ECLI:NL:RBDHA:2023:9947

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
10 juli 2023
Zaaknummer
NL22.18745
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag en bestuurlijke dwangsommen

In deze zaak heeft eiser op 19 september 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 28 augustus 2021 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 21 november 2022 de asielaanvraag van eiser ingewilligd. Eiser heeft echter niet gereageerd op de brief van de rechtbank waarin hij werd gevraagd om een reactie op dit besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat, voor zover het beroep gericht is tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag, met de inwilliging van deze aanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen. Eiser heeft in dat geval geen procesbelang meer, zoals bepaald in artikel 6:20, derde lid, van de Awb. Eiser heeft zijn beroep willen handhaven voor zover verweerder in het besluit van 21 november 2022 heeft geconcludeerd dat hij geen bestuurlijke dwangsommen aan eiser verschuldigd is.

De rechtbank stelt vast dat de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND van toepassing is, waardoor de artikelen 4:17 tot en met 4:19 en 8:55c van de Awb niet van toepassing zijn op besluiten op asielaanvragen. Dit betekent dat verweerder geen bestuurlijke dwangsommen kan verbeuren. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft eerder geoordeeld dat er geen aanleiding is om deze Tijdelijke wet onverbindend te verklaren wegens strijd met het Unierecht. Daarom verklaart de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien de ingebrekestelling door eiser prematuur was ingediend.

De rechtbank heeft het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL22.18745
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A.W.J. van der Meer), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 19 september 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 28 augustus 2021.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 21 november 2022 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser ingewilligd.
Eiser heeft niet gereageerd op de brief van de rechtbank om een reactie op het besluit van 21 november 2022.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb1 uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag van eiser, dient te worden vastgesteld dat met de inwilliging van deze aanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen zodat eiser gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb in zoverre geen procesbelang meer heeft.
2. Eiser heeft zijn beroep willen handhaven voor zover verweerder in het besluit van 21 november 2022 heeft geconcludeerd dat hij aan eiser geen bestuurlijke dwangsommen verschuldigd is.
1. Algemene wet bestuursrecht.
3. Daargelaten de vraag of verweerder in gebreke is geweest om tijdig op de aanvraag te beslissen, volgt uit De Tijdelijke wet2 dat de artikelen 4:17 tot en met 4:19 en 8:55c van de Awb niet worden toegepast op besluiten op asielaanvragen. Het gevolg hiervan is dat verweerder aan eiser(es) geen bestuurlijke dwangsommen kan verbeuren. De Afdeling3 heeft bij uitspraak van 30 november 20224 geoordeeld dat er geen aanleiding is voor de conclusie dat de Tijdelijke wet op dit punt onverbindend moet worden geacht wegens strijd met het Unierecht.
4. Het beroep zal daarom kennelijk niet-ontvankelijk worden verklaard.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Verweerder heeft in reactie op het beroepschrift meegedeeld dat de aanvraag van eiser op 28 augustus 2021 is ingediend. Eiser heeft zijn asielaanvraag ondertekend op 26 augustus 2021. Blijkens de stempel op het aanvraagformulier is dit formulier op 28 augustus 2021 door verweerder ontvangen. Gelet op de door eiser gestelde Afghaanse nationaliteit is op zijn aanvraag het besluitmoratorium5 van toepassing. De uiterlijke beslisdatum was dus 28 februari 2023. Eiser heeft verweerder op 30 augustus 2022 in gebreke gesteld. De beslistermijn was ten tijde van het indienen van de ingebrekestelling nog niet verstreken, zodat deze ingebrekestelling prematuur is ingediend.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
2 De Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND.
3 Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5 Staatscourant 2021, 39300.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.