ECLI:NL:RBDHA:2024:10038

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
24.19440, 24.19442, 24.19444, 24.19446, 24.19448
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen en overdracht aan Roemenië onder de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, op 27 juni 2024, worden de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvragen op 3 mei 2024 niet in behandeling genomen, omdat Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvragen. De rechtbank heeft de beroepen op 18 juni 2024 behandeld, waarbij eisers, hun gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvragen in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Roemenië gedaan, dat door Roemenië is aanvaard.

Eisers hebben aangevoerd dat zij in Roemenië onmenselijk behandeld zullen worden en dat er sprake is van een risico op schending van hun rechten onder het EVRM en het EU-Handvest. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris zich terecht op het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft beroepen en dat er geen structurele tekortkomingen in de asielprocedure in Roemenië zijn aangetoond. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de internationale verplichtingen van Roemenië mag vertrouwen en dat de beroepen van eisers ongegrond zijn. De rechtbank wijst erop dat eisers geen overtuigende medische stukken hebben overgelegd die een verslechtering van hun gezondheid bij overdracht naar Roemenië aantonen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.19440/41, 24.19442/43, 24.19444/45, 24.19446/47, 24.19448/49

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam] ,

V-nummer: [nummer],

[naam]

V-nummer: [nummer],

[naam] ,

V-nummer: [nummer],

[naam] ,

V-nummer: [nummer],

[naam] ,

V-nummer: [nummer]
mede namens de minderjarige kinderen van eisers,

[naam] ,

V-nummer: [nummer],

[naam] ,

V-nummer: [nummer],
tezamen: eisers
(gemachtigde: mr. M.S. Nizamoeddin),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. S.J. de Vries).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van de aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvragen met de bestreden besluiten van 3 mei 2024 niet in behandeling genomen omdat Roemenië verantwoordelijk is voor de aanvragen.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen op 18 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvragen van eisers. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. Dat betekent dat eisers ongelijk krijgen en het niet in behandeling nemen van hun aanvragen in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van de besluiten
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. [1] Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. In dit geval heeft Nederland bij Roemenië een verzoek om terugname gedaan. Roemenië heeft dit verzoek aanvaard.
Is overdracht in strijd met de internationale verplichtingen?
5. Eisers voeren aan dat zij door de detentie- en leefomstandigheden en de kwaliteit van de asielprocedure in Kroatië in een situatie terecht komen die in strijd is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU-Handvest. Zij wijzen ter toelichting hiervan op de verklaringen die zij in hun aanmeldgehoor naar voren hebben gebracht. Hierin geven eisers aan in Roemenië onmenselijk te zijn behandeld, en door afwezigheid van een tolk een taalbarrière te hebben ervaren met de Roemeense autoriteiten. Ook geven eisers aan te zijn gediscrimineerd vanwege het dragen van een hoofddoek. Eisers ervaren ook onduidelijkheid over of zij bij terugkeer als Dublinclaimant in Roemenië toegang zullen krijgen tot de asielprocedure, en wijzen hierbij op het AIDA rapport van 2022. Tot slot stellen eisers dat het besluit onzorgvuldig is genomen, omdat in het bestreden besluit onvoldoende is ingegaan op hun persoonlijke ervaringen.
5.1.
De staatssecretaris stelt zich hierover op het standpunt dat hij nog steeds mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De verklaringen die eisers hebben afgelegd leiden volgens de staatssecretaris niet tot de conclusie dat er sprake is van structurele tekortkomingen van de asielprocedure in Roemenië. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat zij als Dublinclaimanten in een situatie terecht zullen komen in een situatie die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid uit het Jawo-arrest haalt. De verwijzing door eisers naar het AIDA rapport van 2022 maakt dit niet anders, nu de inhoud hiervan reeds is betrokken door de Afdeling in de uitspraak van 27 december 2023. [2] Bovendien gaan de verklaringen van eisers over de wijze waarop zij bij eerste aankomst zijn behandeld, en niet over hoe zij als Dublinclaimant zullen worden behandeld na overdracht. Ten aanzien van de verklaringen van eisers over het ontbreken van een tolk en rechtsbijstand in Roemenië stelt de staatssecretaris dat dit onvoldoende is om aan te nemen dat Roemenië internationale verplichtingen niet nakomt.