In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 januari 2023 uitspraak gedaan in de zaken NL22.25305 en NL22.25306, waarbij de rechtbank de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft afgewezen. Eiser, een Nigeriaanse nationaliteit, heeft zijn asielaanvraag ingediend op 24 november 2022, waarbij hij stelde dat hij vreesde voor vervolging door zijn oom, die hij beschuldigde van het doden van zijn vader en broer door middel van voodoo. De rechtbank heeft de aanvraag als kennelijk ongegrond afgewezen, omdat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig werd bevonden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig zijn, maar de problemen met zijn oom niet. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat zijn oom verantwoordelijk is voor de dood van zijn vader en broer, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de verklaringen van eiser inconsistent en tegenstrijdig zijn. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat eiser gedurende een lange periode in Nigeria heeft verbleven zonder actie te ondernemen om zijn situatie te verbeteren, wat afdoet aan de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat verweerder voldoende gemotiveerd heeft waarom het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig is bevonden. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.