ECLI:NL:RBDHA:2023:9900

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juli 2023
Publicatiedatum
7 juli 2023
Zaaknummer
09.295746.22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel

Op 10 juli 2023 heeft de Rechtbank Den Haag een man veroordeeld voor het overtreden van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte was betrokken bij een verkeersongeval op 18 mei 2022 te Leiden, waarbij hij als bestuurder van een bromfiets een aanrijding veroorzaakte met een fietsster. Door zijn aanmerkelijke onoplettendheid en onvoorzichtigheid heeft hij het slachtoffer, een fietsster, zwaar lichamelijk letsel toegebracht, waaronder verschillende interne bloedingen en een gebroken sleutelbeen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zonder rijbewijs reed en de plaats van het ongeval heeft verlaten zonder zijn gegevens achter te laten. De rechtbank heeft de verdachte een taakstraf van 120 uren opgelegd, een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden (waarvan 2 maanden voorwaardelijk) en een geldboete van € 500,00. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de officier van justitie en de raadsman van de verdachte, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie grotendeels heeft gevolgd. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer in haar overwegingen meegenomen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/295746-22
Datum uitspraak: 10 juli 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting 26 juni 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.C. Stolk en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. H. Tahiri el Osruti naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 mei 2022 te Leiden als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bromfiets), daarmede rijdende over de weg, de Haarlemmerweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen: hij, verdachte aldaar,
- heeft gereden zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde en/of (vervolgens)
- onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse, immers heeft hij een (aantal) voor hem rijdende fietser(s) ingehaald en/of (vervolgens)
- niet voldoende rechts heeft gereden tengevolge waarvan hij in botsing is gekomen met een hem tegemoetkomende fietsster, waardoor een ander te weten die fietsster (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een klaplong en/of een (aantal) ribfractu(u)r(en) en/of een sleutelbeenfractuur en/of een leverbloeding en/of een bijnierbloeding, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 mei 2022 te Leiden als bestuurder van een voertuig (bromfiets), daarmee rijdende op de weg, de Haarlemmerweg, als volgt heeft gehandeld: hij, verdachte aldaar,
- heeft gereden zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde en/of (vervolgens)
- onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse, immers heeft hij een (aantal) voor hem rijdende fietser(s) ingehaald en/of (vervolgens)
- niet voldoende rechts heeft gereden tengevolge waarvan hij in botsing is gekomen met een hem tegemoetkomende fietsster, waardoor een ander te weten die fietsster (genaamd [slachtoffer] ) letsel heeft bekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Leiden op/aan de Haarlemmerweg, op of omstreeks 18 mei 2022 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer] ) letsel en/of schade was toegebracht;
3.
hij op of omstreeks 18 mei 2022 te Leiden als bestuurder van een motorrijtuig (tweewielige bromfiets) heeft gereden op de weg, de Haarlemmerweg, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.

3.De ontvankelijkheid van de officier van justitie

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde een geslaagd beroep kan doen op de vervolgingsuitsluitingsgrond als bedoeld in artikel 184 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW), aangezien hij onderweg was naar de plaats van het ongeval om zich bij de politie te melden. Hoewel de verdediging heeft betoogd dat dit zou moeten leiden tot ontslag van alle rechtsvervolging, zal de rechtbank dit betoog – in lijn met de tekst van artikel 184 WVW – opvatten als een verzoek tot niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie.
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen vast dat de verdachte na het veroorzaken van een botsing met het slachtoffer, de plaats van het ongeval heeft verlaten zonder gegevens als bedoeld in artikel 7, tweede lid, WVW achter te laten. De politie heeft naar aanleiding van het kenteken van de bromfiets – dat door een getuige genoteerd was – de adresgegevens van de verdachte achterhaald en is bij de woning van de verdachte langsgegaan. Uit het procesdossier blijkt niet dat de verdachte vrijwillig melding heeft gemaakt van het ongeval bij één van de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde personen. Dat de verdachte op telefonisch bevel van een politieagent is verschenen bij zijn woning (p. 16-17 van het procesdossier) kan niet als een dergelijke melding worden aangemerkt (vgl. Gerechtshof Den Haag 23 mei 2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:2020). Een beroep op de vervolgingsuitsluitingsgrond van artikel 184 WVW kan daarom niet slagen.

