ECLI:NL:RBDHA:2023:9854

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juni 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
C/09/647562 / FA RK 23-3464
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over klacht en schadevergoeding in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juni 2023 uitspraak gedaan over een klacht die door verzoekster, geboren in 1993, was ingediend tegen de zorgaanbieder Parnassia en de zorgverantwoordelijke psychiater. De klacht betrof de toepassing van verplichte zorg, waaronder opname in een accommodatie en beperking van de bewegingsvrijheid, die volgens verzoekster onterecht was. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster op 28 februari 2023 een zorgmachtiging had gekregen, die geldig was tot 28 mei 2023. Verzoekster had op 10 maart 2023 een klacht ingediend bij de klachtencommissie, die deze op 24 maart 2023 ongegrond verklaarde. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het verzoek van verzoekster erkend, ondanks dat de termijn voor indiening van het verzoek op 6 mei 2023 was verstreken, omdat de schriftelijke uitwerking van de beslissing van de klachtencommissie pas op 6 april 2023 was verzonden.

De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of de toepassing van verplichte zorg gerechtvaardigd was. Hierbij is vastgesteld dat verzoekster leed aan een psychische stoornis, wat leidde tot ernstig nadeel. De rechtbank oordeelde dat de opname en beperking van de bewegingsvrijheid proportioneel en noodzakelijk waren om het ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank heeft ook de rol van de psychiater en de betrokkenheid van de moeder van verzoekster in de besluitvorming meegenomen. Uiteindelijk heeft de rechtbank de klacht van verzoekster op alle onderdelen ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat de klacht niet gegrond was.

De beschikking is gegeven door mr. J.C. van den Dries, rechter, en is uitgesproken ter openbare zitting. Tegen de beslissing staat het rechtsmiddel van cassatie open, en tegen de beslissing op het verzoek tot schadevergoeding staat het rechtsmiddel van hoger beroep open.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Enkelvoudige Kamer
Zaak-/rekestnummer: C/09/647562 / FA RK 23-3464
Datum beschikking: 15 juni 2023
Beslissing over klacht ex artikel 10:7 lid 1 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) Schadevergoeding ex artikel 10:11 Wvggz

Beschikking op het op 19 mei 2023 ingediende verzoekschrift van:

[naam1] ,

hierna te noemen: verzoekster;
geboren op [geboortedatum1] 1993 te [geboorteplaats1] ,
wonende te [woonplaats1] ,
advocaat: mr. D.Z. Peters te Rijswijk.
ter verkrijging van een beslissing over een klacht door verzoekster ingediend bij de klachtencommissie Patiënten, regio Haaglanden (hierna: de klachtencommissie) alsmede tot verzoek tot toekenning van een schadevergoeding.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
- de zorgaanbieder Parnassia;
- de zorgverantwoordelijke, de heer [psychiater1] .

Feiten en procesverloop

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het verzoekschrift met bijlagen.
Aan verzoekster werd door de zorgaanbieder verplichte zorg verleend krachtens een door deze rechtbank verleende zorgmachtiging van 28 februari 2023 geldend uiterlijk tot en met 28 mei 2023.
Verzoekster heeft bij brief van 10 maart 2023 bij de klachtencommissie een klacht ingediend tegen de toepassing van het opnemen in een accommodatie en het beperken van de bewegingsvrijheid als vormen van verplichte zorg. Verzoekster heeft tevens verzocht om op grond van artikel 10:5, eerste lid, Wvggz de beslissing om de verplichte zorg te verlenen te schorsen.
De klachtencommissie heeft op 14 maart 2023 het schorsingsverzoek afgewezen. Vervolgens heeft de klachtencommissie de klacht op 24 maart 2023 ongegrond verklaard. Deze beslissing heeft de klachtencommissie op 24 maart 2023 aan verzoekster mondeling meegedeeld en op schrift op 6 april 2023 aan verzoekster toegezonden.
Verzoekster heeft bij verzoekschrift verzocht de door haar ingediende klacht alsnog gegrond te verklaren.
Op 2 juni 2023 is het verzoekschrift ter zitting van deze rechtbank behandeld. Daarbij zijn gehoord:
- verzoekster, bijgestaan door haar advocaat;
- de psychiater, de heer [psychiater2] ;
- de moeder van verzoekster, mevrouw [naam2] .

