ECLI:NL:RBDHA:2023:9881

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
7 juli 2023
Zaaknummer
09-005082-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor wederrechtelijke vrijheidsberoving en zware mishandeling met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 4 januari 2023 vond in Leiden een ernstige mishandeling plaats waarbij het slachtoffer, [slachtoffer], door de verdachte en drie medeverdachten werd aangevallen. Het slachtoffer werd naar de woning van een medeverdachte gelokt, waar hij zwaar werd mishandeld en van zijn vrijheid beroofd. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer betrouwbaar waren en dat de verdachte en zijn medeverdachten zich schuldig hadden gemaakt aan het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving met zwaar lichamelijk letsel als gevolg en zware mishandeling. De verdachte werd vrijgesproken van poging tot doodslag en poging tot afpersing. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had toegebracht aan het slachtoffer door hem te stompen, te schoppen, en hem met een taser te bedreigen. Het slachtoffer had ernstige verwondingen opgelopen, waaronder een gebroken oogkas en ribben, en had psychologische hulp nodig na de aanval. De rechtbank wees ook een schadevergoeding toe aan het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer : 09-005082-23
Datum uitspraak : 7 juli 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats] ,
[verblijfsadres] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire [inrichting]
.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 7 april 2023 (pro forma) en
23 juni 2023 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.M. Offers en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. A.P. Stipdonk naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 23 juni 2023 - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 4 januari 2023 te Leiden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- [slachtoffer] heeft/hebben gewurgd en/of
- [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, een plastic zak over het hoofd heeft/hebben getrokken en/of (daarbij) meermalen, althans eenmaal, die/een zak heeft/hebben vast gebonden met tape,
- in de buurt van het gezicht van [slachtoffer] een boormachine (met daarop een staalborstel) heeft/hebben laten draaien,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 januari 2023 te Leiden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- in de buurt van het gezicht van [slachtoffer] een boormachine met daarop een staalborstel heeft/hebben laten draaien en/of
- [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (een) (plastic) zak(ken) over het hoofd heeft/hebben getrokken en/of
- [slachtoffer] heeft/hebben gewurgd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 4 januari 2023 te Leiden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n)
- [slachtoffer] naar een woning heeft/hebben gelokt en/of (vervolgens)
- [slachtoffer] heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of gewurgd en/of getaserd en/of (vervolgens)
- [slachtoffer] heeft/hebben vastgebonden aan zijn enkels en/of polsen (met tie-wraps) en/of (vervolgens)
- [slachtoffer] heeft/hebben bedreigd door hem de woorden toe te voegen: "je gaat dood, we steken je in brand in je eigen auto" en/of "herken je dit geluid", waarbij het geluid van het doorladen van een vuurwapen te horen was, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of (vervolgens)
- [slachtoffer] met een mobiele telefoon heeft/hebben weg gestuurd om geld te halen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tengevolge waarvan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (een verbrijzelde/gebroken oogkas en/of een gebroken neus en/of een klaplong en/of meerdere gebroken ribben) heeft bekomen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 januari 2023 te Leiden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een verbrijzelde oogkas en/of een gebroken neus en/of een klaplong en/of gebroken ribben, heeft/hebben toegebracht, door [slachtoffer] te stompen in het gezicht en/of te stompen en/of te slaan en/of te schoppen tegen het lichaam;
3.
hij op of omstreeks 4 januari 2023 te Leiden tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- [slachtoffer] (door gebruik van dreigende taal) naar een woning te lokken en/of
- (toen [slachtoffer] daar was aangekomen) hem te slaan en/of te stompen (in het gezicht) (waardoor [slachtoffer] even zijn bewustzijn verloor)
- en/of (vervolgens) [slachtoffer] vast te binden aan zijn enkels en/of polsen met tie-wraps en/of
- meermalen, althans eenmaal, een zak over het hoofd van [slachtoffer] te trekken en/of
- [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, te schoppen tegen het lichaam en/of
- met een knuppel(tje) te slaan op zijn been/benen en/of
- een taser op [slachtoffer] te gebruiken,
ten gevolge waarvan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (een verbrijzelde/gebroken oogkas en/of gebroken neus en/of een klaplong en/of meerdere gebroken ribben) heeft bekomen.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
Op woensdag 4 januari 2023, omstreeks 23.16 uur, trof [getuige 1] in Leiden een man aan op straat die onder het bloed zat en verklaarde dat hij ontvoerd en mishandeld was door ene [medeverdachte 2] en vier anderen. De getuige deed melding bij 112, waarna de politie ter plaatse ging. Daar trof zij de man aan, de latere aangever [slachtoffer] (hierna ook: [slachtoffer] ). Hij was met een fiets, had zichtbaar letsel aan zijn gezicht en zijn kleding zat onder het bloed.
[slachtoffer] verklaarde dat [medeverdachte 2] hem de schuld gaf van het leeghalen van een wietkwekerij in Delft. Hij zou in de woning van [medeverdachte 2] zijn mishandeld door vier mannen, te weten [medeverdachte 2] , diens tweelingbroer [medeverdachte 1] , een donkergetinte man en een man met een bivakmuts op. Hij kon de woning pas verlaten, toen hij werd weggestuurd om bij hem thuis € 17.000,00 te gaan halen.
Ongeveer twee uur later zijn in de woning van [medeverdachte 2] aan [adres] in Leiden de verdachte en de drie medeverdachten aangehouden.
De vier verdachten ( [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , [verdachte] en [medeverdachte 3] ) beriepen zich allen aanvankelijk op hun zwijgrecht.
