Overwegingen
1. Eisers zijn geboren op respectievelijk [geboortedatum 1] , [geboortedatum 2] , [geboortedatum 3] , [geboortedatum 4] , [geboortedatum 5] en [geboortedatum 6] en hebben de Afghaanse nationaliteit. Op 20 augustus 2021 is een aanvraag ingediend voor afgifte van een mvv voor eisers, met het oog op verblijf van de vader en moeder (eiser 1 en eiseres 2) in Nederland bij hun meerderjarige zoon, referent, en dat van de meerderjarige zussen (eiseres 3, 4 en 5) en minderjarige zus (eiseres 6) bij hun broer, tevens referent.
2. Verweerder heeft bij het primaire besluit de mvv-aanvragen van eisers afgewezen, omdat er geen sprake is van beschermd familie- of gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Volgens verweerder is er geen sprake van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eisers en referent. In dit verband werpt verweerder tegen dat referent sinds 2014 gehuwd is, een eigen gezin heeft en sinds 2016 in Nederland woont. Daarnaast is niet gebleken dat eisers emotioneel, financieel of in het dagelijks leven afhankelijk zijn van referent. Hierbij heeft verweerder meegewogen dat niet is gebleken dat vrienden of buren in Afghanistan eisers niet kunnen helpen of ondersteunen. Ook maakt de situatie in Afghanistan, na de machtsovername door de Taliban, niet dat eisers dusdanig afhankelijk zijn van referent dat sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie.
3. Verweerder heeft in de bestreden besluiten zijn standpunt gehandhaafd. Daarnaast heeft verweerder, in aanvulling op het primaire besluit, in de bestreden besluiten een belangenafweging gemaakt in het kader van artikel 8 van het EVRM. Verweerder heeft deze belangenafweging in het nadeel van eisers laten uitvallen. Volgens verweerder weegt het algemeen belang van de Nederlandse overheid zwaarder dan het persoonlijke belang van eisers en referent.
4. Eisers kunnen zich niet verenigen met de bestreden besluiten en voeren hiertoe het volgende aan. Er is volgens eisers sprake van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eisers en referent en dus sprake van beschermd familie- of gezinsleven. Zo hebben referent en eisers dagelijks contact en steunt referent hen financieel. Daarnaast zijn eisers ook in het dagelijks leven afhankelijk van referent, omdat eiser 1 ernstig ziek en bedlegerig is. Eiser 1 kan hierdoor niet meer voorzien in zijn eigen verzorging en andere dagelijkse levensbehoeften en dient hij te worden geholpen door zijn naasten. Eiseressen 3, 4, 5 en 6 zijn niet in staat om de zorg op zich te nemen wegens de gevaarlijke leefsituatie in Afghanistan onder het regime van de Taliban. Ook eiseres 2 is hier niet toe in staat nu zij kampt met een depressie. Ter onderbouwing hebben eisers medische documenten overgelegd. In Nederland kunnen referent en zijn echtgenote de zorg van de vader op zich nemen. Nu ook de broer van referent sinds de recente machtsovername van de Taliban vermist is, valt het enige mannelijke gezinslid weg in het leven van eiseressen 2, 3, 4, 5 en 6. Daarnaast heeft verweerder ten onrechte de belangenafweging in het nadeel van eisers laten uitvallen. Verweerder had eisers belangen kenbaar moeten meewegen en extra gewicht moeten toekennen aan de onveilige situatie in Afghanistan, waarbij van belang is dat eiseressen 3, 4, 5 en 6 kwetsbare jonge (huwbare) vrouwen zijn en eiser 1 oud-politieagent is. Ook had verweerder een belangenafweging moeten maken in het licht van artikel 17 van de Gezinsherenigingsrichtlijn.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. De rechtbank stelt vast dat verweerder zes afzonderlijke besluiten op bezwaar heeft genomen. Verweerder heeft in de bestreden besluiten de mvv-aanvraag van desbetreffende eiser(es) afgewezen. Hierbij heeft verweerder de afwijzing op dezelfde wijze geformuleerd, met uitzondering van de overwegingen die specifiek zien op de medische problemen en de gevolgen van de veiligheidssituatie in Afghanistan. Daarbij komt dat verweerder een verweerschrift heeft ingediend voor eisers gezamenlijk en de zaken gezamenlijk ter zitting zijn behandeld. Gelet hierop doet de rechtbank één uitspraak waarbij zij (voornamelijk) ingaat op de afwijkende formuleringen in de bestreden besluiten.
