ECLI:NL:RBDHA:2024:10007

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
09-330403-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere diefstallen uit woningen en besloten erven met gevangenisstraf

Op 27 juni 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren op 1 januari 1964 te Curaçao, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen uit woningen en besloten erven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden. De zaak kwam aan het licht na een reeks insluipingen die plaatsvonden tussen 25 november en 11 december 2023 in Leiden, Oegstgeest en Wassenaar. De verdachte werd herkend op camerabeelden en zijn DNA werd aangetroffen op een schoen die in de tuin van een van de slachtoffers was gevonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de feiten 1 tot en met 8 had gepleegd, waarbij hij zich telkens toegang verschafte tot woningen en goederen wegnam met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van feit 9 wegens onvoldoende bewijs.

De rechtbank overwoog dat de verdachte een veelpleger is met een strafblad dat meerdere veroordelingen voor vergelijkbare delicten omvat. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de overlast en schade die de verdachte heeft veroorzaakt aan de slachtoffers, en het hoge recidiverisico van de verdachte. De rechtbank legde een gevangenisstraf op die in overeenstemming is met de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarbij de verdachte geen kans op een voorwaardelijke straf kreeg vanwege zijn eerdere veroordelingen en het gebrek aan gedragsverandering. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan benadeelde partijen, waarbij de rechtbank de vorderingen gedeeltelijk toewijsde en afwees waar nodig.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/330403-23 en 09/063950-23 (tul)
Datum uitspraak: 27 juni 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1964 te Curaçao,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats]
locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 22 maart 2024 (pro forma) en 13 juni 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Kooij en van hetgeen door zijn raadsman mr. B.J. de Deugd naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 11 december 2023 te Leiden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om op een besloten erf waarop een woning stond, te weten de [adres 1] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, (een) goed(eren) van zijn gading, dat/die geheel of ten dele aan [naam 11] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen de schuur behorend bij voorgenoemde woning is binnengegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Feit 2
hij op of omstreeks 11 december 2023 te Leiden, op een besloten erf waarop een woning stond, te weten aan [adres 8] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een acculader (merk Bosch), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 3
hij op of omstreeks 7 december 2023 te Oegstgeest, in een woning en/of op een besloten erf
waarop een woning stond, te weten [adres 9] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
- een rugtas met inhoud (waaronder een rijbewijs, diverse bankpassen, een Sloveense ID kaart, contant geldbedrag en/of een OV-chipkaart),
- een Playstation 4,
- twee Playstation controllers en/of
- een koptelefoon (merk Big Ben Stereo),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 2] , in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 4
hij op of omstreeks 6 december 2023 te Oegstgeest, of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten [adres 2] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een fiets (merk Sparta), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 5
hij op of omstreeks 6 december 2023 te Oegstgeest, op een besloten erf waarop een woning stond, te weten [adres 2] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de
rechthebbende bevond, een fiets (merk Batavus), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 6
hij op of omstreeks 6 december 2023 te Oegstgeest, in een woning en/of op een besloten erf
waarop een woning stond, te weten [adres 3] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
- een portemonnee met inhoud,
- laptop (merk Dell) en/of
- twee mobiele telefoons),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 12] , diens partner en/of diens
kinderen, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 7
hij op of omstreeks 29 november 2023 te Oegstgeest, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten [adres 4] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
- een handtas met inhoud (waaronder een iPhone, sleutels, kentekenbewijs en/of een
portemonnee met inhoud (waaronder diverse bankpassen, creditcard(s) en/of rijbewijs) en/of
- een tas met daarin een laptop, toegangspas, OVchipkaart en/of werkgerelateerde documenten,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 8
hij op of omstreeks 25 november 2023 te Wassenaar, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, aan de [adres 5] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
- twee tassen met inhoud (waaronder diverse (bank)passen,
- twee opladers en/of
- een auto (merk Audi A3) met bijbehorende autosleutels,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 6] en/of [naam 7] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 9
hij op of omstreeks 4 augustus 2023 te Leiden, in een woning, aan de [adres 6] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
- een rugtas met inhoud (paspoort, diverse pasjes, een make-uptasje, een ring en/of een
zonnebril),
- een leren tas (Smaak Ida) en/of
- een leren tas (paars van kleur),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 8] en/of [naam 9] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen;

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 9 vrijspraak bepleit. Met betrekking tot de andere feiten op de tenlastelegging is geen verweer gevoerd.
