In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft. Eiser was in beroep gegaan tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 17 juni 2023 was genomen, waarin hem de maatregel van bewaring werd opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt.
Tijdens de zitting op 3 juli 2023, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, heeft de rechtbank vastgesteld dat het terugkeerbesluit van 31 juli 2022, dat aan de maatregel van bewaring ten grondslag lag, was komen te vervallen door een aanzegging van 10 mei 2023. De rechtbank oordeelde dat de twee besluiten niet naast elkaar konden bestaan en dat het terugkeerbesluit niet was herleefd. Hierdoor was het bestreden besluit onrechtmatig en diende de maatregel van bewaring te worden opgeheven.
De rechtbank heeft eiser een schadevergoeding toegekend van € 1.800,- voor 18 dagen onrechtmatige vrijheidsontneming, en verweerder werd veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 4 juli 2023, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.