6. Het is vaste rechtspraak van het EHRMdat pas kan worden gesproken van een door artikel 8 van het EVRM beschermd gezinsleven tussen meerderjarigen als sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie (‘more than the normal emotional ties’). Ten aanzien van eiseres 6 geldt dat tussen haar en referent sprake moet zijn van hechte persoonlijke banden om te kunnen spreken van een door artikel 8 van het EVRM beschermd familieleven. In beide gevallen moet sprake zijn van bijkomende elementen van afhankelijkheid (‘additional elements of dependancy’). Uit de rechtspraak volgt ook dat de vraag naar beschermd gezinsleven van feitelijke aard is en afhankelijk is van het daadwerkelijk bestaan van hechte, persoonlijke banden. Hierbij kan onder meer relevant zijn: de eventuele samenwoning, de mate van financiële afhankelijkheid, de mate van emotionele afhankelijkheid, de gezondheid van de betrokkenen en de banden met het land van herkomst. Verder dient bij de beoordeling van een aanvraag in het kader van artikel 8 van het EVRM een belangenafweging plaats te vinden, ook als familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM niet wordt aangenomen. Bij deze belangenafweging moet verweerder alle relevante feiten en omstandigheden betrekken. De rechtbank beoordeelt eerst de vraag of sprake is van beschermd gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM tussen eisers en referent.
Meer dan gebruikelijke afhankelijkheid
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, en dus geen beschermenswaardig familieleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM, tussen eisers en referent. Verweerder heeft in het geval van eisers de gestelde en niet betwiste bijkomende elementen van afhankelijkheid onvoldoende in onderlinge samenhang betrokken bij zijn beoordeling. Zo heeft verweerder te veel gewicht toegekend aan de omstandigheid dat referent sinds 2014 is gehuwd, in 2016 in Nederland is gaan wonen samen met zijn echtgenote en sindsdien een zelfstandig gezin vormt. Deze omstandigheid en het feit dat referent sinds 2016 niet meer samenwoont met eisers, heeft verweerder uitsluitend in het nadeel van eisers meegewogen. Verweerder heeft echter de verschillende omstandigheden, zoals de verergerende medische problematiek van eiser 1 en de lastige leefomstandigheden in Afghanistan sinds de machtsovername van de Taliban onvoldoende in samenhang met elkaar beoordeeld. De rechtbank acht het voorstelbaar dat, met het verstrijken van de jaren, in combinatie met deze omstandigheden, de afhankelijkheid tussen eisers en referent juist is toegenomen. Hierbij is van belang dat vaststaat dat eiser 1 begin 2021 een hersenbloeding heeft gekregen met als gevolg dat hij niet meer in staat is om te voorzien in zijn eigen levensbehoeften. Hij is dan ook afhankelijk van hulp van zijn omgeving. Uit de overgelegde verklaring van de echtgenote van referent blijkt dat eiser 1 gedurende 24 uur per dag toezicht en hulp behoeft, omdat hij deels verlamd is. Dit wordt door verweerder niet betwist. Tot op heden rust de zorg van eiser 1 op de schouders van eiseressen 2, 3, 4, 5, 6, de buren en een vriend. Eisers hebben verklaringen overgelegd waaruit blijkt dat zowel de buren als de vriend niet langer de zorg voor eiser 1 kunnen dragen. Daarnaast stelt eiseres 2 dat zij kampt met depressieve klachten, waardoor de zorg voor eiser 1 haar zwaar valt. Volgens verweerder blijkt hier niet concreet uit dat op termijn te verwachten is dat er geen buren, familie of vrienden zijn die eiser 1 kunnen helpen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hierbij onvoldoende rekening heeft gehouden met de veranderde situatie sinds 2021. Zo is van belang dat niet van eiseressen 3, 4, 5 en 6 kan worden verwacht dat zij de zorg voor eiser 1 dragen. Na de machtsovername van de Taliban is de positie van jonge (huwbare) vrouwen immers kwetsbaarder geworden, waardoor het voor hen niet veilig is alleen over straat te gaan. Daarbij komt dat er geen ander mannelijk figuur in het gezin van eisers aanwezig is die voor hen kan zorgen of hen kan beschermen. Sinds het vertrek van referent in 2016 is niet alleen de medische toestand van eiser 1 achteruitgegaan, maar wordt ook de broer van referent vermist. Verder heeft verweerder met zijn stelling dat de zorg voor eiser 1 ook kan worden ingehuurd tegen betaling, onvoldoende rekening gehouden met de huidige situatie in Afghanistan rondom de gezondheidszorg. Uit de overgelegde rapportages blijkt immers dat de situatie sinds de machtsovername van de Taliban is verslechterd, dat de medische zorg voor het overgrote deel van de Afghanen onbereikbaar is en dat er een groot tekort is aan zorgpersoneel. Gelet op deze rapportages en de situatie die zich voordoet sinds 2021, is de rechtbank van oordeel dat verweerder een onvoldoende, in deze zaak individueel onderbouwde, beoordeling heeft verricht van de daadwerkelijke en actuele situatie in Afghanistan. De enkele verwijzing naar het Ambtsbericht van maart 2022 is hiervoor onvoldoende.