3.3
Vrijspraak ten aanzien van feit 9
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
In de vroege morgen van 4 augustus 2023 werd het voor [naam 10] duidelijk dat er uit zijn woning aan de [adres 6] te Leiden goederen waren weggenomen, In de tuin van de woning is een linkerschoen van het merk NIKE, maat 44, aangetroffen. Na bemonstering en testen bleek het DNA-profiel aan de binnenkant van de schoen overeen te komen met dat van de verdachte.
De verdachte heeft in zijn verhoor bij de rechter-commissaris ontkend de diefstal te hebben gepleegd en heeft verklaard dat hij geen idee heeft hoe de schoen in de tuin van aangever is beland en dat de schoen mogelijk door een niet nader genoemde ander daar is achtergelaten om hem in een kwaad daglicht te stellen. De rechtbank zet vraagtekens bij de verklaring van de verdachte, echter, het dossier bevat naast de aangifte en voornoemde DNA-match met de verdachte geen ander bewijs voor betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde feit. De rechtbank is van oordeel dat daarmee onvoldoende bewijs is voor de vaststelling dat de verdachte de woning van de aangever is ingeslopen en goederen heeft weggenomen zoals hem ten laste is gelegd.
De rechtbank acht daarom feit 9 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan wordt vrijgesproken.
3.4
De gebruikte bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 tot en met 8
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.5
Bewijsoverwegingen
Is het de verdachte die de feiten heeft gepleegd?
3.5.1
Feiten 1-7: manier van werken en beelden
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank af dat zich in een betrekkelijk korte tijdspanne, namelijk tussen 25 november 2023 tot en met 11 december 2023 op verschillende plekken in Leiden, Oegstgeest en Wassenaar insluipingen in woningen en schuurtjes zijn gepleegd en eenmaal een poging hiertoe. In alle gevallen was de werkwijze daarbij telkens min of meer gelijk. Telkens werd in de nachtelijke uren gevoeld aan de (tuin)deuren van verschillende percelen en is de dader door deuren die niet op slot zaten de woningen en besloten erven binnengedrongen. Hierbij zijn, behalve in het geval van feit 1, dat een poging betreft, goederen weggenomen. Ten aanzien van alle feiten, behalve feit 2 (het feit dat de verdachte heeft bekend te hebben begaan), zijn er camerabeelden. De verdachte is op camerabeelden van de specifieke insluipingen herkend danwel is hij herkend op beelden uit de directe omgeving die kort na de diefstallen zijn gemaakt en waarop hij met gestolen spullen wordt gezien. Wat betreft feit 4 merkt de rechtbank nog op dat zich in het procesdossier geen proces-verbaal bevindt waarin de verdachte door de politie op de camerabeelden betreffende dit specifieke feit wordt herkend, maar dat uit de beschrijving van de beelden betreffende de [straatnaam] blijkt dat het gaat om één en dezelfde persoon en de insluiping in de woning van feit 4 aan nummer [nummer 1] ongeveer 10 minuten na die aan nummer [nummer 2] (feit 5) plaatsvond, terwijl de verdachte is herkend als de persoon die de Batavus-fiets bij nummer [nummer 2] heeft weggenomen. Op de beelden draagt de verdachte in vrijwel alle gevallen een gele tas met neon-geelkleurige design vlakken. Deze tas is bij de aanhouding van de verdachte op 11 december 2023 eveneens aangetroffen.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte de feiten 1 tot en met 7 heeft begaan.