Verzoek en verweer

Verzoekster heeft verzocht de klacht gegrond te verklaren en een schadevergoeding toe te kennen voor iedere dag dat zij in de accommodatie heeft verbleven en haar bewegingsvrijheid is beperkt. Zij heeft hiertoe – kort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
Het verzoek is ontvankelijk, nu de verzenddatum van de beschikking van de klachtencommissie te worden aangehouden voor wat betreft de indieningstermijn.
Inhoudelijk stelt verzoekster zich op het standpunt dat er ten onrechte gedwongen zorg is verleend, waaronder in het bijzonder de opname in een accommodatie en beperking van bewegingsvrijheid. Deze zorg voldeed niet aan de vereisten van proportionaliteit, subsidiariteit en effectiviteit. De opname maakte verzoekster enkel onrustiger, terwijl zij medicatie ontving. Het katatone toestandsbeeld was ten tijde van de mondelinge behandeling van de zorgmachtiging al niet meer aan de orde door medicatie. Dit kon dan ook geen grondslag vormen voor voortduring van de opname en beperking van haar bewegingsvrijheid. Een opname kan niet worden voortgezet in afwachting van het organiseren van de ambulante zorg, die eerder dan per 5 april 2023 had moeten worden verleend.
Voorts stelt verzoekster dat een aantal elementen in het beslissing ex. artikel 8:9 Wvggz ontbreken. Het beslissing is pas later genomen dan dat de verplichte zorg is verleend, waarmee aan verzoekster juridisch verweer tegen dit beslissing is ontzegd.
Ten slotte betwist verzoekster de wilsonbekwaamheid. Aan dit oordeel ligt geen gedegen onderzoek of toelichting ten grondslag. Bovendien had in dat geval het traject van het mentorschap in gang moeten zijn gezet.
Als gevolg van het nadeel in de vorm van de traumatische ervaring en emotionele schade die de opname, insluiting en overplaatsingen met zich mee hebben gebracht, dient een schadevergoeding voor een bedrag van €80,00 euro per dag te worden toegekend voor de 36 dagen dat zij (ten onrechte) in de accommodatie heeft verbleven en voor haar bewegingsvrijheid (ten onrechte) is beperkt.
De psychiater heeft ter zitting als volgt verklaard. Verzoekster is op dit moment niet meer in zorg bij het wijkteam, deze zorg is niet tot stand gekomen en dus afgesloten.
Overplaatsing van verzoekster naar het KCAP was nodig voor het kunnen opschalen van de zorg nadat verzoekster bedreigend is geweest richting haar behandelaar en haar toestandsbeeld nog niet was verbeterd. Plaatsing op het KCAP was op dat moment noodzakelijk. Bij aanvang van de opname was al sprake van een traumatisch beeld bij verzoekster. Na overplaatsing was het vanwege het recente incident en haar toestandsbeeld niet direct mogelijk om verzoekster vrijheden te verlenen. De vrijheden zijn op een later moment opgebouwd, waarbij zij eenmaal met een forse verslechtering van het toestandsbeeld is teruggebracht.
Het overhandigen van de schriftelijke beslissing tot aanzegging van verplichte zorg binnen een termijn van vier werkdagen is acceptabel. De beslissing is haar na de overplaatsing en na onderzoek door de psychiater mondeling medegedeeld en uitgelegd.
Ten slotte merkt de psychiater op dat verzoekster op het moment van de opname wilsonbekwaam was. Het aanvragen van mentorschap duurt maanden en de moeder van verzoekster werd gezien als een goede vertegenwoordiger. Het is dan niet doelmatig om een mentor aan te vragen.
De moeder van verzoekster heeft ter zitting naar voren gebracht dat er tijdens de opname niet voldoende rekening is gehouden met de persoonlijkheid en achtergrond van verzoekster. De moeder heeft geprobeerd hier aandacht voor te vragen, maar zij voelt zich niet serieus genomen. Zij had verwacht dat haar dochter slechts ongeveer een week opgenomen zou zijn, toen zij haar naar de accommodatie bracht.

