ECLI:NL:RBDHA:2023:9941
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- C.I.H. Kerstens-Fockens
- M.J.J. Roks
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning voor arbeid als zelfstandige en verzoek om voorlopige voorziening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een Iraakse nationaliteit houder, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning onder de beperking 'arbeid als zelfstandige', welke door de staatssecretaris op 29 maart 2022 werd afgewezen. De staatssecretaris stelde dat de eiser niet beschikte over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet in aanmerking kwam voor vrijstelling van het mvv-vereiste. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 6 oktober 2022. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet met bewijsstukken heeft aangetoond dat hij over de gestelde EG-verblijfstatus als langdurig ingezetene beschikt. Eiser voerde aan dat hij onvoldoende tijd had gekregen om de gevraagde stukken te overleggen en dat hij nog bezig was met het verkrijgen van de status als langdurig ingezetene in Italië. De rechtbank oordeelde echter dat de geboden periode van acht maanden voldoende was en dat eiser zelf verantwoordelijk was voor het tijdig indienen van de aanvraag met de benodigde documenten.
Daarnaast werd het beroep op de hoorplicht door de rechtbank afgewezen, omdat er geen twijfel bestond dat de gronden van bezwaar niet tot een ander besluit konden leiden. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en verklaarde het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, aangezien er inmiddels uitspraak was gedaan op het beroep. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.