3.5.2
Feit 8
Bij de insluiping die onder feit 8 ten laste is gelegd zijn onder meer bankpassen, autosleutels en een Audi A3 weggenomen. De rechtbank overweegt dat de pinpassen kort na de ontdekking van de diefstal op 25 november 2023, om 08:37 uur en 08:49 uur zijn gebruikt in de Bulgaarse supermarkt ‘Okida’ aan de [adres 7] te Den Haag. Op camerabeelden van de pintransactie met deze passen is de verdachte door verbalisanten herkend. Enkele dagen later, op 27 november 2023, is de Audi A3 met kenteken [kenteken] om 09:00 uur aangetroffen in Leidschendam. Op diezelfde dag is om 10:30 uur de autosleutel van de gestolen Audi A3 bij de verdachte te Leidschendam aangetroffen. De rechtbank overweegt verder dat de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft afgelegd over hoe hij de betaalpas heeft verkregen waarmee hij in de vroege ochtend na de diefstal pint. Enkele dagen later wordt de verdachte bovendien in de directe omgeving van de Audi A3 aangetroffen waarbij hij in het bezit is van de desbetreffende autosleutels. De enkele verklaring van verdachte dat hij van een niet bij naam genoemde Marokkaanse vriend in de auto mocht slapen en de pinpas heeft gekregen, acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig.
De rechtbank is op basis van het bovenstaande derhalve van oordeel dat de verdachte ook het onder 8 ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.6
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Feit 1
hij op 11 december 2023 te Leiden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om op een besloten erf waarop een woning stond, te weten de [adres 1] , alwaar verdachte zich buiten weten en tegen de wil van de rechthebbende bevond, goederen van zijn gading, die aan [naam 11] toebehoorde
nweg te nemen met het oogmerk om
diewederrechtelijk toe te eigenen de schuur behorend bij voorgenoemde woning is binnengegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
;
Feit 2
hij op 11 december 2023 te Leiden, op een besloten erf waarop een woning stond, te
weten aan [adres 8] , alwaar verdachte zich buiten weten
entegen de wil van de
rechthebbende bevond, een acculader (merk Bosch), die aan [naam 1] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 3
hij op 7 december 2023 te Oegstgeest, in een woning
aan de[adres 9] , alwaar verdachte zich buiten weten en tegen de wil van de rechthebbende bevond,
- een rugtas met inhoud (waaronder een rijbewijs, diverse bankpassen, een Sloveense ID kaart, contant geldbedrag en een OV-chipkaart),
- een Playstation 4,
- twee Playstation controllers en
- een koptelefoon (merk Big Ben Stereo),
die aan [naam 2] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 4
hij op 6 december 2023 te Oegstgeest, op een besloten erf waarop een woning
stond, te weten [adres 2] , alwaar verdachte zich buiten weten
entegen de wil van de
rechthebbende bevond, een fiets (merk Sparta), die aan [naam 3] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 5
hij op 6 december 2023 te Oegstgeest, op een besloten erf waarop een woning stond, te weten [adres 2] , alwaar verdachte zich buiten weten
entegen de wil van de
rechthebbende bevond, een fiets (merk Batavus), die aan een ander toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 6
hij op 6 december 2023 te Oegstgeest, in een woning,
aan de[adres 3] , alwaar verdachte zich buiten weten
entegen de wil van de rechthebbende bevond,
- een portemonnee met inhoud,
-
eenlaptop (merk Dell) en
- twee mobiele telefoons,
die aan [naam 12] , diens partner en diens kinderen toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 7
hij op 29 november 2023 te Oegstgeest, in een woning,
aan de[adres 4] , alwaar verdachte zich buiten weten
entegen de wil van de rechthebbende bevond,
- een handtas met inhoud (waaronder een iPhone, sleutels, kentekenbewijs
)en een
Portemonnee met inhoud (waaronder diverse bankpassen,
eencreditcard en rijbewijs) en
- een tas met daarin een laptop, toegangspas, OVchipkaart en werkgerelateerde documenten,
die aan [naam 5] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 8
hij omstreeks 25 november 2023 te Wassenaar, in een woning en op een besloten erf
waarop een woning stond, aan de [adres 5] , alwaar verdachte zich buiten weten en tegen de wil van de rechthebbende bevond,
- twee tassen met inhoud waaronder diverse (bank)passen,
- twee opladers en
- een auto (merk Audi A3) met bijbehorende autosleutels,
die geheel aan [naam 6] en/of [naam 7] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat aan de verdachte de ISD-maatregel zou moeten worden opgelegd. Mocht de rechtbank tot een andere strafoplegging komen, heeft de raadsman bepleit de door de officier van justitie geëiste straf te matigen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier insluipingen, drie diefstallen uit een woning en één poging hiertoe. In de nachtelijke uren heeft hij zich steeds met steeds dezelfde werkwijze onrechtmatig toegang verschaft tot het privéterrein van burgers en er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen en de persoonlijke levenssfeer van zijn slachtoffers. Daarnaast heeft hij voor de betrokkenen overlast en financiële schade veroorzaakt.
