ECLI:NL:RBDHA:2024:10038
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvragen en overdracht aan Roemenië onder de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, op 27 juni 2024, worden de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvragen op 3 mei 2024 niet in behandeling genomen, omdat Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvragen. De rechtbank heeft de beroepen op 18 juni 2024 behandeld, waarbij eisers, hun gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvragen in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Roemenië gedaan, dat door Roemenië is aanvaard.
Eisers hebben aangevoerd dat zij in Roemenië onmenselijk behandeld zullen worden en dat er sprake is van een risico op schending van hun rechten onder het EVRM en het EU-Handvest. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris zich terecht op het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft beroepen en dat er geen structurele tekortkomingen in de asielprocedure in Roemenië zijn aangetoond. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de internationale verplichtingen van Roemenië mag vertrouwen en dat de beroepen van eisers ongegrond zijn. De rechtbank wijst erop dat eisers geen overtuigende medische stukken hebben overgelegd die een verslechtering van hun gezondheid bij overdracht naar Roemenië aantonen.