[medeverdachte 2] heeft vervolgens op 8 maart 2023 een deels bekennende verklaring afgelegd, waarbij hij heeft verklaard dat alleen hij, tijdens een gevecht met [slachtoffer] , een aantal geweldshandelingen heeft gepleegd en dat de andere verdachten hen slechts uit elkaar wilden halen.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder feit 2 primair ten laste gelegde en tot bewezenverklaring van het onder feit 1 primair, feit 2 subsidiair en feit 3 ten laste gelegde.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte integrale vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit.
Op specifieke standpunten van de verdediging wordt hierna, voor zover relevant, nader ingegaan.
3.4.
Vrijspraak feit 1 - poging tot doodslag subsidiair tot zware mishandeling
Om tot een bewezenverklaring van poging tot doodslag te komen dient de rechtbank vast te stellen dat het opzet van de verdachte op de dood van aangever [slachtoffer] was gericht.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden afgeleid dat de verdachte ‘vol’ opzet heeft gehad, dus opzet in onvoorwaardelijke vorm, op het doden van [slachtoffer] . Een dergelijk opzet blijkt niet uit de geweldshandelingen in de woning van de [medeverdachte 2] noch uit de voorgeschiedenis ervan, ook al was deze verdachte zeer kwaad op [slachtoffer] en moest hij worden gekalmeerd door zijn broer, een van de andere verdachten.
Vervolgens is de vraag aan de orde of bij de verdachte sprake is geweest van opzet in voorwaardelijke vorm.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zou intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Het zal dan moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo’n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat de verdachte die aanmerkelijke kans ten tijde van de gedragingen bewust heeft aanvaard. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het gevolg heeft aanvaard.
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij in een wurgklem is gehouden, dat er plastic zakken over zijn hoofd zijn getrokken en dat in de buurt van zijn gezicht een boormachine met daarop een staalborstel is gehouden. Deze drie geweldshandelingen betreffen ook de verfeitelijking van de tenlastegelegde poging tot doodslag.
De rechtbank stelt vast dat het dossier geen aanvullende informatie bevat waaruit kan worden opgemaakt dat bij een of meerdere van deze geweldshandelingen de kans op de dood aanmerkelijk is geweest.
Ten aanzien van het wurgen kan de rechtbank niet vaststellen dat [slachtoffer] met dusdanige kracht en zo langdurig is gewurgd dat deze wurggreep potentieel fataal was. Het ontbreken van letsel of sporen in de nek levert daarvoor een contra-indicatie op. Voor wat betreft het (meermalen) trekken van een plastic zak of zakken over het hoofd geldt eveneens dat niet kan worden vastgesteld of deze handeling daadwerkelijk een kans op de dood in het leven heeft geroepen. De omstandigheid dat het [slachtoffer] lukte gaten in de zak(ken) te maken en deze over zijn hoofd weg te trekken, is bovendien een contra-indicatie voor een mogelijk dodelijke handeling. [slachtoffer] heeft ook verklaard dat hij iedere keer even kon bijkomen.
Ten aanzien van het gebruik van de boormachine is de rechtbank van oordeel dat op basis van de verklaringen van [slachtoffer] kan worden vastgesteld dat een boormachine in de buurt van zijn hoofd is gehouden. Hoe risicovol dit daadwerkelijk was kan de rechtbank niet vaststellen, immers is bijvoorbeeld niet duidelijk hoe dichtbij deze bij het hoofd was en of de boor of de staalborstel richting het hoofd van [slachtoffer] wees of bijvoorbeeld juist van hem af. Het wegtrekken door [slachtoffer] van zijn gezicht is op zichzelf ook onvoldoende om te concluderen dat er een aanmerkelijke kans op de dood is geweest.
Aldus komt de rechtbank niet toe aan bespreking van de vraag of de verdachte de bewuste kans op de dood heeft aanvaard.
De rechtbank concludeert dat geen sprake is geweest van voorwaardelijk opzet.
Gelet op het voorgaande zal de verdachte ook van de onder 1 subsidiair
ten laste gelegde poging tot zware mishandeling worden vrijgesproken. De hiervoor gegeven motivering gaat ook op voor de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel als gevolg van de ten laste gelegde handelingen.
3.5.
Vrijspraak feit 2 primair – poging afpersing met zwaar lichamelijk letsel als gevolg
Voor een bewezenverklaring van poging tot afpersing is onder meer vereist dat geprobeerd wordt iemand door middel van geweld of bedreiging met geweld te dwingen tot afgifte van enig goed.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de geweldshandelingen zijn gepleegd met het oogmerk om geld of een betaling van aangever [slachtoffer] te verkrijgen.
De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte geprobeerd heeft met geweld of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot afgifte van geld, zodat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 primair ten laste gelegde.
3.6.
Gebruikte bewijsmiddelen voor feit 2 subsidiair – zware mishandeling, en feit 3 – wederrechtelijke vrijheidsberoving met zwaar lichamelijk letsel als gevolg
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden, waarbij ieder bewijsmiddel — ook in onderdelen — slechts gebruikt wordt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het [nummer 1] , van de politie eenheid Den Haag, district Leiden-Bollenstreek, districtsrecherche Leiden-Bollenstreek, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 977).
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , opgemaakt op 5 januari 2023, voor zover inhoudende (p. 217 e.v.):
Plaats delict: [adres] Leiden
Pleegdatum/tijd: Tussen woensdag 4 januari 2023 om 22:16 uur en woensdag 4 januari 2023 om 23:16 uur
[medeverdachte 2] woont op [locatie 1] '. Ik weet dat hij op
[adres] woont in Leiden.
