ECLI:NL:RBDHA:2023:9888

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juli 2023
Publicatiedatum
7 juli 2023
Zaaknummer
09/074360-23, 09/010428-21, 09/293542-21 en 09/127745-23 (ttz. gev.)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met vuurwapen en bezit van verdovende middelen

Op 10 juli 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en bezit van verdovende middelen. De zaak betreft een schietincident dat plaatsvond op 14 maart 2023 in Den Haag, waarbij de verdachte met een vuurwapen op het slachtoffer schoot. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met opzet en met voorwaardelijk opzet handelde, wat leidde tot ernstige verwondingen bij het slachtoffer. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar. Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van het bezit van MDMA en cocaïne, wat eveneens bewezen werd verklaard. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding deels toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor de schade die het slachtoffer had geleden door de schietpartij. De rechtbank heeft de vordering van een tweede benadeelde partij tot schadevergoeding volledig toegewezen, omdat deze schade direct voortvloeide uit de handelingen van de verdachte. De uitspraak benadrukt de ernst van het gebruik van vuurwapens in de samenleving en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/074360-23, 09/010428-21, 09/293542-21 en 09/127745-23 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 10 juli 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire [inrichting] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 26 juni 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. E.J. Huisman en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. H. Oldenhof naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
onder parketnummer 09/074360-23 (hierna: dagvaarding 1)
hij op of omstreeks 14 maart 2023 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- één of meerdere malen met een vuurwapen in het been, althans het lichaam, van voornoemde [slachtoffer] hebben geschoten en
- één of meerdere malen met een vuurwapen in de richting van het lichaam van voornoemde [slachtoffer] hebben geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 maart 2023 te 's-Gravenhage [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een vuurwapen te richten op [slachtoffer] en/of dat vuurwapen aan [slachtoffer] te tonen en/of met dat vuurwapen te schieten;
onder parketnummer 09/010428-21 (hierna: dagvaarding 2)
hij op of omstreeks 11 januari 2021 te ’s-Gravenhage opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of ongeveer 1,9 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde MDMA en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
onder parketnummer 09/293542-21 (hierna: dagvaarding 3)
hij op of omstreeks 28 oktober 2021 te ’s-Gravenhage opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
onder parketnummer 09/127745-23 (hierna: dagvaarding 4)
hij op of omstreeks 1 januari 2022 te ‘s-Gravenhage, althans in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een semi-automatisch pistool, van het merk Para Ordnance, type P14-45, kaliber.22 zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de bij dagvaarding 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag en de bij dagvaarding 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten. Op specifieke standpunten van de officier van justitie wordt hierna – voor zover relevant – nader ingegaan.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de bij dagvaarding 1 en 4 ten laste gelegde feiten en heeft zich met betrekking tot de bij dagvaarding 2 en 3 ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Op specifieke standpunten van de verdediging wordt hierna – voor zover relevant – nader ingegaan.
3.3.
Dagvaarding 1
3.3.1.
Bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het [nummer 1] , van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Zuid, met bijlagen (genummerd pagina 1 t/m 98), tenzij anders vermeld.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen.
1. Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] , opgemaakt op 14 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 40-41):
Ik was getuige van een schietpartij. Ik woon in Den Haag. Op 14 maart 2023 zat ik in mijn woning. Mijn raam stond open. Ik hoorde geschreeuw buiten. Ik herkende de stem van de man die aan het schreeuwen was als [slachtoffer] . Ik weet dat hij op [adres 1] woont. Ik keek uit het raam, ik zag [slachtoffer] staan, [slachtoffer] was donker gekleed. Tegenover [slachtoffer] stond een man die ik niet herkende. Ik zag dat de man er als volgt uitzag:
- donkere huiskleur;
- Antilliaans;
- volledig zwart gekleed;
- had capuchon op;
- stevig postuur;
- rond 25/30 jaar oud.
Ik zag dat de onbekende man met zijn rechterhand een vuurwapen had getrokken en op [slachtoffer] had geschoten. Ik zag dat [slachtoffer] in elkaar zakte recht voor het portiek. Ik zag dat de onbekende man in de richting van [locatie 1] wegrende en zijn vuurwapen op [slachtoffer] had gericht en nog twee keer schoot in de richting van [slachtoffer] . Ik hoorde duidelijk twee knallen. Dus de onbekende man had drie keer gericht op [slachtoffer] geschoten.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 14 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 65-66):
Op dinsdag l4 maart 2023 omstreeks 18:00 uur werd er door de districtsrecherche van district C gevraagd of wij konden uitkijken naar mogelijke camerabeelden op [locatie 2] . Op de kruising met [locatie 2] met [locatie 3] zagen wij dat er in [locatie 3] camera’s aan een woning gevestigd waren. Middels het camerasysteem zagen wij twee mannen langslopen welke aan het signalement voldeden. Op de camerabeelden was te zien dat de mannen kwamen uit de richting van [locatie 2] en globaal gezien [locatie 4] . Ter plaatse heb ik foto’s gemaakt van de bewegende beelden. Deze beelden zijn middel BlackBerry Messenger overgedragen aan [collega] van de districtsrecherche van district C.
3. Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] , opgemaakt op 14 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 49-51):
Op 14 maart 2023 om ongeveer 16:40 uur hoorde ik geschreeuw buiten. Ik hoorde dat het slachtoffer aan het praten was met iemand anders. De jongen waar het slachtoffer mee stond te praten had een zwarte jas aan. Ik woon in dezelfde straat als waar het gebeurde en de man waar het slachtoffer mee aan het praten was stond voor de deur. Op een gegeven moment hoorde ik drie of vier knallen en ben ik naar buiten gerend.
Ik ben een flink stuk achter de man aangerend maar ben hem kwijtgeraakt. De route die ik heb gelopen is: [locatie 4] , rechtsaf [locatie 5] , linksaf [locatie 2] , rechtsaf over een brug richting de school en daarna ben ik de man kwijtgeraakt op [locatie 3] .
U laat mij een foto zien van een man. Dit is de man waar ik achteraan ben gerend en die ik voor de woning zag staan praten met het slachtoffer.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 14 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 36-37):
Op 14 maart 2023 waren wij, verbalisanten, op de spoedeisende hulp en herkenden het slachtoffer in het ziekenhuis als zijnde de genoemde [slachtoffer] .
Ik, [verbalisant 1] , liet de toegezonden foto van de mogelijke verdachte aan [slachtoffer] zien en vroeg of dat degene was die op hem geschoten had.
Wij hoorden dat [slachtoffer] zei: “Ja, dat is hem.” Hierop heb ik nogmaals aan [slachtoffer] gevraagd of dit de man was die hem neergeschoten had. Ik hoorde dat [slachtoffer] zei: “Ja, hij is het; ik heb ruzie gehad en ben neergeschoten.”
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 15 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 76-77):
Op 14 maart 2023 ontving ik, [verbalisant 2] , een foto van een persoon op mijn diensttelefoon. Ik ontving deze foto van een collega van de recherche. Ik zag dat er werd gevraagd om de herkenning van deze persoon in verband met een schietincident. Ik herkende de persoon op de foto als:
[verdachte] , [geboortedatum] .
- Ik herkende hem aan zijn gelaat;
- de manier waarop zijn baard was geschoren, met name de puntjes omhoog langs zijn mond;
- de manier waarop hij liep.
Ik ken [verdachte] vanuit mijn werkzaamheden in de surveillancedienst en mijn taken vanuit de drugsproblematiek binnen [gebied] . Ik heb de foto van [verdachte] bijgevoegd.
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 14 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 75):
Op 14 maart 2023 heeft er een schietincident plaatsgevonden op [locatie 4] in Den Haag. Diezelfde dag kreeg ik op mijn diensttelefoon een berichtje via BBM Enterprise of ik toevallig een mogelijke verdachte herkende. Gelijk hierna werd een foto gedeeld via deze app. Ik zag dat de persoon er als volgt uitzag:
- man;
- ongeveer 28-34 jaar oud;
- donker getint;
- zwarte schoenen;
- lichtblauwe spijkerbroek;
- donkere jas;
- donkere capuchon.
Ik herken deze persoon als zijnde: [verdachte] geboren op [geboortedatum] . Ik heb meerdere keren op [verdachte] gepost in verband met meerdere drugszaken en heb hem meerdere malen gezien. Ik herken [verdachte] aan de vorm van zijn gezicht, hij heeft namelijk een rond/bol gezicht met zwarte ringbaard, ik herken zijn bolle wangen. Ik herken [verdachte] aan zijn grote platte neus, [verdachte] heeft opvallend grote neusvleugels. Ik zie dat op zijn SKDB foto van 28 oktober 2021 de uiterlijke kenmerken die ik eerder heb beschreven overeen komen met de foto die ik toegestuurd kreeg.
7. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 14 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 73-74):
Op 14 maart 2023 was een incident geweest op [locatie 4] in Den Haag, waar de districtsrecherche zuid (DR) onderzoek naar deed. Vanuit de DR kreeg ik een foto te zien van de mogelijke verdachte. Met de vraag of ik deze persoon herken.
Ik had niks te maken met deze zaak, ook wist ik niet dat er nog gezocht werd naar een verdachte. De DR liet mij een foto zien zonder dat ik daar om vroeg.
