ECLI:NL:RBDHA:2024:10066

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juni 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
24.7876
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
  • S. Ketelaars – Mast
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit asielaanvraag

In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Turkse nationaliteit, op 24 maart 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft op 17 oktober 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag. De rechtbank heeft op 22 december 2022 het beroep gegrond verklaard, maar de staatssecretaris heeft niet binnen de gestelde termijn een besluit genomen. Eiser heeft vervolgens op 27 juni 2023 opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Op 4 december 2023 heeft de rechtbank het beroep wederom gegrond verklaard, maar ook nu heeft de staatssecretaris niet tijdig beslist. Eiser heeft op 28 februari 2024 opnieuw beroep ingesteld, waarna de staatssecretaris op 23 april 2024 de asielaanvraag van eiser ongegrond heeft verklaard. De rechtbank heeft eiser verzocht om binnen twee weken te reageren op de afwijzing, maar eiser heeft geen reactie gegeven.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. De staatssecretaris had binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen, met een mogelijke verlenging van maximaal negen maanden. Aangezien de staatssecretaris op 23 april 2024 alsnog een besluit heeft genomen, is het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep tegen het besluit van 23 april 2024 is ongegrond verklaard, omdat eiser geen inhoudelijke gronden heeft ingediend tegen dit besluit. Eiser krijgt wel een proceskostenvergoeding van € 437,50 toegewezen, omdat de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist.

De rechtbank heeft de volgende beslissingen genomen: het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit is niet-ontvankelijk verklaard, het beroep tegen het besluit van 23 april 2024 is ongegrond verklaard, en de staatssecretaris is veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.7876

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Turkse nationaliteit,
v-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. I.M. Zuidhoek),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.

Procesverloop

Eiser heeft op 24 maart 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
Eiser heeft op 17 oktober 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag. Bij uitspraak van 22 december 2022 van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, is het beroep van eiser gegrond verklaard. De staatssecretaris diende binnen zestien weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit bekend te maken. De staatssecretaris heeft hieraan niet voldaan.
Op 27 juni 2023 heeft eiser opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag. Op 4 december 2023 is het beroep van eiser door deze rechtbank en zittingsplaats gegrond verklaard. De staatssecretaris diende binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit bekend te maken. De staatssecretaris heeft hieraan niet voldaan.
Op 28 februari 2024 heeft eiser opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag.
Op 23 april 2024 heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft bij bericht van 24 mei 2024 eiser verzocht binnen twee weken de rechtbank te informeren of de afwijzende beslissing aanleiding is om het beroep in te trekken of het beroep te handhaven als tegen het door de staatssecretaris genomen besluit. Eiser heeft desgevraagd geen reactie gegeven op het alsnog genomen besluit.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) moet de staatssecretaris binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen. Op grond van artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw kan de termijn, als bedoeld in het eerste lid, met ten hoogste negen maanden worden verlengd, indien een groot aantal vreemdelingen tegelijk een aanvraag indient waardoor het in de praktijk zeer moeilijk is de procedure binnen de termijn van zes maanden af te ronden.
5. Op 23 april 2024 heeft de staatssecretaris alsnog een besluit genomen op de aanvraag van eiser. Gelet hierop is er voor de rechtbank geen aanleiding om conform artikel 8:55d, van de Awb te bepalen dat de staatssecretaris alsnog een besluit op het verzoek dient te nemen. Het beroep is daarom, voor zover het zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft ook betrekking op het alsnog genomen besluit. Dit volgt uit artikel 6:20, derde lid van de Awb. Eiser heeft geen inhoudelijke gronden ingediend tegen het alsnog genomen besluit. Het beroep is daarom, voor zover gericht tegen het besluit van 23 april 2024, ongegrond.
6. Eiser krijgt wel een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Niet in geschil is namelijk dat de staatssecretaris niet tijdig op de asielaanvraag van eiser heeft beslist, dat eiser vervolgens een geldige ingebrekestelling heeft verstuurd en dat de staatssecretaris pas na het instellen van het beroep tegen het niet tijdig nemen van het besluit een besluit heeft genomen. De staatssecretaris moet de proceskostenvergoeding betalen. Toegekend wordt € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,-, bij een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 23 april 2024, ongegrond;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars –Mast, rechter, in aanwezigheid van mr. B.A. Smit, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.