Ik kwam de woning binnen en ik zag dat [medeverdachte 2] enorm kwaad was. Ik hoorde hem zeggen 'We kennen mekaar al zolang". En toen kwamen er 3 andere personen de woning in stormen. Ik zal een omschrijving geven wat ik toen zag. Ik zag als eerst dat de broer van [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] binnenkwam. De tweede persoon kan ik omschrijven: donkerder getint, man, kleiner dan [medeverdachte 1] , peziger, zwarte kleding, zwarte korte krulletjes, oranje, gele werkhansschoenen (herkenbaar van de action). De derde persoon kan ik omschrijven als: donker getint, was onherkenbaar, hij was lang, dun postuur, zijn hoofd was goed ingepakt met sjaals of een bivakmuts op, dus die herkende ik niet. En toen voelde ik een harde klap in mijn gezicht. Ik zag dat [medeverdachte 2] zijn broer de eerste klap gaf. Met een vuistslag raakt hij mij op mijn rechteroog. Ik zag een flits voor mijn ogen. Ik voelde het meteen kraken. Ik voelde meteen dat mijn oogkas gebroken was. De pijn kwam later. Ik wilde meteen opstaan, maar ik kreeg meteen weer een klap van die donkere gozer, die 2e persoon, want die kwam achter [medeverdachte 1] vandaan.
Toen ik bijkwam zag en merkte ik dat mijn armen en benen vast waren gebonden met zwarte tiewraps. Ik zat toen nog in dezelfde stoel. Toen gooide die mannen mij op de grond. Die donkere persoon pakte mij beet en ik kon geen kant op. Hij wurgde mij door met zijn arm om mijn nek te klemmen.
Ze deden mijn shirt omhoog en een iemand had een taser en die zette de taser op mijn rug. Ik hoorde dat geluid van die taser gaan. Ik voelde dat ze de taser aanzette.
Ik hoorde [medeverdachte 2] iedere keer zeggen 'geef dit aan' en 'dat'.
Ze deden allemaal wat. [medeverdachte 2] schopte mij op mijn achterhoofd. Ik voelde een
enorme klap op mijn achterhoofd.
Vervolgens werd er een plastic zak over mijn hoofd getrokken. Ik zag dat de broer van [medeverdachte 2] een plastic zak pakte en deze over mijn hoofd trok. Ze hadden meerdere keren plastic zakken over mijn hoofd getrokken.
Ik probeerde nog met mijn handen een gaatje te maken bij mijn mond zodat ik nog
lucht zou krijgen.
Doordat ik dus iedere keer zelf de zak kapot wist te trekken kreeg ik weer lucht.
Ik weet dat ze alle drie bezig waren met die zakken.
Ik kon iedere keer even bijkomen.
Ik voelde dat ze gingen schoppen tegen mij aan. Ik kreeg klappen. Ik kreeg schoppen in mijn ribbenkast.
[getuige 1] gozer met die bivakmuts pakte een gele boormachine.
Ik voelde weer klappen op mijn gezicht, op mijn borst en buik. Dit waren allemaal vuistslagen op mijn gezicht.
Ik hoorde hun overleggen met elkaar of zij mij wel naar huis wilde laten gaan. Iemand had de tiewraps losgeknipt die om mijn benen vastzaten.
Ik kreeg van hem een fiets mee. Deze fiets was van [medeverdachte 1] . Ik ging meteen richting het [gebouw 1] op de Singel. Toen was ik op de fiets gestapt en nog geen 200 meter verder kwam ik een student tegen. Ik vroeg of hij de politie wilde bellen. Die telefoon die ik meekreeg had ik aan de politie gegeven.
2. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , opgemaakt op 6 januari 2023 (p. 224 e.v.)
V: Je had gisteren gezegd dat [medeverdachte 2] je woensdagavond boos had opgebeld en dat je een vermoeden kreeg wat er gebeurd was. Wat is er in dit gesprek allemaal gezegd?
A: Dat ik binnen 10 minuten bij hem thuis moest zijn. Iedereen stond op scherp. Hij
had iedereen had gesproken. Het kon niet anders dan ik het was, maar ik moest wel
degene zijn die de wiet had gestolen. Hij belde met een nummer dat ik niet ken. Ik moest binnen 10 minuten bij hem zijn om te komen praten. Ik dacht ik ga er heen, ik heb niks gedaan, dus voor hem alleen ben ik ook niet bang.
V: Er is een bericht aangetroffen in de woning en daar is een foto van gemaakt.
Herken jij dit?
A: Dit is precies wat ik gehoord heb aan de telefoon. Hij had mij opgebeld met het
vreemde nummer. Hij heeft alles dus van te voren uitgeschreven.
3. Het proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , opgemaakt op 5 januari 2023, voor zover inhoudende (p. 312 e.v.):
[slachtoffer] nam de telefoon op. Ik kon door het volume waarop het geluid van de telefoon stond, het gesprek mee luisteren. Ik herkende direct de stem van [medeverdachte 2] , een vriend van [slachtoffer] .
Ik hoorde [medeverdachte 2] zeggen " [slachtoffer] , ik dacht dat we vrienden waren!", of woorden van die strekking. Ik hoorde [slachtoffer] vragen waar [medeverdachte 2] het over had. [medeverdachte 2] zei toen dat [slachtoffer] dat best wist. Ik hoorde [medeverdachte 2] zeggen "je hebt nu tien minuten om hier te komen". Ik hoorde [slachtoffer] zeggen dat hij er aan kwam. Ik hoorde [slachtoffer] na het telefoongesprek tegen mij zeggen dat [medeverdachte 2] wel boos klonk.
Om 23:22 uur werd ik gebeld door een voor mij onbekend telefoonnummer. Ik heb de telefoon opgenomen en hoorde dat ik [slachtoffer] aan de telefoon had. Hij maakte op dat moment gebruik van de telefoon van een voorbijganger. Ik hoorde [slachtoffer] zeggen dat hij helemaal verrot was geslagen.