Ik kende de verdachte als:
[verdachte] op [geboortedatum] . Toen ik de foto zag, zei ik direct. Dit is [verdachte] Ik heb vaak te maken gehad met [verdachte] , vooral in verband met drugs zaken op de Holtenstraat in Den Haag. Ik herken [verdachte] altijd direct op straat. Ik herken de persoon op de foto als [verdachte] . Ik herken hem aan zijn huidskleur, ronde
gezicht en zijn opvallende neus. Ook het ringbaardje rond de mond en zijn (forse) postuur. Ook de ‘boze’ blik is erg herkenbaar.
8. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 18 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 78-81):
Op 18 maart 2023 heb ik onderzoek gedaan in een telefoon die bij de [verdachte] in beslag werd genomen. In een Snapchat gesprek wordt de gebruiker van de telefoon genoemd, met de [gebruikersnaam 1] . Daarnaast staan er meerdere selfies op de telefoon. Op deze selfie herken ik de [verdachte] .
Ik trof in de telefoon een Snapchatgesprek aan tussen de gebruiker, [gebruikersnaam 1] en [gebruikersnaam 2] . De gebruiker van de telefoon stuurt op dinsdag 14 maart 2023 om 15:45 uur een afbeelding van geparkeerde voertuigen naar [gebruikersnaam 2] . Vervolgens zegt/vraagt hij: “Dit is die waggie he”.
Op dinsdag 14 maart 2023, omstreeks 16:40 uur, vond er een schietpartij plaats op [locatie 4] , ter hoogte van perceelnummer 91, te ‘s-Gravenhage. Ik ben op de plaats delict geweest en zag dat de bovenstaande afbeelding op de plaats delict was genomen.
Ik herkende de witte, geparkeerde, BMW X5, voorzien van [kenteken] . Dit voertuig stond na het incident nog op dezelfde wijze geparkeerd als op het moment dat de foto werd genomen.
Op de afbeelding is te zien dat achter de witte BMW een zwarte Volkswagen Polo geparkeerd stond; het is een zelfde soort Volkswagen Polo als de Volkswagen Polo van de vriendin van het slachtoffer. Ook zou het voertuig van de vriendin van het slachtoffer voor het portiek geparkeerd staan volgens de melder. De Volkswagen Polo op de afbeelding staat ook voor het portiek geparkeerd.
9. Het proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict ( [locatie 4] , opgemaakt op 21 maart 2023, uit het vervolgproces-verbaal met het [nummer 1] , van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Zuid, voor zover inhoudende (p. 3-4):
Wij, verbalisanten kwamen op dinsdag 14 maart 2023 om 18:15 uur voor forensisch onderzoek aan de locatie in de directe omgeving van portiek [locatie 4] in Den Haag.
Wij zagen op 5 plaatsen een oranje pyloon staan. Voor portiek [locatie 4] zagen wij een bloedspoor vanaf het portiek naar de parkeerhaven ervoor. Wij zagen dat onder pyloon gemarkeerd met nummer 1 een kogelpunt lag.
Onder pylonen genummerd 2,4 en 5 zagen wij hulzen van het kaliber 7.65 mm van het merk Sellier & Bellot, met bodemstempel 7.65 S&B. Wij hebben deze hulzen voor nader onderzoek veiliggesteld en voorzien van het SIN AAPV2739NL.
Onder de witte BMW bij markering 3 zagen wij een huls van het kaliber.32 inch (is gelijk aan 7.65 mm) met het [bodemstempel] .
10. Een geschrift, te weten een rapport van het Forensisch Laboratorium voor DNA-Onderzoek van het Leids Universitair Medisch Centrum d.d. 7 april 2023, uit het vervolgproces-verbaal met het [nummer 1] , van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Zuid, voor zover inhoudende (p. 22-26):
Omschrijving onderzoeksmateriaal: AAPV2739NL – munitie (3 hulzen samen verpakt)
SIN-code sample: AAPV2739NL#03
SIN-code schotresten: AOR5664NL
Omschrijving SIN-code
M.b.v. de PPFGC-kit gegenereerd DNA-profiel van [verdachte] , geboren op 9 december 1992. RAAM5397NL#01.
De voor spoor AAPV2739NL#03 verkregen resultaten zijn handmatig vergeleken met het DNA-profiel van verdachte RAAM5397NLH01 ( [verdachte] ).
Het DNA-profiel van verdachte RAAM5397NL#01 ( [verdachte] ) past grotendeels binnen de voor spoor AAPV2739NL#03 verkregen resultaten.
Daarom kan op grond van de resultaten van deze vergelijking geconcludeerd worden dat verdachte RAAM5397NL#01 ( [verdachte] ) de mogelijke donor kan zijn van het celmateriaal in spoor AAPV2739NL#03.
