ECLI:NL:RBDHA:2024:10046

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
23_5484
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en verzuimboete

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, wonende te [woonplaats], en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiser was in beroep gekomen tegen een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (Mrb) en een verzuimboete die aan hem waren opgelegd. De naheffingsaanslag betrof het tijdvak van 25 mei 2022 tot en met 26 november 2022, waarbij eiser als houder van een motorrijtuig met een Duits kenteken werd aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat de auto hem niet gedurende het gehele tijdvak ter beschikking heeft gestaan. Tijdens een politiecontrole op 27 november 2022 werd geconstateerd dat eiser gebruik maakte van de openbare weg met de auto, zonder dat de motorrijtuigenbelasting was voldaan. Eiser had verklaard dat hij de auto voor een weekendje had geleend, maar de rechtbank oordeelde dat hij feitelijk als houder van de auto moest worden aangemerkt, ongeacht of hij daadwerkelijk had gereden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en handhaafde de naheffingsaanslag en de verzuimboete, die was verminderd tot € 415. Eiser had niet aangetoond dat hij niet verantwoordelijk was voor de belastingverplichting, en de rechtbank vond de opgelegde verzuimboete passend en geboden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 23/5484
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser

en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 20 juli 2023 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser opgelegde naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting over het tijdvak 25 mei 2022 tot en met 26 november 2022 (de naheffingsaanslag) en de daarbij opgelegde verzuimboete.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juni 2024.
Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] .

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser staat vanaf 20 augustus 2003 ingeschreven op een Nederlands adres in de Basisregistratie Personen (Brp).
2. Op 27 november 2022 is om 17:27 uur bij een controle door de politie geconstateerd dat eiser met het motorrijtuig voorzien van het Duitse kenteken [kenteken] (de auto), gebruik heeft gemaakt van de openbare weg in Nederland ter hoogte van nummer 5 op de Jan Rebelstraat te Amsterdam. Voor het gebruik van de openbare weg met de auto is geen motorrijtuigenbelasting voldaan.
3. De verbalisant heeft naar aanleiding van de constatering de volgende verklaring van eiser opgetekend:
“Ik woon en werk gewoon in Nederland. Ik heb de auto voor een weekendje geleend van een vriend. Ik gebruik de auto privé. Ik heb geen melding gemaakt bij de belastingdienst, omdat ik niet wist dat het moest.”
4. Op 27 november 2022 om 18:34 uur heeft verweerder van eiser ter zake van de auto een melding vrijstelling Bpm en Mrb ontvangen voor de periode 27 november 2022 tot en met 11 december 2022. Eiser heeft de vrijstelling op 28 november 2022 ingetrokken.
5. Naar aanleiding van de constatering is de naheffingsaanslag opgelegd. De nageheven belasting bedraagt € 830. De gelijktijdig met de naheffingsaanslag opgelegde verzuimboete bedraagt € 830.
6. Bij de bestreden uitspraak op bezwaar heeft verweerder de naheffingsaanslag gehandhaafd en de boetebeschikking verminderd tot € 415.
7. In geschil is of de naheffingsaanslag en de verzuimboete terecht zijn opgelegd.
8. Motorrijtuigenbelasting wordt geheven ter zake van het houden van een motorrijtuig. [1] De houder van een motorrijtuig is degene die een in het buitenland geregistreerd motorrijtuig in Nederland feitelijk ter beschikking heeft. [2] Om aangemerkt te worden als houder is niet vereist dat men tevens eigenaar is van het motorrijtuig.
9. Motorrijtuigenbelasting kan worden nageheven bij constatering van gebruik van de weg met een motorrijtuig waarvoor geen kenteken is opgegeven en de belasting geheel of gedeeltelijk niet is betaald. Een in het buitenland geregistreerd motorrijtuig wordt daarbij aangemerkt als een motorrijtuig waarvoor geen kenteken is afgegeven. [3] De voor een auto na te heffen belasting wordt berekend met ingang van de dag waarop de houder als ingezetene is ingeschreven in de Brp en zolang het motorrijtuig feitelijk ter beschikking staat. [4] Indien het motorrijtuig over een gedeelte van deze periode niet feitelijk in Nederland ter beschikking heeft gestaan aan de houder, wordt de belasting in zoverre niet nageheven. In dat geval rust de bewijslast op eiser.
10. Eiser stelt dat hij ten onrechte als houder van de auto is aangemerkt. Hij heeft verklaard dat hij bij een bruiloft in een nabijgelegen gebouw was. Anders dan hij bij de verbalisant heeft verklaard had hij de auto niet geleend, maar zat hij slechts even achter het stuur van de auto gedurende de tijd dat de eigenaar van de auto bij de bruiloft in het gebouw was. Hij heeft toen niet met de auto gereden. Later op de avond heeft hij wel in de auto gereden, maar pas nadat hij de melding vrijstelling Bpm en Mrb had gedaan.
11. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser terecht als houder van de auto aangemerkt. Ook als de nieuwe verklaring van eiser wordt gevolgd, zat hij achter het stuur van de auto en had hij de auto feitelijk ter beschikking. Dat de auto ten tijde van de constatering niet reed, is daarbij niet van belang. Het geparkeerd staan of stil staan op de openbare weg is een vorm van gebruikmaken van de weg is. Het belastbare feit voor de motorrijtuigenbelasting is het houden van de auto, en niet het rijden ermee.
12. Eiser maakt niet aannemelijk dat de auto hem niet gedurende het gehele tijdvak waarover de naheffing is berekend in Nederland ter beschikking heeft gestaan. Hij heeft op geen enkele wijze onderbouwd dat de auto gedurende het naheffingstijdvak iemand anders feitelijk ter beschikking stond of dat de auto zich buiten Nederland bevond. Voor het aanvangsmoment van het naheffingstijdvak is aangesloten bij de datum van de laatste tenaamstelling van de auto.
12. Het niet voldoen aan de verplichtingen op grond van de wet rechtvaardigt in beginsel het opleggen van een verzuimboete. [5] Niet vereist is dat er sprake is van opzet of grove schuld. Alleen bij een pleitbaar standpunt of bij afwezigheid van alle schuld (avas) dient oplegging van een boete achterwege te blijven. De bewijslast daarvan rust op eiser.
14. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat hem geen enkel verwijt treft. Dat hij niet wist dat hij motorrijtuigenbelasting verschuldigd was, maakt niet dat sprake is van avas. Dat in onderhavige geval sprake is van een pleitbaar standpunt is gesteld noch gebleken. De rechtbank acht de verzuimboete, die is opgelegd met inachtneming van paragraaf 34 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst en bij de bestreden uitspraak op bezwaar is verminderd tot € 415, passend en geboden.
15. Gelet op wat hiervoor is overwogen zijn de naheffingsaanslag en verzuimboete terecht opgelegd en is het beroep ongegrond verklaard.
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.G. Scholten, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Blauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).
Dat kan digitaal via www.rechtspraak.nl, daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift is, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend.
Verder vermeldt u ten minste het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.Artikel 1, eerste lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (Wet Mrb).
2.Artikel 7, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet Mrb.
3.Artikel 34, eerste lid, van de Wet Mrb.
4.Artikel 13, tweede lid, in samenhang met artikel 34, tweede lid, van de Wet Mrb.
5.Artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.