Hij zei dat hij een paar keer een zak over zijn hoofd had gekregen en dat hij daardoor geen lucht meer kreeg. Hij kon nog net met zijn vinger een gat maken, zodat hij nog lucht kon krijgen. Ook zei hij dat hij getaserd, geslagen en geschopt was en heeft tiewraps om zijn polsen en enkels gekregen. Dit alles was hem aangedaan door [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , 'die lange' en nog een onbekende jongen. [medeverdachte 2] nam hierin de leiding en gaf opdrachten aan de rest, naast dat hij zelf ook meewerkte met de mishandelingen.
4. Het proces-verbaal van verhoor [getuige 3] , opgemaakt op 7 januari 2023, voor zover inhoudende (p. 318 e.v.):
Ik kwam van de universiteit bibliotheek en liep [locatie 2] af.
Ik zag een meneer op mij af komen rennen. De man zei mij dat ik 112 moest bellen. De man vertelde mij dat hij was gekidnapt door [medeverdachte 2] en vier anderen en dat deze [medeverdachte 2] drugslab had. Deze [medeverdachte 2] dacht dat de man de drugs geript had of had gesnitscht naar de politie. De man zei mij dat hij 17000 euro moest betalen.
Zijn rechteroog was dicht en uitgepuild. Hij had een bloedvlek bij zijn linker deel van de buik. Ik zag rode striemen om zijn handen heen. Later hoorde ik van kidnappen en toen dacht ik wel aan tiewraps.
Hij was gevangen genomen. Hij had het over stroomstootwapens. Daar was hij mee mishandeld.
V: Wie is 'hij'?
A: [medeverdachte 2] ?
V: Waar in Leiden?
A: Waar hij gevangen was genomen, het spoor over links, rechts, links en dan tegen over een [gebouw 2] . Zelf is het een [huis] op [adres]
V. Je noemde al [medeverdachte 2] . Verder nog namen gehoord?
A: Iets met een ' [medeverdachte 1] of [medeverdachte 1] . Het is of [medeverdachte 1] of [medeverdachte 1] .
5. Het geschrift, te weten een letselrapportage forensische geneeskunde van de GGD Midden Holland, opgemaakt op 8 januari 2023, voor zover inhoudende:
Uitgebreide botbreuken in het aangezicht; een breuk in het jukbeen/bovenkaakbeencomplex rechts, meerdere breuken in de oogkas rechts, breuken in de wanden van de grote neusbijholte rechts. Een breuk in het neusbotje links en een verdenking op een breuk in de wand van de grote neusbijholte links.
Bloed onder de huid rond de rechter oogkas, bloed in de grote neusbijholte links en rechts. Lucht onder de huid van het aangezicht rechts.
Een klaplong rechts, breuken in de 7e t/m 10e rib rechts.
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 6 januari 2023, voor zover inhoudende (p. 261 e.v.):
Na het sporenonderzoek van de forensische opsporing zijn wij de woning ingegaan. Daar wees een collega van de forensische opsporing ons op een tekst dat werd weergegeven op de televisie. Wij lazen de volgende tekst:
"yoo [slachtoffer]
luister
je heb geen idee wat jij mij de laatste 3 dagen heb aangedaan
ben met zo veel mensen geweest helemaal doorgeflipt en de gekste dingen bedacht
maar hoeft dit niet te eindigen
ik ben nu alleen, ik heb nu goed rust gehad, en ik wil niet dat het zo vergaat moeten
komen.
iedereen staat op scherp iedereen weet het. je was me matty gek, ik vertrouwde je. ik
wil je in mijn hart het niet zo met jou afsluiten.
kosten wat kost hoe dan ook ik ga het hier niet bij neerleggen, wij zijn tot alles in
staat.
je komt nu gewoon alleen naar mij en we maken samen wat afspraken met 1 uur ben
je terug bij [naam 1] . en dan gaan we van de week die ding oplossen.
je hebt het zelfverneukt. je hebt geen idee watje hebt gedaan
dit is je enige kans om nog normaal met mij te praten en dit recht te zetten."
Wij zagen dat deze tekst ook open stond op de computer monitor en dat beide
beelden synchroon liepen.
7. Het proces verbaal ‘verslag van binnentreden woning’, opgemaakt op 5 januari 2023, voor zover inhoudende (p. 38-39):
Op donderdag 5 januari 2023 te 01:30 uur ben ik binnengetreden in de woning gelegen aan [adres] te Leiden. In de woning werden aangehouden:
[verdachte]
[medeverdachte 1]
[medeverdachte 2]
[medeverdachte 3] .
8. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 6 januari 2023, voor zover inhoudende (p. 269):
Op donderdag 5 januari werd ik naar [adres] te Leiden gestuurd om forensisch onderzoek te doen in een woning naar aanleiding van een mogelijke mishandeling. In de woning troffen wij de volgende goederen aan. Deze hebben wij in beslag genomen, veiliggesteld en voorzien van de genoemde spooridentificatienummers (SIN):
- SIN AAPW7036NL - taser/stroomstootwapen lade bureau
9. Het geschrift, te weten een rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een geweldsdelict in Leiden op 4 januari 2023 van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt op 24 april 2023, voor zover inhoudende (p. 960 e.v.):
Stroomstootwapen AAPW7036NL
AAPW7036NL#0ltwee knoppen aan de zijkant (met bloed)
DNA kan afkomstig zijn van:
- [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2]
- [slachtoffer]
Bewijskracht:
- meer dan 1 miljard
- meer dan 1 miljard
Onderzoek naar aard celmateriaal:
- bloed aangetroffen?
Resultaat:
ja
AAPW7036NL#02lichaam
DNA kan afkomstig zijn van minimaal drie personen;
- [verdachte]
Bewijskracht:
- meer dan 1 miljard
Onderzoek naar aard celmateriaal:
- bloed aangetroffen?
