ECLI:NL:RBDHA:2023:9854
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beslissing over klacht en schadevergoeding in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juni 2023 uitspraak gedaan over een klacht die door verzoekster, geboren in 1993, was ingediend tegen de zorgaanbieder Parnassia en de zorgverantwoordelijke psychiater. De klacht betrof de toepassing van verplichte zorg, waaronder opname in een accommodatie en beperking van de bewegingsvrijheid, die volgens verzoekster onterecht was. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster op 28 februari 2023 een zorgmachtiging had gekregen, die geldig was tot 28 mei 2023. Verzoekster had op 10 maart 2023 een klacht ingediend bij de klachtencommissie, die deze op 24 maart 2023 ongegrond verklaarde. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het verzoek van verzoekster erkend, ondanks dat de termijn voor indiening van het verzoek op 6 mei 2023 was verstreken, omdat de schriftelijke uitwerking van de beslissing van de klachtencommissie pas op 6 april 2023 was verzonden.
De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of de toepassing van verplichte zorg gerechtvaardigd was. Hierbij is vastgesteld dat verzoekster leed aan een psychische stoornis, wat leidde tot ernstig nadeel. De rechtbank oordeelde dat de opname en beperking van de bewegingsvrijheid proportioneel en noodzakelijk waren om het ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank heeft ook de rol van de psychiater en de betrokkenheid van de moeder van verzoekster in de besluitvorming meegenomen. Uiteindelijk heeft de rechtbank de klacht van verzoekster op alle onderdelen ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat de klacht niet gegrond was.
De beschikking is gegeven door mr. J.C. van den Dries, rechter, en is uitgesproken ter openbare zitting. Tegen de beslissing staat het rechtsmiddel van cassatie open, en tegen de beslissing op het verzoek tot schadevergoeding staat het rechtsmiddel van hoger beroep open.