ECLI:NL:RBDHA:2023:9920

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
7 juli 2023
Zaaknummer
NL23.6337
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake intrekking verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 juli 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van een bezwaar door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.J.A. Bakker, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke intrekking was vastgesteld in een besluit van 11 oktober 2022. Het bestreden besluit, dat op 2 februari 2023 werd genomen, verklaarde het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk omdat er geen gronden waren ingediend. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar verscheen niet op de zitting op 14 juni 2023, terwijl de gemachtigde van de staatssecretaris wel aanwezig was.

De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris aannemelijk heeft gemaakt dat een herstelverzuimbrief op 19 december 2022 naar de gemachtigde van eiser is verzonden, waarin werd verzocht om binnen twee weken de gronden in te dienen. Eiser betwistte de verzending van deze brief, maar de rechtbank oordeelde dat er geen feiten zijn aangedragen die de ontvangst van de brief in twijfel trekken. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was, omdat eiser niet had voldaan aan de vereisten voor het indienen van gronden van bezwaar.

Daarnaast werd het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen connexiteit meer was. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.6337 (beroep) en NL23.6338 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.J.A. Bakker),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Z. Abachi).

Procesverloop

Bij besluit van 11 oktober 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd ingetrokken
Bij besluit van 2 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 14 juni 2023 op zitting behandeld. Eiser en de gemachtigde van eiser zijn met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen gronden zijn ingediend. [1] Verweerder stelt dat hij op 18 december 2022 een brief naar de gemachtigde van eiser heeft verzonden waarin hem is verzocht binnen een termijn van twee weken alsnog de gronden in te dienen. De gemachtigde van eiser betwist dat deze brief is verstuurd.
2. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geldt in het geval van een niet aangetekende verzending van een besluit of een ander relevant document als uitgangspunt dat het bestuursorgaan aannemelijk dient te maken dat het desbetreffende stuk correct is verzonden. Daartoe is in ieder geval vereist dat het besluit of ander relevant document is voorzien van de juiste adressering en een verzenddatum en dat sprake is van een deugdelijke verzendadministratie.
2.1.
Verweerder heeft ter onderbouwing van zijn standpunt bij het verweerschrift een afschrift van de verzendadministratie van het verzendsysteem Indigo overgelegd en op de zitting nadere informatie verstrekt over de wijze waarop de centrale verzending van poststukken vanuit Indigo geautomatiseerd plaatsvindt. De rechtbank stelt vast dat op het afschrift van de verzendadministratie de voor- en achternaam van eiser is weergegeven. Bij ‘documentnaam’ staat vermeld ‘Herstel verzuim’. Verder is te zien dat bij ‘aanmaakdatum’ ‘18-12-2022’ is weergegeven en bij ‘verzenddatum’ ’19-12-2022’. De naam van de gemachtigde van eiser is ingevuld onder ‘Geadresseerde Centrale verwerking’ en ‘Organisatie’ en te zien is dat het document de status ‘bericht verwerkt’ heeft.
2.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder met het afschrift van de verzendadministratie en de toelichting op de zitting voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de herstelverzuimbrief aan de gemachtigde van eiser is verzonden op 19 december 2022. Het is vervolgens aan eiser om dit vermoeden te ontzenuwen door feiten te stellen op grond waarvan de ontvangst redelijkerwijs kan worden betwijfeld. Daarin is hij niet geslaagd. Er zijn namelijk geen feiten aangedragen die twijfel oproepen over een adequate postbezorging op het desbetreffende adres in de desbetreffende periode.
2.3.
Het beroep is dan ook ongegrond
2.4.
Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt buiten zitting afgedaan en niet-ontvankelijk verklaard, nu er niet langer sprake is van connexiteit. [2]
2.5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. R.S. Ouertani, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 6:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en artikel 6:6 van de Awb.
2.Op grond van artikel 8:81 van de Awb en artikel 8:83, derde lid, van de Awb.