Ter onderbouwing van het resultaat van deze handmatige vergelijking is, met behulp van de software EFMrep, een waarschijnlijkheidsberekening uitgevoerd voor de volgende twee hypothesen:
A) Spoor AAPV2739NL#03 kan celmateriaal bevatten van verdachte RAAM5397NL#01 ( [verdachte] ) en een onbekende persoon welke geen bloedverwant is van verdachte RAAM5397NL#01 ( [verdachte] ).
B) Spoor AAPV2739NL#03 kan celmateriaal bevatten van twee onbekende personen welke geen bloedverwanten zijn van verdachte RAAM5397NL#01 ( [verdachte] ).
Hierbij is voor beide hypothesen rekening gehouden met het gegeven dat in de afzonderlijke resultaten van spoor AAPV2739NL#03 allelic drop-out en/of allelic drop-in kan zijn opgetreden.
Onder hypothese A zijn de bevindingen van dit DNA-onderzoek meer dan 100 duizend keer waarschijnlijker dan onder hypothese B.
11. Een geschrift, te weten een ontslagbrief van de afdeling Traumachirurgie van het Haaglanden Medisch Centrum d.d. 16 maart 2023, uit het vervolgproces-verbaal met het [nummer 1] , van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Zuid, voor zover inhoudende (p. 11):
Betreft [slachtoffer] .
Bovengenoemde patiënt werd op 14-03-2023 opgenomen in verband met een schotwond onderbeen links met hierbij een fractuur van de proximale fibula in anatomische stand en een viertal schotwonden.
Extremiteiten: onderbeen links viertal wonden (twee ingang, twee exit)
3.3.2.
Bewijsoverwegingen
Feitenvaststelling
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat [slachtoffer] op 14 maart 2023 in Den Haag op straat is beschoten. De schutter trok een pistool met daarin kogels van kaliber 7,65 mm en heeft van zeer dichtbij meerdere malen op [slachtoffer] geschoten, waarbij deze tweemaal in zijn been werd geraakt. Daarop rende de schutter weg. Tijdens het wegrennen heeft de schutter nog meerdere malen geschoten in de richting van [slachtoffer] .
Het dossier bevat meerdere sterke aanwijzingen dat de verdachte de schutter is geweest. Op de vluchtroute, zoals die is beschreven door de [getuige 2] die achter de schutter aanrende, is een persoon door een bewakingscamera op beeld vastgelegd. Zowel [slachtoffer] als [getuige 2] heeft de persoon op dat beeld herkend als de schutter, en aan de hand van datzelfde beeld hebben drie agenten de verdachte herkend. Daarnaast is DNA van – onder meer – de verdachte aangetroffen op een van de kogelhulzen (alle van hetzelfde kaliber) die nadien op de plaats-delict zijn aangetroffen. Ten slotte heeft de verdachte een uur voor het schietincident via zijn telefoon een chatbericht aan een andere persoon verstuurd met een foto van de plaats-delict. Op de foto is eenzelfde soort auto zichtbaar als de auto van de vriendin van [slachtoffer] . De begeleidende tekst “dit is die waggie he” duidt erop dat de verdachte wilde navragen of hij de juiste auto voor ogen had.
Anders dan de verdediging, acht de rechtbank de enkelvoudige fotoherkenning van de schutter door [slachtoffer] en door [getuige 2] voldoende betrouwbaar. Zij hebben onafhankelijk van elkaar verklaard dat de persoon op de aan hen getoonde foto de schutter is. Zij hebben de schutter beiden goed kunnen zien, de aan hen getoonde foto is van voldoende kwaliteit en tussen het moment dat zij de schutter zagen en het tonen van de foto zaten slechts enkele uren. Daarbij komt dat [slachtoffer] de persoon op de foto kennelijk eerder heeft gezien. [slachtoffer] heeft namelijk ook verklaard dat zijn broertje enkele weken daarvoor ruzie met de persoon op de foto had gehad. De rechtbank heeft evenmin reden om te twijfelen aan de fotoherkenning van de verdachte door drie politieagenten. Zij hebben onafhankelijk van elkaar de verdachte op de foto herkend en hebben verklaard waaraan zij hem hebben herkend en hoe zij hem kennen.
De verdediging heeft terecht gesteld dat een enkelvoudige fotoherkenning op zichzelf bezien een beperkte bewijswaarde heeft, maar de fotoherkenningen in deze zaak worden ondersteund door de hiervoor genoemde andere bewijsmiddelen die eveneens wijzen op betrokkenheid van de verdachte bij het schietincident. Daar tegenover heeft de verdachte geen ander scenario gesteld; hij heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen. Dat staat hem vrij, maar daarmee wordt geen ander licht geworden op de hiervoor genoemde sterke aanwijzingen.
Het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, leidt de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat de verdachte de schutter is geweest.