De verdachte is kennelijk uitsluitend uit geweest op eigen financieel gewin. De rechtbank weegt in het bijzonder mee dat de verdachte steeds opnieuw delicten pleegt om in zijn financiële behoeften te voorzien en hij niet uit zichzelf stopt. Het is alleen omdat een van de aangevers de verdachte ’s nachts heeft opgemerkt en de politie is gewaarschuwd waardoor de verdachte kon worden aangehouden. De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting opgemerkt dat de verdachte hem heeft verteld dat hij zich schaamt tegenover de slachtoffers. Wat hiervan ook zij, uit het dossier blijkt niet dat de verdachte zich op de een of andere manier bewust toont van of rekening houdt met de behoeften van de slachtoffers.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 13 juni 2024. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte in het verleden al vele malen is veroordeeld voor het plegen van dezelfde soort delicten. In het oog springt dat hij ook al vier keer de ISD-maatregel opgelegd heeft gekregen, te weten in 2005, 2009, 2015 en 2019.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 21 februari 2024 en 27 maart 2024 waaruit volgt dat de verdachte een veelpleger is met problemen op diverse leefgebieden. Niet alleen is sprake van verslavingsproblematiek maar ook heeft de verdachte geen woning en geen inkomsten. Daarnaast is de verdachte in het verleden gediagnosticeerd met een persoonlijkheidsstoornis, hetgeen volgens de reclassering gedragsverandering bemoeilijkt. De reclassering ziet hierdoor een hoog recidiverisico. Hoewel de verdachte heeft aangegeven mee te willen werken aan een behandeltraject, is volgens de reclassering geen sprake van een daadwerkelijke wens om zijn leven een positieve wending te geven en te stoppen met gebruik van verdovende middelen en alcohol. maar wordt dit vooral ingegeven door het gebrek aan woonruimte. Ook heeft de verdachte zich onttrokken tijdens het laatste toezicht door de reclassering en waren met hem geen afspraken te maken. Omdat in het verleden al vele malen en in verschillende kaders is geprobeerd gedragsverandering te bewerkstelligen, en dit evenzoveel keer niet het beoogde resultaat heeft gehad, ziet de reclassering geen mogelijkheden de verdachte in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke straf te begeleiden. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte hem op te leggen een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is, in het geval van veelvuldige recidive, per feit als uitgangspunt een gevangenisstraf van 6 maanden onvoorwaardelijk opgenomen. Een ISD-maatregel, zoals door de verdediging geopperd en gewenst nu de verdachte daartoe gemotiveerd zou zijn, is niet aan de orde omdat de verdachte niet voldoet aan de harde criteria voor de ISD-maatregel zoals vermeld in art. 38m van het Wetboek van Strafrecht nu een voorwaardelijke straf nog niet geheel ten uitvoer is gelegd.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank zich de vraag gesteld of behandeling en begeleiding van de verdachte in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf passend is. Zij is van oordeel dat daarvoor gelet op het advies van de reclassering geen reële mogelijkheid bestaat. Dit is al (veel) vaker geprobeerd en heeft niet tot gedragsverandering geleid. De verdachte is verder ter zitting ook niet aanwezig geweest om enige motivatie voor een behandeltraject toe te lichten. Die keuze staat de verdachte vrij, maar valt moeilijk te begrijpen gelet op zijn wens (opnieuw) te worden behandeld.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van dertig maanden passend en geboden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Voor de oplegging van een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank, zoals ook uit het voorgaande blijkt, geen aanleiding.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen

7.1
De vorderingen
Feit 3
[naam 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding van € 164,50, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat geheel uit materiële schade.
Feit 5
[naam 4] heeft zich, namens [naam 13] , geboren [geboortedag 2] -1978 te [geboorteplaats] , als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding van € 1.149,38, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat geheel uit materiële schade.