4.De bewijsbeslissing

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde, met dien verstande dat hij aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig handelen van de verdachte bewezen acht. Tevens heeft hij gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 2 en 3 ten laste gelegde.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het onder 1 primair en subsidiair en 2 ten laste gelegde bepleit en heeft zich met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat dit kan worden bewezen verklaard.
4.3.
Gebruikte bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen [1]
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 26 juni 2023, voor zover inhoudende:
Ik keek in mijn binnenspiegel. Ik reed aan de rechterkant van de weg. Door het kijken in mijn spiegel ben ik afgeweken. Toen ik weer voor me keek was er direct een botsing.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 3 augustus 2022, voor zover inhoudende (p. 44-54):
Alle, door [verbalisant] gemarkeerde, sporen bevonden zich aan de linkerzijde van de weg, gezien vanuit de rijrichting van de bromfiets.
3. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , opgemaakt op 28 augustus 2022, voor zover inhoudende (p. 7-9):
Plaats delict: Haarlemmerweg, Leiden
Pleegdatum: 18 mei 2022
Ik reed op een e-bike.
Ineens zag ik een scooter achter de fietsers vandaan komen. Ik keek naar rechts om uit te wijken, maar dat kon niet door de hoge stoeprand. Ik zag dat hij naar beneden keek.
4. Het geschrift, te weten een geneeskundige verklaring, voor zover inhoudende (p. 42):
Medische informatie betreffende:
Achternaam : [slachtoffer]
Voornamen : [naam]
Geboren : [geboortedatum] 1962
Uitwendig waargenomen letsel:
- intracranieel bloed
- klaplong + bloed in thorax + ribfractuur
- sleutelbeenbreuk rechts
- leverbloeding
- bijnierbloeding
- 2 x hoofdwondjes
Vermoeden niet uitwendig waarneembaar letsel: ja
Vermoeden van inwendig bloedverlies: ja
Datum onderzocht: 18 mei 2022
Geschatte duur genezing: 3-6 mnd
5. Een geschrift, te weten een overzicht van gegevens van de Rijksdienst voor het Wegverkeer betreffende de verdachte van 5 oktober 2022, in zijn geheel (p. 43).
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt voorop dat het bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW het volgens vaste jurisprudentie aankomt op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst van de overtreding en de overige omstandigheden van het geval. Het gaat daarbij ten minste om aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig verkeersgedrag waardoor het ongeval en de gevolgen daarvan zijn ontstaan.
Naar het oordeel van de rechtbank moet het gedrag van de verdachte zoals daarvan uit de bewijsmiddelen blijkt als aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig worden beschouwd en is het ongeval aan zijn schuld als bedoeld in artikel 6 WVW te wijten. Daartoe overweegt zij het volgende.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte op de linker weghelft heeft gereden, waarna hij in botsing is gekomen met het slachtoffer dat uit tegengestelde richting kwam. De verdachte heeft verklaard dat hij in zijn linker spiegel heeft gekeken waardoor hij is afgeweken naar de linker weghelft. Daarbij overweegt de rechtbank dat het ten tijde van het ongeval druk was op de weg. Tevens was de rijbaan smal en was er geen mogelijkheid om uit te wijken vanwege een hoge stoeprand. Aldus heeft de verdachte als bestuurder van een bromfiets onvoldoende aandacht gehad voor het verkeer en de verkeerssituatie. Tot slot was aan de verdachte ten tijde van het ongeval geen enkel rijbewijs afgegeven..
Het slachtoffer heeft als gevolg van de botsing verschillende interne bloedingen en een gebroken sleutelbeen opgelopen waarvoor medisch ingrijpen noodzakelijk was. Gezien de ernst van haar verwondingen en de tijd die met het herstel daarvan gemoeid was, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 26 juni 2023, voor zover inhoudende:
Nadat het ongeval heeft plaatsgevonden, heb ik mijn scooter gepakt en ben ik naar huis gereden.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 18 mei 2022, voor zover inhoudende (p. 39-40):
Op 18 mei 2022 fietste ik als wijkagent op de Haarlemmerweg te Leiden. Terwijl ik me bekommerde om de vrouw zag ik dat de jongen van de scooter zijn scooter wilde oppakken. Op gegeven moment zag en hoorde ik dat de jongen zijn scooter startte. Ik hoorde vervolgens dat hij gas gaf met zijn scooter en de Haarlemmerweg op reed. Ik sommeerde de jongen nog te blijven staan maar hij gaf hier geen gehoor aan.
Ten aan zien van het onder 3 ten laste gelegde:
De rechtbank zal voor het onder 3 ten laste gelegde met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit. De officier van justitie heeft met betrekking tot dit feit eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 26 juni 2023;
2. Een geschrift, te weten een overzicht van gegevens van de Rijksdienst voor het Wegverkeer betreffende de verdachte van 5 oktober 2022, in zijn geheel (p. 43).
4.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij op 18 mei 2022 te Leiden als bestuurder van een motorrijtuig (bromfiets), daarmede rijdende over de weg, de Haarlemmerweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, als volgt te handelen:
hij, verdachte aldaar,
- heeft gereden zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde en vervolgens
- onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse, immers heeft hij
- niet voldoende rechts gereden
ten gevolge waarvan hij in botsing is gekomen met een hem tegemoetkomende fietsster, waardoor die fietsster (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een klaplong en een ribfractuur en een sleutelbeenfractuur en een leverbloeding en een bijnierbloeding werd toegebracht;
2.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Leiden op de Haarlemmerweg, op 18 mei 2022 de plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist aan [slachtoffer] letsel en schade was toegebracht;
3.
hij op 18 mei 2022 te Leiden als bestuurder van een motorrijtuig (tweewielige bromfiets) heeft gereden op de weg, de Haarlemmerweg, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen voor de duur van 6 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om bij een bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde een geheel voorwaardelijke taakstraf van 60 uur op te leggen. Voorts heeft hij verzocht geen ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen omdat de verdachte zijn inmiddels behaalde rijbewijs nodig heeft voor zijn werk. Indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde verzoekt hij een geheel voorwaardelijke geldboete op te leggen, nu de verdachte al een aanzienlijke schadevergoeding dient te betalen aan het slachtoffer.
Ten slotte heeft de raadsman verzocht om bij een strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Deze betreffen de relatief jonge leeftijd van de verdachte, dat de verdachte dagelijks wordt geconfronteerd met de gevolgen van het ongeval en de schadevergoeding die de verdachte dient te betalen aan het slachtoffer.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en zijn gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt, ten gevolge waarvan het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De verdachte is met zijn scooter op de weghelft voor tegemoetkomend verkeer terechtgekomen doordat hij niet voldoende oplette. Daardoor heeft hij het slachtoffer niet op tijd gezien en een botsing veroorzaakt. Na de botsing is de verdachte met zijn scooter weggereden en heeft hij de plaats van het ongeval verlaten zonder zijn gegevens achter te laten. De verdachte was bovendien niet in het bezit van een rijbewijs en droeg geen helm. Dit alles laat zien dat de verdachte lak had de regels die gelden in het verkeer. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij eerder die dag de scooter had gepakt omdat hij haast had de trein te halen, maar zelfs als dit waar was dan levert dit geen rechtvaardiging op voor het gedrag van de verdachte. De gevolgen van het ongeval zijn van grote invloed geweest op het leven van het slachtoffer. Als gevolg van de aanrijding was het slachtoffer enkele maanden later nog steeds voor 100% afgekeurd voor werkzaamheden en moest zij een operatie aan haar sleutelbeen ondergaan. Volgens de artsen zou het herstel tussen de 6 en 12 maanden duren.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 13 mei 2023, waaruit blijkt dat aan de verdachte op 30 juni 2022 een strafbeschikking is opgelegd wegens overtreding van artikel 107, eerste lid, WVW gepleegd op 9 maart 2022. Artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is dus van toepassing. Het laat ook zien dat de verdachte ondanks een eerdere aanhouding toch weer zonder rijbewijs is gaan rijden.
Gelet op de mate van schuld die de rechtbank bewezen acht, de ernst van de verweten gedraging en de gevolgen daarvan, is een werkstraf van 120 uur passend en geboden.
Daarnaast acht de rechtbank in het kader van de verkeersveiligheid het opleggen van een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen noodzakelijk. De rechtbank zal een deel daarvan voorwaardelijk opleggen, om de verdachte ervan te doordringen in de toekomst meer voorzichtigheid in het verkeer in acht te nemen.
Voor het onder 3 bewezenverklaarde feit – een overtreding – legt de rechtbank een geldboete op. De rechtbank acht een geldboete ter hoogte van € 500,00 passend en geboden.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 6, 7, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 4.4 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht;
ten aanzien van feit 2:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
ten aanzien van feit 3:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van de
onder 1 en 2bewezenverklaarde feiten tot:
een taakstraf voor de tijd van 120 (honderdentwintig) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
60 (zestig) DAGEN;
veroordeelt verdachte ten aanzien van de
onder 1 en 2bewezenverklaarde feiten tot:
een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor 6 (zes) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van deze bijkomende straf,
groot 2 (twee) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van het
onder 3bewezenverklaarde feit tot:
een
geldboetevan
€ 500,00;
bepaalt dat de geldboete bij gebreke van betaling en verhaal zal worden vervangen
door hechtenis voor de tijd van 10 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.A. Sturm, voorzitter,
mr. J. Snoeijer, rechter,
mr. M.M. Dolman, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S.R.M. Louter, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 juli 2023.
Mr. M.M. Dolman is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [nummerreeks] van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 104).