Geen voorbedachte raad
Voor een bewezenverklaring van voorbedachte raad is vereist dat vast komt te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op zijn voorgenomen besluit om op [slachtoffer] te schieten (voorbedachte raad). De rechtbank ziet daarvoor in het dossier geen aanknopingspunten, en zal de verdachte daarom vrijspreken van het impliciet primair ten laste gelegde (poging tot moord).
Opzet op de dood
Het dossier bevat geen aanknopingspunten dat de verdachte de intentie had om [slachtoffer] van het leven te beroven (vol opzet). Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte echter wel voorwaardelijk opzet gehad op de dood van [slachtoffer] . Hij heeft al rennende meerdere keren geschoten in de richting van [slachtoffer] , die inmiddels op de grond lag. Dit handelen bracht naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans met zich dat [slachtoffer] dodelijk geraakt zou worden. Wie rennend een vuurwapen afvuurt doet dat per definitie ongecontroleerd. Als op die manier in de richting van een persoon wordt geschoten, is het niet onwaarschijnlijk dat daardoor vitale lichaamsdelen worden geraakt dan wel aan andere lichaamsdelen zulk ernstig letsel (bijvoorbeeld een slagaderlijke bloeding) wordt veroorzaakt dat dit de dood tot gevolg heeft. Uit de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van de verdachte leidt de rechtbank af dat de verdachte deze aanmerkelijke kans op een dodelijke afloop bewust heeft aanvaard.
De rechtbank komt daarmee tot bewezenverklaring van het impliciet subsidiair ten laste gelegde (poging tot doodslag). Wel zal zij de verdachte vrijspreken van het meermalen van dichtbij schieten in het been van [slachtoffer] . Dit is ten laste gelegd als een handeling ter uitvoering van het door de verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven. Hoewel voor de rechtbank vaststaat dat de verdachte [slachtoffer] van dichtbij twee keer in het been heeft geschoten, kan zij niet vaststellen dat de verdachte dit heeft gedaan met het opzet op de dood van [slachtoffer] . Gelet op de wijze waarop is geschoten en in aanmerking genomen dat het been geen vitaal onderdeel is van het lichaam, kan niet worden gezegd dat dit handelen een aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] met zich bracht.
Het van dichtbij in het been schieten van [slachtoffer] kan wél worden gezien als een handeling ter uitvoering van het door de verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Dit is impliciet meer subsidiair ten laste gelegd, maar daarbij is opgenomen dat de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. Dat laatste is echter niet het geval, want [slachtoffer] heeft daadwerkelijk zwaar lichamelijk letsel opgelopen als gevolg van het van dichtbij schieten in het been door de verdachte. Dit kan dus niet leiden tot een bewezenverklaring.
3.4.
Dagvaarding 2
3.4.1.
Bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het [nummer 2] van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Zuid, basisteam Zuiderpark, met bijlagen (genummerd pagina 1 t/m 70), tenzij anders vermeld.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen.
1. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 11 januari 2021, voor zover inhoudende (p. 49-50):
Uit onderzoek bleek dat [verdachte] woonachtig is aan [adres 2] . Op 11 januari 2021 werd de woning binnengetreden. In de keuken werd achter een systeemplafond plaat door [verbalisant 3] het volgende aangetroffen: zakje met bolletjes poeder.
2. De kennisgeving van inbeslagneming opgemaakt op 11 januari 2021, voor zover inhoudende (p. 9):
Inbeslagneming [adres 2] , 11 januari 2021, boven de plafondplaat in de keuken, een boterhamzakje aan. In dit zakje zitten 2 bolletjes.
Beslagene: [verdachte]
[Goednummer 1] .
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 31 oktober 2021, met het [nummer 2] , van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Zuid (losbladig), voor zover inhoudende:
De partij was aangetroffen in de woning van [verdachte] .
De aangeboden partij vermoedelijke verdovende middelen bestond uit:
Aantal/eenheid: 1 bolletje met licht bruine kristallen
[Goednummer 1]
Ik zag een bolletje met licht bruine kristallen afkomstig uit een boterhamzakje een totaal netto gewicht van 0,4 gram (weging Narcotica).
Hier is een, nader te onderzoeken, monster van gemaakt en voorzien van SIN: AANK3204NL.
4. Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 3 februari 2021 (losbladig), voor zover inhoudende:
Kenmerk AANK3204NL
Omschrijving FO kristallen, bruin, uit 0,4 gram; aantal in onderzoek: een
Conclusie bevat MDMA.
5. Het proces-verbaal van aanhouding, opgemaakt op 11 januari 2021, voor zover inhoudende (p. 37):
Op 11 januari 2021 hebben wij op de openbare weg de [locatie 6] te Den Haag aangehouden:
[verdachte]
.