Feit 7
[naam 5] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding van € 1.827,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 1.377,00 aan materiële schade en aan € 450,00 aan immateriële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de vordering van [naam 2] op het standpunt gesteld dat deze kan worden toegewezen tot een bedrag van € 124,15. Met betrekking tot de vordering die namens [naam 13] is ingediend, heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze integraal toegewezen kan worden. Ten aanzien van de vordering van [naam 5] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade kan worden toegewezen en heeft zij zich met betrekking tot de immateriële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat de vordering van [naam 2] tot een bedrag van € 124,15 toewijsbaar is. De raadsman heeft betoogd dat de vordering van [naam 4] moet worden afgewezen, omdat onduidelijk is wie de schade heeft geleden omdat in de aangifte de achternaam [naam 14] wordt genoemd als benadeelde terwijl de vordering is ingediend namens [naam 13] . In de ogen van de raadsman is de vordering van [naam 5] niet voor toewijzing vatbaar, omdat de vordering niet is onderbouwd en de immateriële schade op basis van door hem genoemde rechtspraak van de Hoge Raad niet kan worden toegewezen bij een diefstal waar zijn cliënt van wordt verdacht.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van [naam 2]
Met de officier van justitie en de raadsman stelt de rechtbank vast dat de vordering voor zover die betrekking heeft op de geldbedragen die met een weggenomen pinpas zijn betaald, niet toewijsbaar zijn. Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte deze betalingen heeft verricht, maar dat een ander hiervoor verantwoordelijk is. In zoverre verklaart de rechtbank [naam 2] niet-ontvankelijk in haar vordering omdat die schade niet het rechtstreeks gevolg is van het onrechtmatig handelen van de verdachte. De vordering is voor het overige niet betwist en komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor.
De rechtbank wijst de vordering van [naam 2] daarom gedeeltelijk toe tot een bedrag van €124,15 en verklaart haar voor het overige niet-ontvankelijk.
De rechtbank zal verder de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 7 december 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De verdachte zal voor het bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 124,15, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 7 december 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 2] .
De vordering van [naam 13]
Naar het oordeel van de rechtbank is het evident dat de vordering is ingediend namens de benadeelde partij die ook daadwerkelijk de schade heeft geleden. Weliswaar komt de achternaam van de verzoeker tot schadevergoeding, [naam 13] , niet overeen met de naam die in de aangifte is opgenomen, namelijk [naam 14] maar de rechtbank wijst erop dat de geboortedatum van [naam 14] en [naam 13] overeenkomen. Gelet op de onderbouwing van de vordering bestaat er ook overigens geen aanleiding om eraan te twijfelen dat [naam 14] en [naam 13] dezelfde persoon is.
De vordering is voldoende onderbouwd en voor het overige niet betwist. Zij komt de rechtbank ook niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat deze voor toewijzing gereed ligt.
Ten aanzien van het schadebedrag overweegt de rechtbank dat de hoogte van de schade niet de nieuwprijs van de fiets en de accessoires omvat, aangezien deze twee jaar voor het begaan van het strafbare feit zijn aangeschaft. De rechtbank gaat er gelet op de Aanwijzing slachtofferzorg vanuit dat de afschrijving op een fiets en de accessoires 10% per jaar bedraagt. Zij gaat er ook vanuit, gelet op de factuurdatum en de pleegdatum, dat de fiets en de accessoires op het moment van het tenlastegelegde feit om en nabij twee jaar oud waren. Op basis van het voorgaande stelt de rechtbank het schadebedrag vast op
€ 930,99. De rechtbank zal de rest van het gevorderde schadebedrag afwijzen.
De rechtbank zal verder de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 6 december 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De verdachte zal voor het bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 930,99, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 december 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 13] .
