ECLI:NL:RBDHA:2024:10025
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- S. Ketelaars – Mast
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres op 21 augustus 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid in het kader van nareis. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 19 februari 2024 een brief ontvangen waarin eiseres de staatssecretaris in gebreke stelt wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Vervolgens heeft eiseres op 4 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft hierop een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiseres heeft haar aanvraag ingediend op 21 augustus 2023, met een beslistermijn van zes maanden, die op 21 februari 2024 verliep. Echter, de ingebrekestelling door eiseres op 19 februari 2024 was prematuur, omdat de beslistermijn nog niet was verstreken.
Daarnaast concludeert de rechtbank dat het beroep ook prematuur is ingediend. De termijn van twee weken voor het indienen van een beroepschrift begint pas na ontvangst van de ingebrekestelling, die op 20 februari 2024 was. Dit betekent dat de beslistermijn op 5 maart 2024 verstreken was, terwijl eiseres haar beroepschrift al op 4 maart 2024 indiende. Hierdoor voldoet het beroep niet aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
De rechtbank verklaart het beroep derhalve niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars – Mast, rechter, in aanwezigheid van mr. B.A. Smit, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.