Resultaat:
nee
Plastic zak AAPW7045NL
AAPW7 045N L# 08buitenzijde opening van de plastic zak (met bloed)
DNA kan afkomstig zijn van:
minimaal twee personen;
- [slachtoffer]
- [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2]
Bewijskracht:
- meer dan 1 miljard
- meer dan 1 miljard
Onderzoek naar aard celmateriaal:
- bloed aangetroffen?
Resultaat:
ja
10. Het proces-verbaal forensisch onderzoek kleding [verdachte] , opgemaakt op 2 februari 2023, voor zover inhoudende (p. 624 e.v.):
Schoenen AANQ0969NL
Op de wreef van de rechter schoen zagen wij één op rode vlek.
Door ons werd de rode vlek op de wreef van de rechter schoen met de tetrabase-test, getest voor de aanwezigheid van bloed. Wij zagen dat de test van deze vlek een positieve uitslag vertoonde voor de aanwezigheid van bloed. Door mij, [verbalisant] , werd de bloedvlek op de wreef van de rechter schoen bemonsterd voor de eventuele aanwezigheid van humaan biologisch celmateriaal,
gewaarmerkt en voorzien van SIN AAMX7457NL.
Sportbroek AANQ0971NL
Wij zagen dat aan de achterzijde, in het midden van de linker broekspijp, een witte vlek zat. Door ons werd de witte vlek aan de achterzijde van de linker broekspijp met de tetrabase-test, getest voor de aanwezigheid van bloed. Wij zagen dat de test van deze vlek een positieve uitslag vertoonde voor de aanwezigheid van bloed. Door mij, [verbalisant] , werd de bloedvlek aan de achterzijde van de linker broekspijp bemonsterd voor de eventuele aanwezigheid van humaan biologisch celmateriaal, gewaarmerkt en voorzien van SIN AAMX7467NL.
11. Het proces-verbaal forensisch onderzoek kleding [medeverdachte 3] , opgemaakt op 2 februari 2023, voor zover inhoudende (p. 635 e.v.)
Vest AANQO968NL
Wij zagen aan de voorzijde van het vest dat op de linker(..)mouw, ter hoogte van de pols, donkere vlekken zaten. Wij zagen tevens dat aan de voorzijde van het vest, ter hoogte van de rechter schouder, een donkere vlek zat.
Door ons werden de bovengenoemde vlekken afzonderlijk van elkaar met de
tetrabase-test, getest voor de aanwezigheid van bloed. Wij zagen dat deze vlekken
positief waren voor de aanwezigheid van bloed. Door mij, [verbalisant] ,
werden deze vlekken bemonsterd voor de mogelijke aanwezigheid van humaan biologisch celmateriaal, gewaarmerkt en voorzien van SIN AAMX7462NL (linker mouw bij de pols), AAMX7458NL (rechter mouw bij de pols) en AAMX7459NL (ter hoogte van rechter schouder).
12. Het proces-verbaal forensisch onderzoek kleding verdachte R. [medeverdachte 1] , opgemaakt op 2 februari 2023, voor zover inhoudende (p. 644 e.v.):
Trui AANQ0973NL
Wij zagen aan de voorzijde van de trui, aan de onderzijde van de rechter mouw, ter hoogte van de rechter schouder, donkere vlekken. Wij zagen aan de achterzijde dat onderaan de rechter mouw een donkere vlek zat.
Door ons werden de bovengenoemde vlekken afzonderlijk van elkaar met de
tetrabase-test, getest voor de aanwezigheid van bloed. Wij zagen dat deze vlekken
positief waren voor de aanwezigheid van bloed. Door mij, [verbalisant] ,
werden deze vlekken bemonsterd voor de mogelijke aanwezigheid van humaan biologisch celmateriaal, gewaarmerkt en voorzien van SIN AAQ09497NL (voorzijde trui, rechter mouw), AAQO9496NL (voorzijde trui, rechter schouder), en AAQO9494NL (achterzijde trui, rechter mouw).
13. Het proces-verbaal forensisch onderzoek kleding [medeverdachte 2] , opgemaakt op 2 februari 2023, voor zover inhoudende (p. 655 e.v.):
Broek AANQ0963NL
Tevens zagen wij aan de achterzijde van de broek, onder de zak van de rechterbroekspijp een donkere vlek.
Door ons werden deze vlekken afzonderlijk van elkaar met de tetrabase-test, getest
voor de aanwezigheid van bloed.
Wij zagen dat de vlek aan de achterzijde van de broek, onder de zak van de rechter pijp, positief was voor de aanwezigheid van bloed. Door mij, [verbalisant] , werd de vlek aan de achterzijde van de broek, onder de zak van de rechter pijp, bemonsterd voor de eventuele aanwezigheid van humaan biologisch celmateriaal, gewaarmerkt en voorzien van Spoor Identificatienummer (SIN) AAQO9493NL.

14.Het geschrift, te weten een rapport DNA-onderzoek naar aanleiding van een

geweldsdelict in Leiden op 4 januari 2023, opgemaakt op 27 februari 2023, voor zover inhoudende (p. 679 e.v.):

Voor onderstaande bemonsteringen is de bewijskracht berekend.
AAMX7457NL#01 (binnenzijde zijkant rechter schoen).
AAMX7459NL#01 (rechter mouw nabij schouder)
AAMX7462NL#01 (linkermouw trui).
AAQO9493NL#01 (achterzijde bloed onder rechter kontzak).
AAQO9494NL#01 (rechter mouw achterzijde)
AAQO9496NL#01 (bloed thv rechterborst trui)
AAQO9497NL#01 (rechtermouw voorzijde).
