Nederlands recht gaat. Deze vereisten gaan verder dan de eisen waaraan de staatssecretaris heeft getoetst en daarmee is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd en onderzocht. Daarnaast is de persoonlijke situatie van eiser niet goed terug te vinden in de beoordeling. Dit had wel zo moeten zijn.
De regimes van Togo en Niger onderhouden goede banden, zelfs in die mate dat Togo de Ecowas-sancties heeft geschonden om Niger te vriend te houden. Ook zonder de medewerking van Togo kan Niger opereren in Togo, de grenzen zijn poreus en de vraag is of Togo moeite zou hebben met een flagrante schending van de soevereiniteit zoals door de staatssecretaris wordt gesteld. Togo heeft daarnaast een dictatoriaal regime dat het niet zo nauw neemt met de mensenrechten. Dit alles blijkt uit algemene bronnen.
Verder heeft de Afdeling in haar uitspraak van 13 december 2017 [2] benadrukt dat wanneer een bepaald land als veilig derde land wordt beschouwd nog wel de individuele situatie van de vreemdeling moet worden betrokken. Dit is relevant omdat Togo geen veilig land van herkomst is zoals ook blijkt uit de Bijlage herbeoordeling Togo als veilig land van herkomst. [3] In haar voornemen noemt de staatssecretaris de implementatie van allerlei mensenrechtenverdragen terwijl in de herbeoordeling als veilig land van herkomst wordt aangegeven dat verschillende mensenrechtenverdragen onvoldoende worden nageleefd. Uit het Country Report 2022 over Togo van het U.S. Departement of State [4] volgt dat UNHCR niet mag controleren naar aanleiding van een incident in het Noorden van Togo. Het is onbekend of er bescherming wordt geboden aan vluchtelingen en daarmee niet zeker of Togo een veilig land is. Eiser voert verder aan dat hij een klacht heeft ingediend in verband met zijn nicht die is overleden aan Covid. Hiervan heeft hij niets teruggezien, maar als je de regering in Togo aanvalt is je leven meteen in gevaar. Dit is op internet terug te vinden. Het is een ingewikkeld land en er zijn veel spanningen door de komende verkiezingen. De staatssecretaris had daarom concreet moeten onderzoeken op basis van de feiten en omstandigheden wat de situatie was en welke risico’s er zijn voor eiser.
12. De staatssecretaris stelt dat op basis van een aantal informatiebronnen zoals genoemd in artikel 3.37e van het VV 2000 Togo voor eiser kan worden aangemerkt als veilig derde land. De staatssecretaris stelt voorts dat vreemdelingen in Togo worden behandeld volgens de beginselen zoals genoemd in artikel 3.106a, eerste lid van het Vb 2000. In het voornemen is beschreven dat Togo is aangesloten bij internationale verdragen en dat zij op nationaal niveau het verbod op refoulement kent. Daarnaast heeft Togo een nationale asielprocedure waardoor het voor eiser mogelijk is asiel aan te vragen. Uit de door eiser aangehaalde Amerikaanse bron gaat het niet om gedwongen terugkeer of schending van het refoulementprincipe. Dat er informatie ontbreekt over de status van ontheemden is geen bewijs dat Togo zich niet aan zijn verplichtingen houdt. Daarvan is niet gebleken. De staatssecretaris heeft de persoonlijke situatie van eiser meegenomen in zijn overwegingen als ook zijn individuele verklaringen zoals blijkt uit het bestreden besluit. Er zijn verder geen concrete verklaringen van eiser waaruit blijkt dat hij een risico loopt. Er worden vermoedens geuit en aannames gedaan maar die worden niet onderbouwd met stukken en zijn niet concreet. Dat is onvoldoende om nader onderzoek te doen. Eiser heeft geen bewijs of aanwijzingen overgelegd waaruit blijkt dat hij vanwege zijn klacht tegen de overheid in Togo in de problemen zal komen, dan wel dat hij tot de klokkenluiders gerekend wordt. De staatssecretaris mag op grond van individuele gevallen stellen dat een land een veilig derde land is ook als dit land geen veilig land van herkomst is. Op grond van vorenstaande is Togo voor eiser een veilig derde land.
13. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris Togo als veilig derde land voor eiser heeft kunnen aanmerken. Togo is geen veilig land van herkomst. Maar dat betekent niet dat het voor eiser geen veilig derde land kan zijn. Wel geldt een gedegen onderzoeksplicht. [5] De rechtbank stelt allereerst vast dat artikel 38 van de Procedurerichtlijn is geïmplementeerd in artikel 3.106a van het Vb 2000. In dit artikel zijn de verschillende elementen weergegeven waaraan getoetst moet worden en deze zijn door de staatssecretaris in het voornemen en het bestreden besluit beschreven en gemotiveerd. Togo is aangesloten bij het Vluchtelingenverdrag en heeft een nationale asielprocedure op grond waarvan eiser kan verzoeken om internationale bescherming. Daarnaast is onderzoek gedaan door de UNHCR en het IFRC ( International Federation of Red Cross and Red Crescent Societies) naar de voorzieningen voor vluchtelingen in 10 Ecowaslanden waaronder Togo.
Hieruit is gebleken dat in Togo voldoende toegang is tot de basisvoorzieningen. [6] De staatssecretaris merkt niet ten onrechte op dat er geen persoonlijke feiten en omstandigheden naar voren zijn gebracht waaruit blijkt dat de autoriteiten van Togo aan eiser geen bescherming kunnen of willen bieden. Voorts is niet gebleken dat eiser hoeft te vrezen voor refoulement. Togo kent op nationaal niveau een verbod op refoulement. Het feit dat Togo en Niger banden onderhouden betekent nog niet dat Togo zijn verplichtingen van non-refoulement en andere verdragen niet na zou komen. Er zijn ook geen stukken overlegd waaruit iets anders kan worden afgeleid en dit blijkt ook niet uit het aangehaalde stuk van het U.S. Department of State. Dat Togo voor een bepaald gebied in een bepaalde periode geen toegang heeft gegeven aan de UNHCR om te controleren maakt dit niet anders. Daaruit volgt nog niet dat een risico bestaat op indirect refoulement of dat Togo zich ten aanzien van eiser niet zal houden aan zijn verplichtingen. Dat eiser door het indienen van een klacht in verband met overlijden van een nicht door Covid gevaar zou lopen als klokkenluider te worden gezien, blijkt niet uit concrete aanwijzingen en is niet met bronnen of stukken onderbouwd. Eiser heeft zelf aangegeven niets meer te hebben vernomen. De staatssecretaris heeft door zijn motivering aan zijn zwaarder wegende onderzoeksplicht voor een veilig derde land, niet zijnde een veilig land van herkomst, voldaan. De beroepsgrond slaagt niet.
Is het beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing ontvankelijk?
14. Het beroep was oorspronkelijk gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Omdat inmiddels een besluit is genomen heeft eiser geen belang meer bij een beoordeling daarvan. Dit houdt in dat het beroep voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een beslissing niet-ontvankelijk wordt verklaard. Wel ziet de rechtbank aanleiding om de staatssecretaris in de proceskosten te veroordelen nu verweerder, ondanks de geldige ingebrekestelling, te laat heeft beslist. Bovendien heeft de staatssecretaris op zitting aangegeven zich niet te verzetten tegen deze vergoeding. Deze kosten stelt de rechtbank voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5) [7] . De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, omdat het alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is verstreken.

Conclusie en gevolgen

15. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft
16. Het beroep, gericht tegen het niet-tijdig beslissen is niet-ontvankelijk. Wel krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten in deze procedure.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het niet-ontvankelijk verklaren van de aanvraag tot asiel voor bepaalde tijd, ongegrond;
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het niet-tijdig beslissen van de staatssecretaris op het bezwaarschrift, niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van
€ 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. de Gooijer, rechter, in aanwezigheid van M. Kok, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraken van de ABRvS van 13 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3380, r.o. 5.3, en ECLI:NL:RVS:2017:3381.
3.Bijlage bij Kamerstuk 19637, nr. 2664 van 30 september 2020.
4.[website 1].
6.UNHCR en IFRC (International Federation of Red Cross and Red Crescent Societies), Access to
7.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht.