ECLI:NL:RBDHA:2023:9920
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake intrekking verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 juli 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van een bezwaar door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.J.A. Bakker, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke intrekking was vastgesteld in een besluit van 11 oktober 2022. Het bestreden besluit, dat op 2 februari 2023 werd genomen, verklaarde het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk omdat er geen gronden waren ingediend. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar verscheen niet op de zitting op 14 juni 2023, terwijl de gemachtigde van de staatssecretaris wel aanwezig was.
De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris aannemelijk heeft gemaakt dat een herstelverzuimbrief op 19 december 2022 naar de gemachtigde van eiser is verzonden, waarin werd verzocht om binnen twee weken de gronden in te dienen. Eiser betwistte de verzending van deze brief, maar de rechtbank oordeelde dat er geen feiten zijn aangedragen die de ontvangst van de brief in twijfel trekken. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was, omdat eiser niet had voldaan aan de vereisten voor het indienen van gronden van bezwaar.
Daarnaast werd het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen connexiteit meer was. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending van de uitspraak.