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 11 januari 2021, voor zover inhoudende (p. 57):
Op 11 januari 2021 werd [verdachte] afgeleverd aan het bureau van politie Delft. Wij verbalisanten zagen dat het aanhouding- en ondersteuningsteam [verdachte] fouilleerde. Wij zagen dat uit de onderbroek van [verdachte] een bolletje gewikkeld in een rood/witte zakje werd gehaald. Door mij [verbalisant 4] werd de jas van de verdachte gefouilleerd. In het borstzakje trof ik verbalisant 2 zogenaamde ponypacks aan.
7. De kennisgeving van inbeslagneming, opgemaakt op 11 januari 2020 (de rechtbank begrijpt: 2021), voor zover inhoudende (p. 15-16):
Inbeslagneming 11 januari 2021
In beslag genomen bij fouillering [verdachte] op bureau Delft:
[Goednummer 2] : 2x ponypack wit met blauw opschrift 'snow seals'
[Goednummer 3] : lx bolletje drugs in rood/wit gekleurde plastic verpakking.
8. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 10 februari 2021, uit het aanvullend proces-verbaal met het [nummer 2] , van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Zuid, voor zover inhoudende (p. 11):
De partij was aangetroffen in de fouillering van [verdachte] op 11 januari 2021.
De aangeboden partij vermoedelijke verdovende middelen bestond uit:
Aantal/eenheid: 1 toegevouwen papiertje
[Goednummer 2]
SIN goednummer: AANU0941NL
Inhoud: wit poeder
Omschrijving
Ik zag 1 toegevouwen papiertje, klein model, met een snow seal logo met hierin een
wit poeder, met een totaal netto vastgesteld gewicht van 1,0 gram (weging narcotica).
Hier heb ik een, nader te onderzoeken, monster van gemaakt en voorzien van SIN: AANK3196NL.
Aantal/eenheid: 6 bolletjes
[Goednummer 3]
SIN goednummer: AANU0942NL
Inhoud: crèmekleurige brokjes
Omschrijving
Ik zag een in elkaar gedraaide bol van wit/rood plastic met daarin 6 bolletjes met
crèmekleurige brokjes met een netto vastgesteld gewicht van 0,9 gram. (weging narcotica).
Hier heb ik een, nader te onderzoeken, monster van gemaakt en voorzien van SIN: AANK3197NL.
9. Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 9 februari 2021, uit het aanvullend proces-verbaal met het [nummer 2] , van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Zuid, voor zover inhoudende (p. 14):
Kenmerk AANK3197NL
Omschrijving FO brokjes, crèmekleurig, uit 0,9 gram; aantal in onderzoek: een
Conclusie bevat cocaïne.
10. Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 9 februari 2021, uit het aanvullend proces-verbaal met het [nummer 2] , van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Zuid, voor zover inhoudende (p. 15):
Kenmerk AANK3196NL
Omschrijving FO poeder, wit, uit 1,0 gram; aantal in onderzoek: een
Conclusie bevat cocaïne.
3.4.2.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte op 11 januari 2021 in Den Haag in het bezit was van twee ponypacks en een bolletje, in totaal bevattend 1,9 gram cocaïne. Op dezelfde datum is in zijn woning in Den Haag boven een plafondplaat 0,4 gram MDMA aangetroffen, zodat de verdachte als de bezitter daarvan kan worden aangemerkt. Daarmee kan wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte op 11 januari 2021 in Den Haag deze verdovende middelen aanwezig heeft gehad.
3.5.
Dagvaardingen 3 en 4
Bij dagvaarding 3 is aan de verdachte het bezit van verdovende middelen ten laste gelegd. Uit het bij deze dagvaarding behorende dossier blijkt dat op meerdere plaatsen verdovende middelen zijn aangetroffen. Het dossier bevat echter onvoldoende informatie (zoals overeenkomende goednummers en/of een duidelijke omschrijving van de aangetroffen goederen) om te kunnen vaststellen waar en wanneer deze verdovende middelen zijn aangetroffen, en dus evenmin dat de verdachte in het bezit is geweest van die middelen. De rechtbank acht het bij dagvaarding 3 ten laste gelegde dan ook niet wettig en overtuigend bewezen en zal de verdachte daarvan vrijspreken.