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris in beginsel ten opzichte van Roemenië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit beginsel betekent dat lidstaten erop mogen vertrouwen dat de andere lidstaten de vreemdeling in overeenstemming met het EVRM, het Vluchtelingenverdrag en het Unierecht zullen behandelen. Van dit uitgangspunt wordt, ingevolge artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening, slechts afgeweken indien aannemelijk is dat ernstig moet worden gevreesd dat het asiel- en opvangsysteem in Duitsland dusdanige tekortkomingen vertoont dat hij bij overdracht aan Duitsland een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Van een schending van artikel 4 van het Handvest zal, in geval de vreemdeling aannemelijk maakt dat sprake is van tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem, eerst sprake zijn indien die tekortkomingen structureel zijn en een bijzonder hoger drempel van zwaarwegendheid bereiken in de zin van het arrest Jawo. [3] Dit is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden. Op 27 december 2023 heeft de Afdeling geoordeeld dat de staatssecretaris voor Roemenië wat betreft Dublinclaimanten van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. [4] Daarbij heeft de Afdeling het AIDA rapport uit 2022 waarop eisers in deze procedure wijzen, betrokken. De rechtbank wijst in dit verband naar de overwegingen van de Afdeling hierover. Voor de rechtbank zijn in het betoog van eisers geen aanknopingspunten gelegen om van de jurisprudentie van de Afdeling op dit moment af te moeten wijken. De door eisers gestelde feitelijke omstandigheden en gebeurtenissen en de foto’s die eisers hebben overgelegd, houden verband met de door hen gestelde situatie rondom hun (illegale) binnenkomst in Roemenië en houden geen verband met het zijn van Dublinclaimant. Deze treffen om die reden dan ook geen doel. Voor wat betreft de omstandigheden in de opvanglocaties en de afwezigheid van een tolk geldt bovendien dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij geen mogelijkheid hebben om hierover te klagen bij de Roemeense autoriteiten.
5.3.
De staatssecretaris heeft daarom kunnen verwijzen naar het interstatelijk vertrouwensbeginsel en zich terecht op het standpunt gesteld dat ervan kan worden uitgegaan dat Roemenië de internationale verplichtingen nakomt. Deze beroepsgrond slaagt niet.
6. Een lidstaat kan besluiten een bij hem ingediend verzoek om internationale bescherming van een onderdaan van een derde land of een staatloze te behandelen, ook al is hij daartoe niet verplicht op grond van de criteria in deze verordening. Dit volgt uit artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. De lidstaat waarin een verzoek om internationale bescherming is gedaan en die bepaalt welke lidstaat verantwoordelijk is, of de verantwoordelijke lidstaat kan altijd een andere lidstaat vragen een verzoeker over te nemen, ook als die laatste lidstaat niet verantwoordelijk is volgens de criteria van de Dublinverordening. De voorwaarden zijn dat in eerste aanleg nog geen definitieve beslissing mag zijn genomen en de betrokkenen moeten hiermee schriftelijk instemmen. Dit is bepaald in artikel 17, tweede lid, van de Dublinverordening. Volgens paragraaf C2/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 maakt de staatssecretaris niet snel gebruik van de bevoegdheid om het verzoek om internationale bescherming te behandelen op grond van artikel 17, eerste en tweede lid, van de Dublinverordening.
6.1.
Eisers stellen onder verwijzing naar hun medische dossiers dat een overdracht naar Roemenië een reëel risico oplevert op verslechtering van hun psychische gesteldheid. Ter zitting doen eisers daarom een beroep op het arrest C.K. tegen Slovenië. Naast mentale klachten heeft één van de eisers een brandwond door het uitdrukken van een sigarettenpeuk op zijn lichaam. Ook kampt één van de eisers met hartklachten en hebben ze allemaal last van maagklachten en slapeloosheid. Eisers wijzen hierbij op een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 4 april 2024. Een van de eiseressen heeft benadrukt dat zij vanwege hetgeen zij in Roemenië heeft gemaakt, ernstige psychische schade heeft opgelopen, als gevolg waarvan ze niet terug kan naar Roemenië. Ook stellen eisers dat verweerder in het bestreden besluit onvoldoende rekening heeft gehouden met het belang van het kind zoals bedoeld in artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind.
6.2.
De staatssecretaris stelt ten aanzien van het beroep op het C.K. tegen Slovenië-arrest dat weliswaar is aangetoond dat eisers verschillende medische klachten hebben, maar dat zij hiervoor in Nederland niet onder behandeling staan. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder er van uit gaan dat de medische voorzieningen in Roemenië van vergelijkbare kwaliteit zijn als in Nederland. Ook kan Nederland op grond van de Dublinverordening de medische informatie van eisers overdragen aan Roemenië. Wat betreft het beroep op het belang van het kind stelt verweerder dat niet is gebleken dat een overdracht aan Roemenië zal leiden tot een dusdanig onevenredig nadeel voor de minderjarige kinderen dat zij moeten worden opgenomen in de nationale procedure.
6.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eisers geen medische stukken hebben overgelegd die een aanzienlijke en onomkeerbare verslechtering van hun gezondheidstoestand aantonen bij een overdracht naar Roemenië. Hoewel uit het patiëntendossier onder meer blijkt dat eisers spanningsklachten en maagklachten hebben, en dat een van de eiseressen kampt met onregelmatige menstruatieklachten, blijkt hieruit naar het oordeel van de rechtbank niet van gegevens die de aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen van een overdracht aantonen. De beroepsgrond slaagt niet. Ook heeft verweerder deugdelijk gemotiveerd dat de belangen van de minderjarige kinderen, mede omdat deze niet met objectieve stukken zijn onderbouwd, in het kader van artikel 17 van de Dublinverordening niet dermate zwaarwegend zijn, dat verweerder de zaken van eisers aan zich had moeten houden. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat eisers mogen worden overgedragen aan Roemenië. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van M.A. Postma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013
2.ABRvS 27 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4844.
3.Zie punten 91-93 van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218
4.ABRvS 27 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4844.