ECLI:NL:RBDHA:2024:1000
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen maatregel van bewaring en schending van het recht op rechtsbijstand
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 30 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, van Algerijnse nationaliteit, had op 15 januari 2024 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij tevens verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 26 januari 2024, die via telehoren werd gehouden, was eiser aanwezig in het detentiecentrum Rotterdam, terwijl zijn gemachtigde in de rechtbank in Groningen aanwezig was. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Eiser voerde aan dat zijn recht op rechtsbijstand was geschonden, omdat hij had aangegeven dat hij een advocaat bij het gehoor wilde, maar deze niet op tijd aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat, hoewel er situaties zijn waarin een gehoor kan beginnen zonder de aanwezigheid van een advocaat, dit niet het geval was omdat de gemachtigde van eiser uiteindelijk op de locatie aanwezig was voordat het gehoor begon. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris had moeten zorgen voor de bijstand van de gemachtigde tijdens het gehoor. Hierdoor was eisers recht op rechtsbijstand geschonden, wat leidde tot de conclusie dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, beval de opheffing van de maatregel van bewaring en kende eiser een schadevergoeding toe van € 1.630,- voor de onrechtmatige vrijheidsontneming, evenals een proceskostenvergoeding van € 1.750,- aan de gemachtigde van eiser.