Bij dagvaarding 4 is aan de verdachte bezit van een vuurwapen ten laste gelegd. Het bij deze dagvaarding behorende dossier bevat een herkenning van de verdachte door politieambtenaren, aan de hand van een foto van bewakingsbeelden van de receptie van het hotel waar het vuurwapen is aangetroffen. De foto is echter zeer donker en de gezichtskenmerken van de daarop afgebeelde persoon zijn slecht zichtbaar. Naar het oordeel van de rechtbank kan op die foto geen betrouwbare herkenning worden gebaseerd. Ander bewijs dat de verdachte in verband zou kunnen brengen met het vuurwapen ontbreekt. De rechtbank acht het bij dagvaarding 4 ten laste gelegde dan ook niet wettig en overtuigend bewezen en zal de verdachte daarvan vrijspreken.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
dagvaarding 1
hij op 14 maart 2023 te ’s-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meerdere malen met een vuurwapen in de richting van het lichaam van voornoemde [slachtoffer]
heeftgeschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
dagvaarding 2
hij op 11 januari 2021 te ’s-Gravenhage opzettelijk aanwezig heeft gehad 0,4 gram MDMA en 1,9 gram cocaïne, zijnde MDMA en cocaïne, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadvrouw heeft geen standpunt over de strafoplegging ingenomen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag. Hij heeft de confrontatie opgezocht met het slachtoffer en tijdens een woordenwisseling het slachtoffer beetgenomen en een vuurwapen getrokken. De verdachte heeft vervolgens gericht geschoten op de benen van het slachtoffer waarbij hij hem tweemaal heeft geraakt, met ernstige verwondingen als gevolg. Hierop is de verdachte weggerend en heeft hij meerdere malen in de richting van het slachtoffer geschoten. Daarbij bestond een reële kans dat hij het slachtoffer zou raken. Eén kogel is afgeketst op de motorkap van de auto waarin de partner van het slachtoffer zat. Dit alles speelde zich af op straat in een woonwijk, op klaarlichte dag.
Met deze handelingen heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Hij heeft geen enkel respect getoond voor het leven van een medemens, heeft zich niets aangetrokken van de mogelijke gevolgen voor het slachtoffer en diens naasten en heeft zich ten slotte ook niet gevoelig getoond voor de veiligheid van de omwonenden. Het handelen van de verdachte heeft bij het slachtoffer geleid tot gevoelens van onveiligheid, nachtmerries en gederfde levensvreugde. Schietincidenten, zeker als die op klaarlichte dag in een woonwijk plaatsvinden, zorgen bovendien voor veel gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het bezit van MDMA en cocaïne. Dit zijn middelen die zeer schadelijk zijn voor de voor de volksgezondheid en bovendien verslavend.
De verdachte heeft zich kennelijk geen rekenschap gegeven van dit alles. Hij heeft in het geheel niets willen zeggen over zijn betrokkenheid en zijn beweegredenen en daarmee ook geen enkel berouw getoond.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 7 juni 2023, waaruit geen recente veroordelingen blijken. Het strafblad is daarmee niet van invloed op de strafmaat.
Bij de strafbepaling neemt de rechtbank de poging tot doodslag als uitgangspunt. Gelet op de ernst van dit feit, kan niet worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Doorgaans wordt voor een voltooide doodslag een gevangenisstraf opgelegd van tussen de acht en twaalf jaar. In dit geval is het gebleven bij een poging, waarbij het slachtoffer weliswaar ernstig gewond is geraakt aan zijn been, maar niet in levensgevaar is geweest. De verdachte had ook niet de intentie om het slachtoffer te doden, maar heeft de aanmerkelijke kans daarop voor lief genomen. Anderzijds weegt de rechtbank zwaar mee in het nadeel van de verdachte de publieke wijze waarop hij een vuurwapen heeft gebruikt.
Het voorgaande afwegende, acht de rechtbank een gevangenisstraf opleggen voor de duur van vijf jaar passend en geboden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De in beslag genomen voorwerpen

Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank – overeenkomstig de vordering van de officier van justitie – de teruggave aan de verdachte gelasten van de in beslag genomen voorwerpen.

8.De vorderingen van de benadeelde partijen

8.1.
De vorderingen van de benadeelde partijen
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 15.311,05, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 2.311,05 aan materiële schade en € 8.000,- aan immateriële schade. Daarnaast wordt een nader - in een eventuele hoger beroep - te onderbouwen bedrag van € 5.000,- gevorderd.
[benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 1.000,-, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, zulks alleen voor het geval de vordering van [slachtoffer] in zoverre niet zou worden toegewezen.
8.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de [slachtoffer] tot een bedrag van € 9.311,05, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de [benadeelde partij] , te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat [slachtoffer] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot immateriële schade, omdat de vordering niet is onderbouwd. Verder heeft zij de vorderingen van de benadeelde partijen niet betwist.
8.4.
Het oordeel van de rechtbank
8.4.1.
De vordering van [slachtoffer]
De door de [slachtoffer] gevorderde materiële schade bestaat voor een deel uit medische kosten en schade aan kleding, veroorzaakt doordat hij tweemaal door een kogel is geraakt in zijn been. Vastgesteld kan worden dat de verdachte de benadeelde partij tweemaal van dichtbij in zijn been heeft geschoten, met schotwonden en een fractuur in het onderbeen (proximale fibula) tot gevolg. De verdachte wordt van dit schieten slechts vrijgesproken vanwege de wijze waarop dit is ten laste gelegd.
