ECLI:NL:RBDHA:2023:9954
Rechtbank Den Haag
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielberoep
In deze zaak heeft verzoeker, geboren op [geboortedatum] en van Afghaanse nationaliteit, op 19 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 17 februari 2022. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door gemachtigde D. Vos, heeft op 9 mei 2023 een inwilligend besluit genomen op de aanvraag. Verzoeker heeft op 16 mei 2023 het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het beroep en het verzoek om proceskostenveroordeling.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft verzoeker zijn aanvraag ingediend op 17 februari 2022, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden zou op 17 augustus 2022 verstrijken. Echter, vanwege een besluit- en vertrekmoratorium voor Afghanistan is de beslistermijn verlengd tot 17 november 2023.
De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, en dat verzoeker niet geheel of gedeeltelijk is tegemoetgekomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb. Het verzoek om proceskostenvergoeding wordt afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af, en deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van N.G. Fuller, griffier.