ECLI:NL:RBDHA:2023:9941

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juli 2023
Publicatiedatum
7 juli 2023
Zaaknummer
NL22.20477, NL22.6759
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning voor arbeid als zelfstandige en verzoek om voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een Iraakse nationaliteit houder, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning onder de beperking 'arbeid als zelfstandige', welke door de staatssecretaris op 29 maart 2022 werd afgewezen. De staatssecretaris stelde dat de eiser niet beschikte over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet in aanmerking kwam voor vrijstelling van het mvv-vereiste. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 6 oktober 2022. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet met bewijsstukken heeft aangetoond dat hij over de gestelde EG-verblijfstatus als langdurig ingezetene beschikt. Eiser voerde aan dat hij onvoldoende tijd had gekregen om de gevraagde stukken te overleggen en dat hij nog bezig was met het verkrijgen van de status als langdurig ingezetene in Italië. De rechtbank oordeelde echter dat de geboden periode van acht maanden voldoende was en dat eiser zelf verantwoordelijk was voor het tijdig indienen van de aanvraag met de benodigde documenten.

Daarnaast werd het beroep op de hoorplicht door de rechtbank afgewezen, omdat er geen twijfel bestond dat de gronden van bezwaar niet tot een ander besluit konden leiden. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en verklaarde het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, aangezien er inmiddels uitspraak was gedaan op het beroep. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.20477 (beroep) en NL22.6759 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer/voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Orhan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.S. Hogendoorn - Matthijssen).

Procesverloop

Bij besluit van 29 maart 2022 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning onder de beperking ‘arbeid als zelfstandige’ afgewezen.
Bij besluit van 6 oktober 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gericht tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep (NL22.20477) ingesteld. Ook heeft eiser de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening (NL22.6759) te treffen.
Verweerder heeft op 12 december 2022 een verweerschrift ingediend.
Omdat geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht, heeft de rechtbank op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 1985 en van de Iraakse nationaliteit te zijn. Eiser wenst verblijf in Nederland om als zelfstandig ondernemer bedrijfsactiviteiten uit te voeren met zijn bedrijf ‘[bedrijfsnaam] B.V.’
Wat heeft verweerder besloten?
2. Verweerder heeft de aanvraag bij het primaire besluit afgewezen, omdat eiser niet over een geldige mvv [1] beschikt en ook niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste. Eiser heeft namelijk niet met stukken aangetoond over de gestelde EG-verblijfstatus als langdurig ingezetene [2] , afgegeven door de Italiaanse autoriteiten, te beschikken. In bezwaar is deze conclusie door verweerder gehandhaafd.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser voert in beroep aan dat verweerder hem onvoldoende tijd heeft gegund om de gevraagde stukken te overleggen. Eiser stelt namelijk nog steeds bezig te zijn met het verkrijgen van de status als langdurig ingezetene in Italië. Daarnaast vindt eiser dat verweerder ten onrechte heeft afgezien eiser op zijn bezwaar te horen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Voor zover eiser vindt dat het bestreden besluit onrechtmatig is, omdat eiser onvoldoende tijd gegund is om de gevraagde stukken te overleggen, volgt de rechtbank dit niet. Eiser heeft in de eerste plaats niet met argumenten onderbouwd waarom de geboden periode van aanvraag tot en met het bestreden besluit – ruim acht maanden – onvoldoende zou zijn geweest om de gestelde EG-verblijfstatus aan verweerder te overleggen. Zonder nadere motivering of het aanvoeren van bijzondere omstandigheden valt niet in te zien waarom eiser onvoldoende tijd heeft gehad om het vereiste bewijs hiervoor aan te leveren. Nu in beroep blijkt dat eiser nog steeds bezig is met de aanvraagprocedure voor de status als langdurig ingezetene in Italië en het aan eiser en zijn gemachtigde zelf is te bepalen wanneer de aanvraag wordt ingediend, dienen de gevolgen van het vroegtijdig indienen van de aanvraag, zonder over de vereiste stukken beschikken, dan ook voor eigen rekening en risico van eiser en zijn gemachtigde te komen. Nu eiser geen geldige mvv kan overleggen en niet heeft aangetoond dat hij vrijgesteld kan worden van het mvv-vereiste, heeft verweerder op goede gronden de afwijzing van de aanvraag bij het bestreden besluit gehandhaafd.
5. Ook het beroep op de hoorplicht slaagt niet. Van het horen in bezwaar mag worden afgezien, als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de gronden van bezwaar niet tot een ander besluit kunnen leiden. In dit geval doet een dergelijke situatie zich voor. Eiser heeft in bezwaar heeft geen nieuwe argumenten of gezichtspunten naar voren gebracht en heeft enkel volstaan met niet onderbouwde stellingen. Verweerder mocht zich daarom op het standpunt stellen dat er redelijkerwijs geen twijfel mogelijk was dat het bezwaar tot een ander oordeel zou leiden en heeft daarom ook geen aanleiding hoeven zien voor het houden van een hoorzitting.
Wat is de conclusie?
6. Het beroep is ongegrond.
7. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt buiten zitting afgedaan en niet-ontvankelijk verklaard, nu er uitspraak is gedaan op het beroep en er niet langer sprake is van de vereiste connexiteit [3] .
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met de uitspraak op het beroep, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening is geen verzet of hoger beroep mogelijk.

Voetnoten

1.Afkorting voor ‘machtiging tot voorlopig verblijf’.
2.Zoals bedoeld in Richtlijn 2003/109/EG van de Raad van 25 november 2003, betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen.
3.Op grond van artikel 8:81 en artikel 8:83, derde lid, van de Awb.