Voor elk DNA-profiel geldt dat het DNA-profiel meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is wanneer het DNA afkomstig is van [slachtoffer] dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige niet-verwante persoon.
AAMX7458NL#01 (rechter mouw).
DNA-mengprofiel AAMX7458NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van [slachtoffer] en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer het DNA afkomstig is van twee willekeurige
onbekende personen.
AAMX7467NL#0l (achterzijde zw nike broek t.h.v. knie)
DNA-mengprofiel AAMX7467NL#01 is ongeveer 70 miljoen keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van [slachtoffer] en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer het DNA afkomstig is van drie willekeurige
onbekende personen.

15. Het proces-verbaal van bevindingen (uitlezen telefoon [medeverdachte 2] ), opgemaakt op 1 februari 2023, voor zover inhoudende (p. 347 e.v.)

Door de afdeling digitale expertise van de recherche Leiden - Bollenstreek werd een mobiele telefoon van het merk Samsung, type S10 uitgelezen.
Ik zie een chat gesprek tussen verdachte [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] Bro (
de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 3] ). Ik lees hier het volgende:
Op 3-1-2023 stuurt hij "Zij hebben mij 7x gebeld oudjaars avond". [medeverdachte 1] reageert hierop met "Aan het eind van de dag is wat wij hebben het belangrijkste bro. Echte broederschap met [medeverdachte 3] , [verdachte] en [medeverdachte 2] . Meer niet". [medeverdachte 2] reageert hierop met "Ik weet". [medeverdachte 1] vraagt of hij zo naar bed gaat.
[medeverdachte 2] zegt dat hierop ja. Dat tijd hem goed doet om een plan te maken. [medeverdachte 1] geeft aan dat het goed komt, zoals ze altijd doen en dat ze nu slim moeten zijn. Dat hij naar hem moet gaan luisteren en dat het zijn ondergang is als zijn emotie de overhand krijgt. Dat ze moeten nadenken. [medeverdachte 2] zegt dat het goed komt en dat hij kapot is gemaakt. [medeverdachte 2] geeft aan "uitzoeken. Leven verneuken. Next level". [medeverdachte 1] zegt hierop "Nee!. Later ga je nadenken. Nu kan je dat niet. Dus geen dingen die zonder dat wij het weten". Waarop [medeverdachte 2] zegt "Geduld bro. Extreme spijt gaan ze krijgen. Grootste nachtmerrie". [medeverdachte 1] reageert bevestigend. [medeverdachte 2] geeft aan dat alles verpest is. [medeverdachte 1] geeft aan dat hij het weet maar dat hij niet veel waard is op deze manier. Dat hij helder moet zijn. [medeverdachte 2] geeft aan dat hij verdrietig en boos is. [medeverdachte 1] geeft aan dat hij naar bed moet en dat hij de rest zal regelen. Dan zegt [medeverdachte 2] "Wil gewoon kanker hard maaien". [medeverdachte 1] zegt "doe het dan en verwijder dit allemaal".

16. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 19 april 2023, voor zover inhoudende (p. 853, 854, 860):

De telefoongesprekken die door gedetineerde [medeverdachte 2] vanuit de penitentiaire inrichting Rotterdam de Schie werden gevoerd, werden gevorderd, verkregen en uitgeluisterd. Als bijlage achter dit proces-verbaal zijn meerdere telefoongesprekken gevoegd.
Sessienr. 87
[naam 2] : "Maar daar ben je dan mooi de lul mee dan. Samen met je broer?"
[medeverdachte 2] : "Ja, met me broer ook. We hebben die vent zeg maar gewoon in elkaar geslagen om het zo te zeggen."
[naam 2] : "Ja."
17. Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2] , opgemaakt op 8 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 350 e.v.):Ik ken [slachtoffer] al 10 jaar. We hebben samen de kwekerij in Delft opgezet. Het was zijn idee, hij had een sleutel en kende de locatie. Ik kwam erachter dat de hennep weg was. Ik moest aan [slachtoffer] denken, dat hij had verlinkt.
Ik heb contact met [slachtoffer] gezocht. Ik heb [slachtoffer] op zijn lijf flink geslagen. Ook heb ik die zak over zijn hoofd getrokken. Toen heb ik zijn handen aan elkaar vastgemaakt.

18. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 23 juni 2023, voor zover inhoudende:

Ik ben op 4 januari 2023 in de avond samen met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 3] naar de woning van [medeverdachte 2] gegaan. [slachtoffer] was die avond daar ook.
3.7.
Bewijsoverwegingen
3.7.1
Betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever
Door de verdediging is het verweer gevoerd dat de verklaringen van de aangever bij de politie en de rechter-commissaris niet betrouwbaar zijn en om die reden niet tot het bewijs kunnen worden gebezigd. De verklaringen zouden op essentiële punten van elkaar verschillen.
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat er geen reden is om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] en overweegt daartoe als volgt.
[slachtoffer] heeft op verschillende momenten na het incident verklaringen afgelegd bij de politie. Ook heeft hij ten overstaan van anderen – zoals de [getuige 2] en [getuige 1] – vrijwel direct na het incident verklaard wat hem is overkomen. Hoewel de verklaringen op – ondergeschikte – onderdelen afwijken, komen zij op belangrijke punten juist met elkaar overeen. Dat geldt zowel voor wat [slachtoffer] tegenover de politie heeft verklaard als voor wat hij aan anderen heeft verteld. [slachtoffer] heeft gedetailleerd verklaard wat hem is overkomen, namelijk, op hoofdlijnen, dat hij op aandringen van de verdachte naar diens woning is gegaan, dat hem daar door alle vier de verdachten op verschillende manieren en lichaamsplekken zwaar letsel is toegebracht en dat hij pas kon ontkomen toen hij een som geld zou gaan halen, met achterlating van zijn portemonnee, sleutels en auto. De rechtbank ziet in ieder geval op deze belangrijke punten geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever. De verklaring die aangever enkele maanden later ten overstaan van de rechter-commissaris heeft afgelegd is in grote lijnen consistent en in lijn met wat hij eerder heeft verklaard. Dat aangever zich bij de rechter-commissaris mogelijk en na het volgen van EMDR-therapie meer of andere details wist te herinneren doet niet af aan de betrouwbaarheid van zijn verklaringen, alleen al omdat hij bij de rechter-commissaris geen nieuwe belastende informatie heeft verstrekt.