De rechtbank beschouwt het (niet bewezen verklaarde) schieten in het been van de benadeelde partij en het kort daarop, vanaf enige afstand, in diens richting schieten (dat wel bewezen is verklaard) als één en hetzelfde feitencomplex van gelijksoortige en opeenvolgende gedragingen. Daarmee staat voor de rechtbank genoegzaam vast dat tussen het bewezen verklaarde handelen van de verdachte en de schade voldoende verband bestaat om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank acht deze schadeposten (€ 1.311,05) dan ook toewijsbaar.
De gevorderde materiële schade bestaat verder uit € 1.000 herstelkosten aan een auto. Nu de benadeelde partij niet heeft gesteld (en evenmin is gebleken) dat hij eigenaar is van die auto, is niet gebleken dat hij op dit punt schade heeft geleden. De rechtbank zal hem wat betreft dit deel van de vordering dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
Daarnaast stelt de benadeelde partij € 8.000 aan immateriële schade te hebben geleden door de schietpartij. Hij stelt dat hij te kampen heeft met gevoelens van onveiligheid, nachtmerries en gederfde levensvreugde. Naar het oordeel van de rechtbank liggen de nadelige gevolgen voor de benadeelde partij, gelet op de aard en ernst van het handelen van de verdachte (waarbij de rechtbank, evenals hierboven, de schoten in het been ook betrekt), zo voor de hand, dat een aantasting in zijn persoon kan worden aangenomen. De verdachte is dan ook aansprakelijk voor de ontstane immateriële schade.
Wat betreft de hoogte van de immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. De schietpartij moet voor de benadeelde partij een zeer heftige gebeurtenis zijn geweest. De door hem gestelde klachten, die door de verdediging niet zijn betwist, rechtvaardigen daarom een schadevergoeding van aanzienlijke hoogte. Tegelijkertijd is niet, althans niet voldoende, onderbouwd dat er momenteel sprake is van een psychisch ziektebeeld en een daarmee samenhangend behandelplan. De rechtbank zal de immateriële schade daarom naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 6.000. Dit bedrag zal worden toegewezen en dit deel van de vordering zal voor het overige worden afgewezen.
Het resterende bedrag (€ 5.000) is niet onderbouwd, zodat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 14 maart 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade op die datum is ontstaan. Daarnaast zal zij de verdachte veroordelen in de proceskosten (tot op heden begroot op nihil), en de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken. Tevens zal zij de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8.4.2.
De vordering van [benadeelde partij]
De [benadeelde partij] vordert vergoeding van € 1.000 aan materiële schade, te weten reparatiekosten aan de motorkap van haar auto als gevolg van een kogelinslag.
De rechtbank acht het aannemelijk dat de kogelinslag is ontstaan toen de verdachte in de richting van [slachtoffer] schoot, en dat deze schade dus een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal deze schadepost, die niet is betwist, dan ook toewijzen.
De rechtbank zal tevens de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 14 maart 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade op die datum is ontstaan. Daarnaast zal zij de verdachte veroordelen tot vergoeding van de proceskosten (tot op heden begroot op nihil) en de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken. Tevens zal zij de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 36 f, 45, 57, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 10 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte:
- het onder parketnummer 09/074360-23 impliciet primair ten laste gelegde feit,
- het onder parketnummer 09/293542-21 ten laste gelegde feit en
- het onder parketnummer 09/127745-23 ten laste gelegde feit
heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte:
- het onder parketnummer 09/074360-23 impliciet subsidiair ten laste gelegde feit en
- het onder parketnummer 09/010428-21 ten laste gelegde feit
heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van 09/074360-23
poging tot doodslag;
ten aanzien van 09/010428-21
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 5 (VIJF) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
ten aanzien van 09/010428-21
gelast de teruggave aan de verdachte van de op de beslaglijst genoemde voorwerpen, te weten:
415,00 EURO;
1 STK Telefoontoestel iPhone.
ten aanzien van 09/074360-23
wijst de vordering tot schadevergoeding van de [slachtoffer] deels toe tot een bedrag van € 7.311,05 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 14 maart 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer] ;
wijst de vordering tot schadevergoeding voor het overige af voor zover deze ziet op vergoeding van thans geleden immateriële schade;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de [slachtoffer] , begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 7.311,05 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 14 maart 2023 tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 71 dagen, waarbij het toepassen van gijzeling de verdachte niet ontslaat van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij] van € 1.000,- toe en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 14 maart 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [benadeelde partij] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de [benadeelde partij] , begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 14 maart 2023 tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van [benadeelde partij] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen, waarbij het toepassen van gijzeling de verdachte niet ontslaat van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G. Kuijper, voorzitter,
mr. B.W. Mulder, rechter,
mr. P.G. Salvadori, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R. Westerhof, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 juli 2023.