Beoordeling

Ontvankelijkheid
De wetgever heeft met de klachtenregeling in hoofdstuk 10 van de Wvggz een laagdrempelige en toegankelijke procedure beoogd waarbij zo min mogelijk drempels worden opgeworpen voor een verzoeker om klachten door een onafhankelijke commissie – en eventueel in navolging daarvan door de rechtbank – te laten beoordelen. Hoewel de beslissing van de klachtencommissie op 24 maart 2023 mondeling is meegedeeld aan partijen, waarmee de termijn van het indienen van het verzoek op grond van artikel 10:7, tweede lid, Wvggz zou zijn geëxpireerd op 6 mei 2023, is de schriftelijke uitwerking van deze beslissing pas twee weken later, op 6 april 2023, aan partijen verstuurd. De schriftelijke uitwerking van de beslissing met daarin de gemotiveerde onderbouwing van de klachtencommissie kan naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor verzoekster en diens advocaat om te kunnen beoordelen of verzoekster al dan niet een verzoekschrift wenst in te dienen bij de rechtbank ter verkrijging van een beslissing over de klacht. De rechtbank verklaart de verzoekster onder deze omstandigheden dan ook ontvankelijk in haar verzoek tot verkrijging van een beslissing over haar klacht.
Toepassen van verplichte zorg
Voor het toepassen van verplichte zorg moet sprake zijn van ernstig nadeel dat wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis. De rechtbank stelt vast, mede gelet op de beschikking van 28 februari 2023 waarbij een zorgmachtiging is verleend, dat bij verzoekster sprake is van een psychische stoornis, te weten een psychotische stoornis met katatonie, een depressieve stemmingsstoornis en een middelgerelateerde en verslavingsstoornis. De rechtbank stelt ook vast dat de psychische stoornis van verzoekster leidde tot ernstig nadeel.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting op 2 juni 2023 naar voren is gebracht, volgt dat de toepassing van verplichte zorg in de vormen van het opnemen in een accommodatie en het beperken van de bewegingsvrijheid proportioneel en noodzakelijk zijn geweest ter afwending van het ernstig nadeel.
Niet is gebleken dat er minder bezwarende alternatieven zijn.
Opname van verzoekster is vanwege de ernst van haar psychotische en katatone toestandsbeeld onafwendbaar geweest ter voorkoming en afwending van het ernstig nadeel. Vervolgens is nog overplaatsing naar een meer beveiligde afdeling, te weten het KCAP, noodzakelijk geweest vanwege verschillende (agressie) incidenten.
Verzoekster is na overplaatsing naar het KCAP op 23 februari en op 24 februari 2023 beoordeeld door de zorgverantwoordelijke psychiater [psychiater1] van KCAP, die verzoekster persoonlijk heeft onderzocht. De psychiater heeft hierover op zitting verklaard en dit is niet weersproken.
Op het KCAP is het veiligheidsniveau hoger, dit was nodig gebleken vanwege de agressie en het wegloopgevaar van verzoekster. Behandeling was nog steeds noodzakelijk volgens de psychiater nu er nog geen verbetering in het toestandsbeeld, zoals bij opname, zichtbaar was. Daarbij is op 28 februari 2023 de mogelijkheid tot het kunnen verlenen van verplichte zorg op grond van het toestandsbeeld op dat moment nog geaccordeerd door de rechtbank bij het verlenen van een zorgmachtiging. De rechtbank is daarbij van oordeel dat de beslissing van de psychiater om de opname voort te zetten, mede om reden de ambulante hulpverlening goed te kunnen organiseren, niet onbegrijpelijk en ook doelmatig om een heropname binnen korte tijd zoveel mogelijk te voorkomen.
Voorts zijn de (voortzetting van de) opname en het beperken van de bewegingsvrijheid doelmatig, evenredig en naar verwachting effectief gebleken.
Verzoekster is inmiddels met ontslag.