De betrouwbaarheid wordt versterkt doordat zijn verklaringen op belangrijke onderdelen worden bevestigd door objectieve onderzoeksbevindingen. Zo zijn in de woning van [medeverdachte 2] een plastic zak met gaten erin en een taser aangetroffen, beide met bloedsporen van [slachtoffer] . De taser bevatte ook biologische sporen van onder meer [verdachte] . Ook op de kleding van alle vier de verdachten is bloed van [slachtoffer] aangetroffen. Daarnaast worden niet- of minder belastende onderdelen bevestigd door resultaten van het politieonderzoek; zo verklaarde [slachtoffer] dat hij de verdachten hoorde zeggen dat zij iets over het balkon heen moesten gooien en is na onderzoek de portemonnee van [slachtoffer] in de sloot achter de woning opgedoken. Voorts heeft [slachtoffer] verklaard over de door [medeverdachte 2] gebruikte woorden toen hij hem telefonisch verzocht naar zijn woning te komen, zoals ‘iedereen staat op het scherp’. Die tekst is vervolgens ook bij [medeverdachte 2] op de computer aangetroffen.
3.7.2
Wederrechtelijke vrijheidsberoving
De verdediging heeft het verweer gevoerd dat de verdachte niet het opzet heeft gehad aangever [slachtoffer] van zijn vrijheid te beroven.
De rechtbank leidt uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen af dat [slachtoffer] tegen zijn wil is vastgehouden in de woning van [medeverdachte 2] . Van vrijheidsberoving is sprake indien iemand niet vrijwillig kan vertrekken zonder aan geweld bloot te staan.
De rechtbank stelt vast dat tegen [slachtoffer] vrijwel direct na binnenkomst door meerdere mensen op verschillende manier fors geweld is gebruikt. Daarbij zijn op enig moment ook zijn armen en benen vastgebonden. De verklaringen van [slachtoffer] over het vastbinden met tiewraps om zijn armen en benen vinden steun in het aangetroffen letsel bij [slachtoffer] en deels in de verklaring van [medeverdachte 2] zelf dat hij [slachtoffer] handen heeft vastgebonden met een tiewrap. Daarnaast heeft het toepassen van geweld enig tijd voortgeduurd en is hem ook angst aangejaagd. Tot slot kon [slachtoffer] pas de woning verlaten nadat hij een som geld zou gaan halen. Al met al kunnen deze handelingen niet anders worden uitgelegd dan dat zij bedoeld waren om [slachtoffer] van zijn vrijheid te beroven.
De rechtbank verwerpt ook dit verweer.
3.7.3
Medeplegen
Door de verdediging is bepleit dat geen sprake is geweest van medeplegen. De raadsman stelt dat de gepleegde geweldshandelingen een solo-actie van de [medeverdachte 2] betroffen.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen een verdachte en zijn medeverdachte(n), waarbij zij ieder een wezenlijke bijdrage hebben geleverd.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van een dergelijke nauwe en bewuste samenwerking tussen de vier verdachten, die heeft bestaan uit een gezamenlijke uitvoering van de geweldshandelingen, waaronder het stompen en slaan op het gezicht en op het lichaam van [slachtoffer] , het (meermalen) trekken van een plastic zak over zijn hoofd en het hanteren van een taser op zijn lichaam. Alle verdachten hadden hierin een aandeel.
De aanloop naar deze samenwerking blijkt ook uit het chatgesprek dat een dag eerder tussen de broers [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] heeft plaatsgevonden, waarin onder meer wordt gesproken over broederschap met [medeverdachte 1] en [verdachte] , dat tijd [medeverdachte 2] goed doet om een plan te maken en dat hij geen dingen moet doen zonder dat de anderen het weten. De verdachten [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [verdachte] hebben zich op de bewuste avond bij [medeverdachte 2] gevoegd in zijn woning, waar de geweldshandelingen plaatsvinden. Na afloop zijn zij ook allemaal bij [medeverdachte 2] in de woning gebleven.
Het door de rechtbank gebruikte deel van de getapte telefoongesprekken (zie bewijsmiddel 16) betreft een letterlijke uitwerking van een van de door de [medeverdachte 2] gevoerde gesprekken, welke inhoud niet gemotiveerd is betwist. Dit betreft dus geen invulling of interpretatie van de verbalisant en evenmin betreft het een onvolledig of onjuist weergegeven gesprek. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om dit niet voor het bewijs te gebruiken.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat er een gezamenlijk plan was om [slachtoffer] ter verantwoording te roepen en over te gaan tot het plegen van de geweldshandelingen.
Gelet op het gezamenlijke plan waarmee de verdachten [slachtoffer] naar de woning van [medeverdachte 2] hebben laten komen, de gezamenlijke aanwezigheid van de verdachten, de omstandigheid dat geen van de verdachten zich op enig moment van de activiteiten (van de anderen) heeft
gedistantieerd, en de handelingen die ieder van hen - in elk geval - heeft verricht, is naar het
oordeel van de rechtbank sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de vier verdachten, waarbij ieder van hen een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd als
hiervoor bedoeld.