8. Daarnaast acht de rechtbank het van belang dat eisers dagelijks contact onderhouden met referent. Zowel in de gronden van beroep als op zitting is naar voren gebracht dat referent veel ondersteuning biedt bij de psychische en mentale gezondheid van eiser 1. Zo is referent de enige die eiser 1 rust kan bieden en gerust kan stellen over de zorgelijke situatie. Dit wordt niet betwist door verweerder. Ook wordt niet betwist dat eisers financieel worden ondersteund door referent. De enkele overweging van verweerder dat dit niet leidt tot een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, omdat morele en financiële steun ook op afstand kan worden geboden, acht de rechtbank onvoldoende. Hierbij acht de rechtbank van belang dat gelet op de verslechterde medische toestand van eiser 1, de vermissing van de broer van referent, de zorgwekkende situatie in Afghanistan door de machtsovername van de Taliban, het voorstelbaar is dat juist de emotionele band tussen eisers en referent intensiever is geworden en dat dagelijks contact van groot belang kan zijn. Verweerder heeft in zijn beoordeling veel gewicht toegekend aan de invulling van het dagelijkse leven van eisers, maar is eraan voorbijgegaan dat zowel deze elementen als de elementen die spelen bij de emotionele en financiële afhankelijkheid in onderlinge samenhang dienen te worden meegewogen bij de beoordeling of sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie.
9. De rechtbank is dan ook van oordeel dat gelet op alle omstandigheden in dit specifieke geval, er zich een uitzonderlijke situatie voordoet. Verweerder heeft nagelaten alle omstandigheden van eisers bij de beoordeling van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie in samenhang mee te wegen. De rechtbank acht de bestreden besluiten op dit punt dan ook onzorgvuldig en onvoldoende gemotiveerd.
10. Verweerder heeft bij de belangenafweging in het nadeel van eisers meegewogen dat er sprake is van een eerste toelating. Hierbij komt aan verweerder een ruimere beoordelingsmarge toe. Verder heeft verweerder in het nadeel meegewogen dat geen sprake zou zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eisers en referent. Ook heeft verweerder het economisch belang in het nadeel van eisers meegewogen en heeft verweerder aan eisers tegengeworpen dat geen sprake is van een objectieve belemmering om het gezinsleven in Afghanistan uit te oefenen. Daarentegen heeft verweerder in het voordeel meegewogen dat sprake is van een subjectieve belemmering om het gezinsleven in Afghanistan uit te oefenen, gelet op de zorgelijke algemene veiligheidssituatie in Afghanistan en de positie van verwesterde mensen ten opzichte van de Taliban.
11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ten onrechte de belangenafweging in het nadeel van eisers heeft laten uitvallen. Verweerder heeft daarbij allereerst te veel gewicht toegekend aan het economisch belang van de staat in het algemeen. Daarmee heeft verweerder onvoldoende gewicht toegekend aan de omstandigheden in dit individuele geval, zoals het feit dat de echtgenote van referent en referent een hoog inkomen genereren, waardoor zij de zorg kunnen dragen voor eisers. Daarnaast is van belang dat de echtgenote van referent verpleegkundig specialist is en voor eiser 1 een bijdrage kan leveren aan de zorg voor hem. Ook heeft verweerder nagelaten mee te wegen dat eiseressen 3, 4, 5 en 6 kunnen werken in Nederland en is evenmin in aanmerking genomen dat zij, mede gelet op de huidige krappe arbeidsmarkt, mogelijk al na een korte periode van integratie hun eigen inkomen kunnen genereren.
