In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 7 juni 2024, in de zaak tussen [eiseres] B.V. en de Burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn, wordt het beroep van eiseres tegen een besluit van het college beoordeeld. Eiseres, een horecaonderneming, had bezwaar gemaakt tegen meerdere lasten onder dwangsom die aan haar waren opgelegd. De rechtbank oordeelt dat het beroep niet ontvankelijk is voor zover het gericht is tegen de voorwaarden voor het gebruik van de gronden voor parkeren, maar gegrond voor de lasten onder 1 en 2. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover daarin is geweigerd om een inhoudelijk besluit te nemen op de bezwaren van eiseres tegen deze lasten. Het college moet binnen 8 weken na de uitspraak alsnog een inhoudelijk besluit nemen op de bezwaren van eiseres. De rechtbank wijst erop dat de bezwarencommissie ten onrechte niet alle bezwaren heeft behandeld, wat heeft geleid tot een onvolledig besluit. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de lasten die betrekking hebben op de overkappingen, maar het college heeft deze niet in de beoordeling meegenomen. De rechtbank concludeert dat het college het griffierecht aan eiseres moet vergoeden, maar wijst de verzoeken om vergoeding van rechtsbijstand af, omdat niet is aangetoond dat de adviseur beroepsmatig rechtsbijstand verleent.