ECLI:NL:RBDHA:2024:10017
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Vergoeding van proceskosten na intrekking van asielaanvraag
In deze zaak hebben verzoekers, van Syrische nationaliteit, op 15 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op hun asielaanvraag van 25 november 2022. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 16 april 2024 de asielaanvraag ingewilligd, waarna verzoekers hun beroep hebben ingetrokken en verzocht om een vergoeding van proceskosten. De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek, maar de staatssecretaris heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de staatssecretaris aan verzoekers tegemoet is gekomen door alsnog een beslissing te nemen op hun aanvraag, is het verzoek om vergoeding van de proceskosten gegrond. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De rechtbank oordeelt dat er sprake is van samenhang tussen de aanvragen van de verzoekers, die op dezelfde dag zijn ingediend en gezinsleden van elkaar zijn.
De beslissing van de rechtbank is dat de staatssecretaris wordt veroordeeld in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 437,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, rechter, in aanwezigheid van M.A. Postma, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.