De rechtbank verwerpt het verweer.
3.7.4
Conclusie
Op basis van de eerder genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met anderen [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht en opzettelijk deze [slachtoffer] wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd met zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] als gevolg.
3.8.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
2. subsidiair
hij op 4 januari 2023 te Leiden tezamen en in vereniging met anderen aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een verbrijzelde oogkas, een gebroken neus, een klaplong en gebroken ribben,
heefttoegebracht door [slachtoffer] te stompen in het gezicht, te stompen en te slaan en te schoppen tegen het lichaam;
3.
hij op 4 januari 2023 te Leiden tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
- [slachtoffer] door gebruik van dreigende taal naar een woning te lokken,
- hem te slaan en te stompen in het gezicht,
- [slachtoffer] vast te binden aan zijn enkels en polsen met tie-wraps,
- meermalen een zak over zijn hoofd te trekken,
- [slachtoffer] te schoppen tegen het lichaam en
- een taser op [slachtoffer] te gebruiken,
ten gevolge waarvan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (een gebroken oogkas, gebroken neus, klaplong en meerdere gebroken ribben) heeft bekomen;
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis van de officier van justitie te hoog is.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
In de late avond van 4 januari 2023 heeft [medeverdachte 2] de aangever naar zijn woning laten komen. Eenmaal in de woning aangekomen, is de aangever zwaar mishandeld door de verdachten. Pas toen hij thuis een som geld zou gaan halen, hebben de verdachten hem vrijgelaten. Hij moest zijn telefoon, portemonnee en auto achterlaten en kreeg een andere telefoon en een fiets mee. Zo hebben zij hem zwaar toegetakeld de straat op gestuurd. Aangever heeft vervolgens bebloed en wel hulp gevraagd aan een voorbijganger, die 112 belde.
In het ziekenhuis bleek dat de verwondingen van aangever zeer ernstig waren. Onder meer een gebroken oogkas, een gebroken neus, een klaplong en gebroken ribben maakten het noodzakelijk dat hij twee nachten in het ziekenhuis moest blijven. Naast het fysieke letsel, waarvan het letsel aan onder meer de ogen tot op de dag van vandaag voortduurt, heeft aangever ook psychisch een enorme klap gekregen. Hij ging ervan uit dat hij om het leven zou worden gebracht en heeft nadien de hulp van een psycholoog moeten inschakelen.
De aanleiding van dit alles was de misvatting van [medeverdachte 2] dat aangever verantwoordelijk zou zijn geweest voor het verdwijnen van de hennep uit zijn wietkwekerij in Delft.
De rechtbank neemt het de verdachte in het bijzonder kwalijk dat hij kennelijk zonder enige schroom is overgegaan tot het gebruiken van heftig geweld.
Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan zeer ernstige strafbare feiten.
Uit het strafblad van de verdachte blijkt dat hij in 2019 voor openlijke geweldpleging is veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf. Deze eerdere veroordeling moet naar het oordeel van de rechtbank tot strafverhoging leiden. In aanmerking genomen dat, zoals de aangever heeft verklaard, de verdachte zich in mindere mate aan de feitelijke geweldpleging heeft schuldig gemaakt, zal de rechtbank hem geen hogere straf opleggen dan de verdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 3] .
De rechtbank is van oordeel dat slechts een lange gevangenisstraf recht doet aan de ernst van de feiten. Niet alleen de omstandigheden – onder bedreiging weggelokt om te praten, in groepsverband, de gebruikte methodes, de doodsangst van de aangever - en het veroorzaakte ernstige letsel wegen hierbij zwaar mee, maar ook de gevoelens van onveiligheid die door dit soort geweld in de samenleving worden aangewakkerd.
De rechtbank zal alles afwegende aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van
24 maanden.
Zij legt hiermee een aanzienlijk lagere straf op dan door de officier van justitie is geëist. Dit heeft vooral te maken met het feit dat de eis van de officier van justitie voor een belangrijk deel is gebaseerd op de poging tot doodslag, waarvan de verdachte, evenals van de poging tot afpersing met geweld, wordt vrijgesproken.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 16.040,42, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 2.040,42 aan materiële schade en € 14.000,00 aan immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – gelet op de bepleite vrijspraak – verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade, is namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks materiële schade heeft geleden door de onder 2 subsidiair en 3 bewezenverklaarde feiten, ter grootte van het gevorderde bedrag.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij ook rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de bewezenverklaarde feiten. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op zijn vordering is aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat de geleden immateriële schade in elk geval een bedrag van € 5.000,00 beloopt.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 7.040,42, bestaande uit € 2.040,42 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 4 januari 2023, de pleegdatum van de feiten waarvan de schade het rechtstreeks gevolg is.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De verdachte zal voor de bewezenverklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 7.040,42, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 4 januari 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van
[slachtoffer] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
36f, 47, 55, 282 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en subsidiair en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.8 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 2 subsidiair en feit 3
de eendaadse samenloop van medeplegen van zware mishandeling en medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 7.040,42, bestaande uit een bedrag van € 2.040,42 aan materiële schade en een bedrag van € 5.000,00 aan immateriële schade, en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 4 januari 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
bepaalt dat als een van de mededaders de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 7.040,42, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 2.040,42 aan materiële schade en over een bedrag van € 5.000,00 aan immateriële schade, beide vanaf
4 januari 2023 en tot aan de dag dat deze bedragen zijn betaald, ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 70 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.P.M. Meskers, voorzitter,
mr. M. Diepenhorst, rechter,
mr. W.E.M. baron van Hövell tot Westerflier, rechter,
in tegenwoordigheid van R. van Ast-Natadiningrat, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 juli 2023.