12. Alhoewel verweerder in zijn verweerschrift heeft gewezen op de situatie in Afghanistan zoals vermeld in het Ambtbericht van maart 2022, heeft verweerder ten onrechte de actuele situatie in Afghanistan onvoldoende kenbaar bij zijn beoordeling betrokken. Volgens verweerder blijkt uit het Ambtsbericht van maart 2022 dat de Taliban over het algemeen bereid is bescherming te bieden aan humanitaire activiteiten, zoals gezondheidszorg.De rechtbank is van oordeel dat niet zonder meer nog steeds van deze informatie kan worden uitgegaan, gelet op de veranderingen die hebben plaatsgevonden in Afghanistan sinds maart 2022. De rechtbank wijst in dit verband nogmaals op de overgelegde rapportages waaruit blijkt dat de situatie sinds de machtsovername van de Taliban is verslechterd, dat de medische zorg voor het overgrote deel van de Afghanen onbereikbaar is en dat er een groot tekort is aan zorgpersoneel. Verweerder heeft dan ook ten onrechte overwogen dat de problemen van eiser 1 niet dusdanig bijzonder zijn dat hij daarin verschilt met de positie van zijn landgenoten die ook de gevolgen van de algemene situatie in Afghanistan ondervinden. Verweerder had de bijzondere medische omstandigheden van eiser 1 en het feit dat hij oud politieagent is, kenbaar in zijn beoordeling moeten betrekken.
13. Verder is van belang dat eiseressen 3, 4, 5 en 6 jonge vrouwen zijn met een huwbare leeftijd. Ook hierover overweegt verweerder ten onrechte dat hun positie niet zo bijzonder is in vergelijking met andere vrouwelijke landgenoten die ook die gevolgen van de algemene situatie in Afghanistan ondervinden. Volgens de rechtbank is verweerder eraan voorbijgegaan dat eiseressen 3, 4, 5 en 6 juist extra kwetsbaar zijn, nu er geen mannelijk gezinslid meer is dat hen nog kan beschermen.
14. Verweerder heeft terecht in het voordeel van eisers meegewogen dat sprake is van een subjectieve belemmering om het gezinsleven uit te oefenen in Afghanistan wegens de zorgelijke algemene veiligheidssituatie, maar hij heeft ten onrechte in het nadeel van eisers meegewogen dat geen sprake is van een objectieve belemmering om gezinsleven in Afghanistan uit te oefenen. Hierbij acht de rechtbank van belang dat referent twee jonge dochters heeft die in een kwetsbare positie terecht kunnen komen indien zij in Afghanistan het gezinsleven voortzetten, mede gelet op wat is overwogen in rechtsoverweging 13. Daarbij mag verweerder niet van referent verwachten dat hij zijn gezin in Nederland achterlaat om in Afghanistan te gaan wonen bij eisers.
15. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder de belangenafweging ten onrechte in het nadeel van eisers heeft laten uitvallen. Dit brengt met zich dat in de bestreden besluiten onvoldoende is gemotiveerd waarom het belang van eisers om in Nederland bij referent te verblijven niet opweegt tegen het belang van de Nederlandse Staat bij het uitvoeren van het restrictieve migratiebeleid. Het gaat overigens in deze zaak om een belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM. Verweerder is naar het oordeel van de rechtbank er verder niet toe gehouden ook een afzonderlijke belangenafweging op grond van artikel 17 van de Gezinsherenigingsrichtlijn te maken. Volgens de Afdelingis de belangenafweging bij een afwijzing van een verzoek om gezinshereniging, waartoe artikel 17 van de Gezinsherenigingsrichtlijn verplicht, in dit soort gevallen gelijk aan de belangenafweging waartoe artikel 8 van het EVRM verplicht.
16. De beroepen zijn gegrond. De bestreden besluiten zullen worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, en artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht, waarin staat dat een besluit op bezwaar deugdelijk gemotiveerd moet worden. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om het geschil finaal te beslechten, aangezien het op de weg van verweerder ligt om met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe en complete beoordeling te maken van de meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eisers en referent en van de weging van de aanwezige belangen.
17. Omdat de beroepen gegrond zijn, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.674 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 (gemiddeld). Ook moet verweerder het door eisers betaalde griffierecht ter hoogte van € 1.104 vergoeden.