ECLI:NL:RBDHA:2024:10046
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en verzuimboete
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, wonende te [woonplaats], en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiser was in beroep gekomen tegen een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (Mrb) en een verzuimboete die aan hem waren opgelegd. De naheffingsaanslag betrof het tijdvak van 25 mei 2022 tot en met 26 november 2022, waarbij eiser als houder van een motorrijtuig met een Duits kenteken werd aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat de auto hem niet gedurende het gehele tijdvak ter beschikking heeft gestaan. Tijdens een politiecontrole op 27 november 2022 werd geconstateerd dat eiser gebruik maakte van de openbare weg met de auto, zonder dat de motorrijtuigenbelasting was voldaan. Eiser had verklaard dat hij de auto voor een weekendje had geleend, maar de rechtbank oordeelde dat hij feitelijk als houder van de auto moest worden aangemerkt, ongeacht of hij daadwerkelijk had gereden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en handhaafde de naheffingsaanslag en de verzuimboete, die was verminderd tot € 415. Eiser had niet aangetoond dat hij niet verantwoordelijk was voor de belastingverplichting, en de rechtbank vond de opgelegde verzuimboete passend en geboden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.