Ook het toepassen van het beperken van de bewegingsvrijheid met betrekking tot het al dan niet toekennen van verlofmomenten is geen onterechte toepassing van verplichte zorg geweest. Verzoekster verbleef op de gesloten afdeling van het KCAP omdat zij smokkelde met haar medicatie en op 7 maart 2023 in verwarde toestand is teruggekomen van verlof. Daarnaast wilde zij tijdens verlof niet terugkeren naar het KCAP, waarbij zij door politie is teruggebracht. Op 9 maart 2023 wilden de ouders van verzoekster haar om die reden ook niet mee nemen op verlof. Tegelijkertijd zijn de vrijheden opgebouwd naar geleide van het – wisselende – toestandsbeeld. Elke werkdag werd dit in het behandelteam besproken en geëvalueerd.
Beslissing tot verlenen van verplichte zorg
Op donderdag 23 februari 2023 heeft de psychiater na persoonlijk onderzoek van verzoekster mondeling de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg genomen en verzoekster medegedeeld. De schriftelijke vastlegging van die beslissing, zoals vermeld in artikel 8:9 Wvggz, is op dinsdag 28 februari 2023 aan verzoekster schriftelijk uitgereikt, waarbij er een schriftelijke onderbouwing van de beslissing gegeven is. Dit is naar het oordeel van de rechtbank voldoende tijdig geweest. De wet benoemt geen termijn voor de uitreiking hiervan en slechts enkele werkdagen later kan niet als verwijtbaar verzuim worden aangemerkt. Daarbij merkt de rechtbank uitdrukkelijk op dat, zoals ook ter zitting door de psychiater is geschetst, de wet in haar huidige vorm een zware belasting geeft voor wat betreft het op schrift stellen van diverse beslissingen en handelingen. De psychiater noemde het getal van gemiddeld twintig beslissingen per dag, alleen voor hemzelf op deze afdeling, alsmede dat een speciaal voor deze wettelijke taak aangestelde werknemer wekelijks het proces bewaakt. In dat licht bezien is vier werkdagen voldoende tijdig.
Wilsonbekwaamheid
De psychiater heeft in zijn beslissing tot het verlenen van verplichte zorg gemotiveerd onderbouwd dat verzoekster op dat moment wilsonbekwaam was. Naar het oordeel van de rechtbank is dit oordeel voldoende onderbouwd. Daarbij is vermeld dat er als gevolg van de wilsonbekwaamheid van verzoekster overleg is gevoerd met de vertegenwoordiger van verzoekster, te weten de moeder. Dit is overeenkomstig met het bepaalde in artikel 1:5 Wvggz. Daarbij merkt de rechtbank op dat, zoals ook de klachtencommissie in haar beslissing heeft benoemd, op grond van artikel 1:3, vierde lid, Wvggz pas een verzoek tot mentorschap dient te worden ingediend bij wilsonbekwaamheid zodra er geen vertegenwoordiger optreedt. Op grond van het derde lid onder sub b van dit artikel kan de moeder van verzoekster in die hoedanigheid optreden en zij heeft deze rol als zodanig ook op zich genomen. Ter zitting is gebleken dat de moeder zeer betrokken was en is bij haar dochter.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de klacht van verzoekster op alle onderdelen ongegrond moet worden verklaard.
Toekennen schadevergoeding ex. artikel 10:11 Wvggz
Gelet op het feit dat de rechtbank niet komt tot een gegrondverklaring van de klacht zal de rechtbank het verzoek tot toekenning van een schadevergoeding afwijzen.

Beslissing:

De rechtbank:
verklaart de klacht ongegrond;
wijst af het verzoek tot toekenning van een schadevergoeding.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C. van den Dries, rechter, bijgestaan door K.S. Versteegen als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 15 juni 2023.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 23 juni 2023.
Tegen de beslissing op de klacht staat het rechtsmiddel van cassatie open.
Tegen de beslissing op het verzoek tot toekenning van schadevergoeding staat het rechtsmiddel van hoger beroep open.