De vordering van [naam 5]
De rechtbank overweegt dat uit de vordering tot schadevergoeding blijkt dat de materiële schade die [naam 5] heeft geleden al door de verzekering is vergoed. De rechtbank zal het materiële deel van de vordering tot schadevergoeding daarom afwijzen, aangezien in zoverre geen sprake meer is van door [naam 5] geleden schade. Met betrekking tot de gevorderde immateriële schadevergoeding, overweegt de rechtbank het volgende. Niet is gesteld of gebleken dat de benadeelde partij haar vordering baseert op het oogmerk van de verdachte om haar immateriële schade toe te brengen (artikel 6:106 sub a BW). Aanknopingspunten dat sprake is van een dergelijk oogmerk, biedt het dossier ook niet. De rechtbank begrijpt, gelet op de toelichting op de vordering, dat de benadeelde partij haar vordering baseert op de grondslag van art. 6:106 sub b BW, bestaande uit geestelijk letsel, dan wel een aantasting in de persoon “op andere wijze”. Voor zover de benadeelde partij haar vordering baseert op het bestaan van geestelijk letsel, heeft zij haar vordering onvoldoende onderbouwd. Zij heeft geen objectieve gegevens verschaft (zoals bijvoorbeeld een medisch-specialistisch rapport) waaruit volgt dat zij geestelijk letsel als gevolg van het feit heeft opgelopen. Ook voor een vergoeding voor een aantasting in de persoon “op andere wijze” bestaat geen grond. Niet kan worden gezegd dat de gevolgen van een insluiping in een woning, gelet op de aard en ernst van de normschending, zozeer voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
De rechtbank zal de vordering van [naam 5] derhalve afwijzen.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 28 februari 2024 gevorderd dat de bij parketnummer 09/063950-23 door de politierechter van de rechtbank Den Haag op 15 maart 2023 voorwaardelijk opgelegde straf ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarden. Aan de verdachte is in dat vonnis een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 49 dagen opgelegd. Een deel daarvan, te weten 39 dagen, is nog niet eerder ten uitvoer gelegd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich, in het geval de rechtbank geen ISD oplegt, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf waartoe de verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 15 maart 2023, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten. De rechtbank constateert dat de voorwaardelijke straf eerder al deels ten uitvoer is gelegd en er nog 39 dagen voorwaardelijk gevangenisstraf resteren. De rechtbank zal op grond van het voorgaande de vordering tot tenuitvoerlegging van de officier van justitie toewijzen voor de duur van 39 dagen gevangenisstraf.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 36f, 45, 57, 60a, 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 9 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder feit 1 tot en met feit 8 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
poging tot diefstal, op een besloten erf waarop een woning staat, door iemand die zich aldaar buiten weten en tegen de wil van de rechthebbende bevindt;
ten aanzien van feit 2, 4, en 5, telkens:
diefstal, op een besloten erf waarop een woning staat, door iemand die zich aldaar buiten weten en tegen de wil van de rechthebbende bevindt;
ten aanzien van feit 3, 6, en 7, telkens:
diefstal, in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten en tegen de wil van de rechthebbende bevindt;
ten aanzien van feit 8:
diefstal, in een woning en op een besloten erf waarop een woning staat, door iemand die zich aldaar buiten weten en tegen de wil van de rechthebbende bevindt;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
DERTIG(
30)
MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
Vordering benadeelde partij [naam 2]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 2] toe tot een bedrag van € 124,15 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 7 december 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 2]
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeven van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
verklaart [naam 2] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
Schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 124,15 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 7 december 2023 tot aan de datum waarop dit bedrag volledig is betaald, ten behoeve van [naam 2] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 2 dagen;
bepaalt dat het toepassen van gijzeling de verdachte niet ontslaat van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen;
Vordering benadeelde partij [naam 13]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 13] toe tot een bedrag van € 930,99 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 6 december 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 13] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeven van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
wijst de vordering voor het overige af;
Schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 930,99 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 6 december 2023 tot aan de datum waarop dit bedrag volledig is betaald, ten behoeve van [naam 13] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 18 dagen;
bepaalt dat het toepassen van gijzeling de verdachte niet ontslaat van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen;
Vordering benadeelde partij [naam 5]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 5] af;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 15 maart 2023 gewezen onder parketnummer 09/063950-23, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 39 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.C. Ritsema van Eck-van Drempt, voorzitter,
mr. I.K. Spros, rechter,
mr. A.P. de Klerk, rechter,
in tegenwoordigheid van mrs. J.R. Kist en F.A.M Schuijt, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 juni 2024.