ECLI:NL:RBDHA:2023:9887

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juni 2023
Publicatiedatum
7 juli 2023
Zaaknummer
NL23.17510, NL23.18491 en NL23.18565
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugkeerbesluit en maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juni 2023 uitspraak gedaan in een vreemdelingenrechtelijke procedure. Eiser, een Marokkaanse nationaliteit, heeft beroep ingesteld tegen een maatregel van bewaring en een terugkeerbesluit dat door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is opgelegd. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris een geldig terugkeerbesluit aan de maatregel van bewaring ten grondslag heeft gelegd. Eiser was eerder aangehouden op 14 juni 2023 en had een terugkeerbesluit met een vertrektermijn van 28 dagen ontvangen op 27 maart 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat de terugkeerinspanningen van de Nederlandse overheid zich richten op Marokko, en dat dit voldoende is om de maatregel van bewaring te rechtvaardigen. Eiser heeft aangevoerd dat het aanvullend terugkeerbesluit mogelijk later dan de maatregel van bewaring is opgelegd, maar de rechtbank volgt deze redenering niet. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de maatregel van bewaring en het inreisverbod voor de duur van twee jaar terecht heeft opgelegd, en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een kortere duur van het inreisverbod rechtvaardigen. De beroepen zijn ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. J.L. Roubos, in aanwezigheid van mr. J.P. Ankum, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.17510 (maatregel van bewaring), NL23.18491 (inreisverbod) en NL23.18565 (terugkeerbesluit)

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. S. Faber),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.S.H. Orsel).

Procesverloop

In het besluit van 15 juni 2023 (het bestreden besluit I) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Op 15 juni 2023 heeft verweerder ook een aanvullend terugkeerbesluit opgelegd (het bestreden besluit II) en een inreisverbod voor de duur van twee jaar (het bestreden besluit III) uitgevaardigd.
Eiser heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Het beroep tegen het bestreden besluit I moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft de beroepen op 26 juni 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. Eiser stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1991. Aan eiser is op 27 maart 2020 een terugkeerbesluit met een vertrektermijn van 28 dagen uitgevaardigd. Op 14 juni 2023 is eiser aangehouden vanwege openbare dronkenschap, vernieling en schending van de Wet op de Identificatieplicht. Hij is op 15 juni 2023 overgenomen vanuit strafrechtelijke detentie. Verweerder heeft aan eiser een aanvullend terugkeerbesluit uitgevaardigd waarin staat dat de terugkeerinspanningen van de Nederlandse overheid zich zullen richten op Marokko. Ook is aan hem een inreisverbod voor de duur van twee jaar en de maatregel op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw opgelegd. Volgens verweerder wordt de maatregel van bewaring door het belang van de openbare orde gevorderd omdat er een risico bestaat dat eiser zich aan toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
2. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het terugkeerbesluit, het inreisverbod en de maatregel van bewaring heeft mogen opleggen. De rechtbank zal hierna aan de hand van de beroepsgronden van eiser uitleggen hoe zij tot haar oordeel is gekomen.
Is er een rechtsgeldig terugkeerbesluit uitgevaardigd?
3. Eiser voert aan dat het aanvullend terugkeerbesluit van 15 juni 2023 mogelijk later dan de maatregel van bewaring is opgelegd. Dat er een technische storing zou zijn, en de maatregel daarom pas later kon worden ondertekend, zoals in het proces-verbaal staat beschreven, vindt eiser niet aannemelijk. In het aanvullend terugkeerbesluit is verder een mogelijke terugkeer van eiser naar Libië ten onrechte buiten beschouwing gelaten.
3.1
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of er een terugkeerbesluit is dat verweerder aan de maatregel van bewaring ten grondslag heeft mogen leggen. In het - in rechte vaststaande - besluit van 27 maart 2020 staat dat eiser verplicht is om terug te keren naar het land van herkomst, dat eiser de Marokkaanse nationaliteit heeft en is als geboorteland Libië vermeld. Verweerder heeft vervolgens in het bestreden besluit II toegelicht dat de terugkeerinspanningen van de Nederlandse overheid zich zullen richten op Marokko. Met dit aanvullende besluit heeft verweerder voldaan aan de vereisten zoals die voortvloeien uit de arresten F.M.S. e.a [1] . en M. e.a [2] . Door de aanvulling is immers ondubbelzinnig duidelijk dat eiser naar Marokko moet terugkeren. Dat in het aanvullend besluit niet is genoemd dat eiser - wellicht ook - kan terugkeren naar Libië, zoals zijn gemachtigde stelt, maakt niet dat er een gebrek kleeft aan het besluit. Met het opnemen van Marokko als land waarop de inspanningen tot terugkeer zijn gericht, is het voor eiser voldoende kenbaar naar welke derde land hij zal worden verwijderd als het op gedwongen terugkeer aankomt. Het betoog van eiser dat het bestreden besluit II waarschijnlijk later dan de maatregel van bewaring is opgelegd, volgt de rechtbank niet. De ambtenaar die de maatregel en het terugkeerbesluit heeft ondertekend, heeft in een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal immers uitgelegd dat door een technische storing de tijdsaanduiding van ondertekening anders is dan het tijdstip waarop het terugkeerbesluit aan eiser is uitgereikt. Eiser heeft in het geheel niet onderbouwd waarom niet van het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal kan worden uitgegaan.
Had verweerder een inreisverbod voor een kortere duur moeten opleggen?
4. Eiser voert aan dat verweerder een inreisverbod voor een kortere duur dan twee jaar had moeten opleggen.
4.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder geen aanleiding heeft hoeven zien om het inreisverbod voor een kortere duur dan twee jaar op te leggen. Uit artikel 6.5a, eerste lid, van het Vb [3] volgt dat als uitgangspunt een maximumduur van het inreisverbod van twee jaar geldt in een geval als dat van eiser. Op grond van bijzondere individuele omstandigheden kan verweerder de duur van het inreisverbod verkorten. Het is aan eiser om die omstandigheden aan te voeren. Eiser heeft voorafgaand aan het opleggen van het inreisverbod geen bijzondere individuele omstandigheden naar voren gebracht. Ook in de verdere procedure heeft eiser geen individuele omstandigheden naar voren gebracht om te onderbouwen dat aan hem een inreisverbod met een kortere duur dan twee jaar zou moeten worden opgelegd. Eisers stelling slaagt daarom niet.
Maatregel van bewaring (het bestreden besluit I)
5. De rechtbank stelt vast dat eiser geen beroepsgronden heeft aangevoerd ten aanzien van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring. De rechtbank ziet ambtshalve ook geen aanleiding om te oordelen dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is.
Conclusie
6. De beroepen zijn ongegrond. Omdat het beroep tegen het bestreden besluit I ongegrond is wijst de rechtbank ook het verzoek om schadevergoeding af.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat in deze zaken geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Roubos, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P. Ankum, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan, zover het gaat om het beroep tegen het bestreden besluit I, hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van deze uitspraak. Tegen deze uitspraak kan, zover het gaat om het beroep tegen de bestreden besluiten II en III, hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking van de uitspraak.

Voetnoten

1.ECLI:EU:C:2020:367.
2.ECLI:EU:C:2021:127
3.Vreemdelingenbesluit 2000.